De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 4 januari pagina 11

4 januari 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 393 BC AM"SP'E.RD&&M*Pl, WEEKBLAD WO* fcEB Ml L A<N<0. ladies, maar niet zoo beminnenswaardig, als ik wel wenschte. JIfc zal zoo vrij zijn, mijne handschoenen uit te trekken, het is hier waarlijk eene tropische hitte, vindt u niet?" Ofschoon Helena zich tegenover haren man volkomen den schijn gaf van geheel gerustgesteld te zijn, was dit toch zoo niet. Zij vermeed gedarig naar het tooneel te zien en luisterde vol aan dacht naar het gepraat van Frank, die steeds bij de hand was om zich aangenaam voor te doen. De opmerkzaamheid der jonge vrouw, die Frank aan zgn talent van spreken toeschreef, bracht dezen zoo in verrukking, dat h\j alles verhaalde, wat hij ooit beleefd, gezien of gehoord had. : >Ik ben een groot tooneelvriend," zeide hij, na een langen !omhaal van woorden, weer op do voorstelling terugkomende. »lk ben met alle tooneelspelers nauwkeurig bekend, men heeft mij 'zelfs het voorrecht verschaft, achter de coulissen te mogen komen. Dat moest u zien,, Mrs. Willis! Als u er plezier in hebt, zal ik er u eens brengen. U zult u verwonderen, niets dan linnen en bordpapier te zien, daarbij erg gehavend en hier en daar met eene groote plak verf bedekt zoo iets zien wij toeschouwers voor een bosch of een paleis aan; het is niets dan zuivere ver beelding! Die het tooneelleven zoo kent als ik, die maakt zich geene illusien meer." ' . Helena moest onwillekeurig lachen. s Waarlijk? Nu, ik voor mij wensen mijne illusien te bewaren." s Natuurlijk, de verbeelding is voor de dames, Mevrouw Willis! ij mannen daarentegen houden van de onbewimpelde waarheid. Wat bij voorbeeld de tooneelspelers betreft, zij sleepen ons somtijds door hunne kunst mede, maar in het leven, in 't leven, ik zeg u, Mevrouw, is het zuivere ellende. Zoo verheven als zij kunnen spreken ? natuurlijk, wat hun de dichter voorschrijft zoo gewoon en allerdaagsch zijn zij iu de werkelijkheid." »En staat u geene uitzonderingen toe, Mr. Hartmann?1' »0 jawel, zooals u wilt, Mrs. Willis! zeker, er zijn uitzonde ringen," stotterde Frank, door Uelcna's blik een weinig van streek gebracht, »maar zelden, zér zelden. Daar hebt u bijvoor beeld dien Brandes. Een roemrijk kunstenaar, niet waar? Als mensch daarentegen nu, ik ken hem goed, heb meer dan een maal zijn whisky betaald. Men moet zoo iets wel is waar niet navertellen, maar het is toch waar hij drinkt sterk, men kon bijna zeggen hm u verstaat me wel waarde Mevrouw! liet whiskyglas staat in da kleedkamer op zijne plaats naast hem, en hij drinkt dat goed in de tusschen-bednjven onvermengd. Akelig, nietwaar'? Dat is nog het ergste niet. U moet ook eens 3e tooneolspeelsters kennen, die . »Och, mijnheer Uartmann! Zouden we niet eens naar het tooneel zien, de bel gaat weder," viel Helena hem vlug in de rede, vreezende, dat de goede jongen zich in het vuur zijner rede bedenkelijke, ongepaste gezegden zou laten ontvallen. T>Zoo'als u wilt, Mevrouw," nu komt juist het allermooiste. Schrik maar niet, er wordt geschoten." liet scherm ging op, en het tooneel vertoonde de woudkloof. Helena kon hare oogen er niet van afwenden en dwong ze, de handeling te volgen. Het tooneel was donker, slechts nu en dan door een bliksemstraal verlicht; het rollen van den donder, wiens ?blikken oorsprong Helena nog zoo juist kende, deed haar denken aan een naderend onheil. Brandes kwam woedend op, met verward haar, woeste gelaats trekken, als een wild dier, dat, door zijne vervolgers in eene engte gedreven, in vertwijfeling pogingen aanwendt om zich te verdedigen. Heiena's hart klopte hevig, juist als vóór zes jaren, toen z'ij als arme tooaeelspeelster achter de coulissen stond. Daar hief Brandes het geweer omhoog en zijn blik viel op de prosceniumsloge tegenover hem, en geen tien schreden van hem verwijderd. Zijne oogen vergrootten zich, alsof hij een geest zag. Ontsteltenis sprak uit zijne trekken, sidderend bracht hij zijne handen aan het hoofd en kletterend viel het geweer op den grond. Daverend gejuich weergalmde door de zaal en beloonde deze vermeende nieuwe vinding des spelers. Nog altijd stond Brandes als verlamd, naar de loge ziende. Toen raapte hij plotseling het geweer op, schoot het af op den op de brug staanden tooneelspeler en slingerde het ver van zich <af, als ware het gloeiend ijzer. . «Moordenaar! Moordenaar! Haha!" schreeuwde