Historisch Archief 1877-1940
No. 393
BC AM"SP'E.RD&&M*Pl, WEEKBLAD WO* fcEB Ml L A<N<0.
ladies, maar niet zoo beminnenswaardig, als ik wel wenschte.
JIfc zal zoo vrij zijn, mijne handschoenen uit te trekken, het is
hier waarlijk eene tropische hitte, vindt u niet?"
Ofschoon Helena zich tegenover haren man volkomen den schijn
gaf van geheel gerustgesteld te zijn, was dit toch zoo niet. Zij
vermeed gedarig naar het tooneel te zien en luisterde vol aan
dacht naar het gepraat van Frank, die steeds bij de hand was
om zich aangenaam voor te doen. De opmerkzaamheid der jonge
vrouw, die Frank aan zgn talent van spreken toeschreef, bracht
dezen zoo in verrukking, dat h\j alles verhaalde, wat hij ooit
beleefd, gezien of gehoord had.
: >Ik ben een groot tooneelvriend," zeide hij, na een langen
!omhaal van woorden, weer op do voorstelling terugkomende. »lk
ben met alle tooneelspelers nauwkeurig bekend, men heeft mij
'zelfs het voorrecht verschaft, achter de coulissen te mogen komen.
Dat moest u zien,, Mrs. Willis! Als u er plezier in hebt, zal ik
er u eens brengen. U zult u verwonderen, niets dan linnen en
bordpapier te zien, daarbij erg gehavend en hier en daar met
eene groote plak verf bedekt zoo iets zien wij toeschouwers
voor een bosch of een paleis aan; het is niets dan zuivere ver
beelding! Die het tooneelleven zoo kent als ik, die maakt zich
geene illusien meer." '
. Helena moest onwillekeurig lachen.
s Waarlijk? Nu, ik voor mij wensen mijne illusien te bewaren."
s Natuurlijk, de verbeelding is voor de dames, Mevrouw Willis!
ij mannen daarentegen houden van de onbewimpelde waarheid.
Wat bij voorbeeld de tooneelspelers betreft, zij sleepen ons somtijds
door hunne kunst mede, maar in het leven, in 't leven, ik zeg
u, Mevrouw, is het zuivere ellende. Zoo verheven als zij kunnen
spreken ? natuurlijk, wat hun de dichter voorschrijft zoo
gewoon en allerdaagsch zijn zij iu de werkelijkheid."
»En staat u geene uitzonderingen toe, Mr. Hartmann?1'
»0 jawel, zooals u wilt, Mrs. Willis! zeker, er zijn uitzonde
ringen," stotterde Frank, door Uelcna's blik een weinig van
streek gebracht, »maar zelden, zér zelden. Daar hebt u bijvoor
beeld dien Brandes. Een roemrijk kunstenaar, niet waar? Als
mensch daarentegen nu, ik ken hem goed, heb meer dan een
maal zijn whisky betaald. Men moet zoo iets wel is waar niet
navertellen, maar het is toch waar hij drinkt sterk, men kon
bijna zeggen hm u verstaat me wel waarde Mevrouw!
liet whiskyglas staat in da kleedkamer op zijne plaats naast hem,
en hij drinkt dat goed in de tusschen-bednjven onvermengd.
Akelig, nietwaar'? Dat is nog het ergste niet. U moet ook eens
3e tooneolspeelsters kennen, die
. »Och, mijnheer Uartmann! Zouden we niet eens naar het
tooneel zien, de bel gaat weder," viel Helena hem vlug in de
rede, vreezende, dat de goede jongen zich in het vuur zijner
rede bedenkelijke, ongepaste gezegden zou laten ontvallen.
T>Zoo'als u wilt, Mevrouw," nu komt juist het allermooiste.
Schrik maar niet, er wordt geschoten."
liet scherm ging op, en het tooneel vertoonde de woudkloof.
Helena kon hare oogen er niet van afwenden en dwong ze, de
handeling te volgen. Het tooneel was donker, slechts nu en dan
door een bliksemstraal verlicht; het rollen van den donder, wiens
?blikken oorsprong Helena nog zoo juist kende, deed haar denken
aan een naderend onheil.
Brandes kwam woedend op, met verward haar, woeste gelaats
trekken, als een wild dier, dat, door zijne vervolgers in eene
engte gedreven, in vertwijfeling pogingen aanwendt om zich te
verdedigen. Heiena's hart klopte hevig, juist als vóór zes jaren,
toen z'ij als arme tooaeelspeelster achter de coulissen stond.
Daar hief Brandes het geweer omhoog en zijn blik viel op de
prosceniumsloge tegenover hem, en geen tien schreden van hem
verwijderd. Zijne oogen vergrootten zich, alsof hij een geest zag.
Ontsteltenis sprak uit zijne trekken, sidderend bracht hij zijne
handen aan het hoofd en kletterend viel het geweer op den
grond.
Daverend gejuich weergalmde door de zaal en beloonde deze
vermeende nieuwe vinding des spelers.
Nog altijd stond Brandes als verlamd, naar de loge ziende.
Toen raapte hij plotseling het geweer op, schoot het af op den
op de brug staanden tooneelspeler en slingerde het ver van zich
<af, als ware het gloeiend ijzer.
. «Moordenaar! Moordenaar! Haha!" schreeuwde hij met schelle
'fitem en nam de vlucht. Het donderend bravo-geroep der
opgewondene menigte dreunde hem achterna.
Helena was opgesprongen bleek als een lijk.
»Hij is het toch!" riep zij, en zonk daarna bewusteloos in de
«rmen. van haren echtgenoot, terwyi het_gub|iek den speler steeds
luider toejuichte.
Helena werd door Herbert met behulp van Frank vlug uit den
schouwburg naar het rijtuig gebracht. Vóórdat Herbert inklom,
vatte hij de hand van zijnen vriend.
»Frank, ge zwijgt over het voorval van hedenavond, ik kan
me op je verlaten?'
»Als op je zelven, rijdt rustig door. Als je het permitteert,
kom ik morgen eens aan om te hooren, hoe het met je vrouw
gaat."
»Dank je, Frank! koetsier, snel!" Herbert sprong vlug in
het rijtuig, dat spoedig uit het gezicht verdwenen was.
Langen tijd 'stond Frank, met de handen in de zakken, het
rijtuig na ta staren.
»Vreemd, zeer vreemd," mompelde hij, tervvijl hij zijn
sigarettenkokertje uit zija zak haalde, stusschen Herbert's vrouw en dezen
Brandes moet noodzakelijk een geheim bestaan." Hij stak een
sïgarelte aan en wandelde eonïge malen voor het gebouw van
den schouwburg op en neer.
»Maar waarom zal ik mij ook het hoofd er over breken!1' zeide
Iiij bij zich zelven, »Frank, mijn jongen, overleg liever, wat je
nu met dien verstoorden avond moet aanvangen. In het theater
terug neen! Daarvan heb ik voor vandaag genoeg. Zou ik
misschien "
Hij werd in zijne overpeinzing gestoord. Eon man, dicht in
een wijden mantol gehuld, den hoed diep in het gezicht gedrukt,
kwam de trap van den schouwburg af en wilde hem voorbij
gaan. Beiden bleven te gelijker tijd staan.
»Brandes!" riep Frank verrast.
De aangeroopenc kwam naderbij en keek met zijne doordrin
gende oogen den spreker recht in 't aangezicht,
Mr. Hartmann, als ik mij niet vergis, of verbeeld ik het mij?
Ik verbeeld mij heden zoo » el en ben niet zeker van mijne
eigene zinnen!" Hij lachte heesch.
Frank beschouwde den tooaeelspeler met een gevoel van. spijt
en tegelijk van minachting. Hij zag er erg vervallen uit. Om de
eenigszins saamgetrokkene mondhoeken lagen diepe plooien, de
ingezonkenc wangen deden de kaken des te sterker uitkomen.
Alleen de oogon, die diep in hunne kassen lagen, getuigden van
een ongowoou vuur.
?>> U zijt in de laatste dagen wel erg veranderd," zeide Frank
onwillekeurig'.
»Vindt u'/" vroeg Brandes hoonend. »Een wonder, dat u dat
opgemerkt hebt! Alleen maar veranderd'? Ik ben nauwelijks nog
mijn eigen schaduw. Kom, laat ons in de dichtstbijzijnde
brandyLar gaan, ik moet een glas whisky hebben of ik val neer." De
tooneekpeler bracht ongegeneerd zijnen arm in dien van Frank
en trok hem met zich voort.
» Hoe komt het, dat ik u nu reeds verkleed zie, de voorstelling
is toch nog niet afgeloopen?"
»Dat is niets. Ik sterf reeds in de voorlaatste akte, tengevolge
van een beroerte. De gewetenswroeging brengt mij toch om, man!
Haha, de gewetenswroeging is dat niet belachelijk? Daarvan
sterft niemand op zijn hoogst wordt hij een dronkaard! Wie
weet dat beter dan ik-?haha, waarde vriend! hebt gij dan ver
gelen, dat ik een moordenaar ben?"
Hij bleef stuaa, schudde krampachtig den arrn van zijnen be
geleider en keek hem wild in 't gelaat. Het werd den jongen man
onaangenaam te moede in het gezelschap van den vreemden gast,
wiens afgebroken gezegden en koortsachtige bewegingen den in
druk teweegbrachten, als had hij met een waanzinnige Ie doen.
?» h, ja, ik weet, dat u in het stuk uwen zoon dood schiet,"
zeide Frank, zich van Brandes arm bevrijdende. »Maar waarom
knijpt u mij zoo in den arm?"
»Deed ik dat? Neem het mij niet kwalijk ik had niet ge
dacht, dat de arm van zoo een ellendig, zwak schepsel als ik ben,,
u zou kunnen pijn doen, waarlijk komiek!"
»Hier zijn wij bij een brandy-bar, Mr. Brandes, u schijnt
werkelijk aangedaan.'
»Schijnt u dat? Alles is schijn, man! wie kent dat beter dan
een tooneelspeler, en waar ligt do waarheid? vraagt men rïch
toch eiken dag te vergeefs."
Brandes ging naar het buffet en dronk staande een waterglas
vol sterken brandewijn uit.
»Ah, dat doet goed." Hij richtte zich hooger op, en zijn stem
werd vaster. »Eer ik het vergeet, wat ik u nog wilde vragen
ik had heden avond namelijk een vreemd visioen wie was
toch die dame, die in de prosceniums-loge naast a zat?"
Frank zag hem wantrouwend van ter ziide aan en wist "niet
of hu antwoorden zou of.piet*