hij met schelle 'fitem en nam de vlucht. Het donderend bravo-geroep der opgewondene menigte dreunde hem achterna. Helena was opgesprongen bleek als een lijk. »Hij is het toch!" riep zij, en zonk daarna bewusteloos in de «rmen. van haren echtgenoot, terwyi het_gub|iek den speler steeds luider toejuichte. Helena werd door Herbert met behulp van Frank vlug uit den schouwburg naar het rijtuig gebracht. Vóórdat Herbert inklom, vatte hij de hand van zijnen vriend. »Frank, ge zwijgt over het voorval van hedenavond, ik kan me op je verlaten?' »Als op je zelven, rijdt rustig door. Als je het permitteert, kom ik morgen eens aan om te hooren, hoe het met je vrouw gaat." »Dank je, Frank! koetsier, snel!" Herbert sprong vlug in het rijtuig, dat spoedig uit het gezicht verdwenen was. Langen tijd 'stond Frank, met de handen in de zakken, het rijtuig na ta staren. »Vreemd, zeer vreemd," mompelde hij, tervvijl hij zijn sigarettenkokertje uit zija zak haalde, stusschen Herbert's vrouw en dezen Brandes moet noodzakelijk een geheim bestaan." Hij stak een sïgarelte aan en wandelde eonïge malen voor het gebouw van den schouwburg op en neer. »Maar waarom zal ik mij ook het hoofd er over breken!1' zeide Iiij bij zich zelven, »Frank, mijn jongen, overleg liever, wat je nu met dien verstoorden avond moet aanvangen. In het theater terug neen! Daarvan heb ik voor vandaag genoeg. Zou ik misschien " Hij werd in zijne overpeinzing gestoord. Eon man, dicht in een wijden mantol gehuld, den hoed diep in het gezicht gedrukt, kwam de trap van den schouwburg af en wilde hem voorbij gaan. Beiden bleven te gelijker tijd staan. »Brandes!" riep Frank verrast. De aangeroopenc kwam naderbij en keek met zijne doordrin gende oogen den spreker recht in 't aangezicht, Mr. Hartmann, als ik mij niet vergis, of verbeeld ik het mij? Ik verbeeld mij heden zoo » el en ben niet zeker van mijne eigene zinnen!" Hij lachte heesch. Frank beschouwde den tooaeelspeler met een gevoel van. spijt en tegelijk van minachting. Hij zag er erg vervallen uit. Om de eenigszins saamgetrokkene mondhoeken lagen diepe plooien, de ingezonkenc wangen deden de kaken des te sterker uitkomen. Alleen de oogon, die diep in hunne kassen lagen, getuigden van een ongowoou vuur. ?>> U zijt in de laatste dagen wel erg veranderd," zeide Frank onwillekeurig'. »Vindt u'/" vroeg Brandes hoonend. »Een wonder, dat u dat opgemerkt hebt! Alleen maar veranderd'? Ik ben nauwelijks nog mijn eigen schaduw. Kom, laat ons in de dichtstbijzijnde brandyLar gaan, ik moet een glas whisky hebben of ik val neer." De tooneekpeler bracht ongegeneerd zijnen arm in dien van Frank en trok hem met zich voort. » Hoe komt het, dat ik u nu reeds verkleed zie, de voorstelling is toch nog niet afgeloopen?" »Dat is niets. Ik sterf reeds in de voorlaatste akte, tengevolge van een beroerte. De gewetenswroeging brengt mij toch om, man! Haha, de gewetenswroeging is dat niet belachelijk? Daarvan sterft niemand op zijn hoogst wordt hij een dronkaard! Wie weet dat beter dan ik-?haha, waarde vriend! hebt gij dan ver gelen, dat ik een moordenaar ben?" Hij bleef stuaa, schudde krampachtig den arrn van zijnen be geleider en keek hem wild in 't gelaat. Het werd den jongen man onaangenaam te moede in het gezelschap van den vreemden gast, wiens afgebroken gezegden en koortsachtige bewegingen den in druk teweegbrachten, als had hij met een waanzinnige Ie doen. ?» h, ja, ik weet, dat u in het stuk uwen zoon dood schiet," zeide Frank, zich van Brandes arm bevrijdende. »Maar waarom knijpt u mij zoo in den arm?" »Deed ik dat? Neem het mij niet kwalijk ik had niet ge dacht, dat de arm van zoo een ellendig, zwak schepsel als ik ben,, u zou kunnen pijn doen, waarlijk komiek!" »Hier zijn wij bij een brandy-bar, Mr. Brandes, u schijnt werkelijk aangedaan.' »Schijnt u dat? Alles is schijn, man! wie kent dat beter dan een tooneelspeler, en waar ligt do waarheid? vraagt men rïch toch eiken dag te vergeefs." Brandes ging naar het buffet en dronk staande een waterglas vol sterken brandewijn uit. »Ah, dat doet goed." Hij richtte zich hooger op, en zijn stem werd vaster. »Eer ik het vergeet, wat ik u nog wilde vragen ik had heden avond namelijk een vreemd visioen wie was toch die dame, die in de prosceniums-loge naast a zat?" Frank zag hem wantrouwend van ter ziide aan en wist "niet of hu antwoorden zou of.piet*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl