De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 11 januari pagina 11

11 januari 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No,394 ? Alfl grondslag eener deugdelijke regeling onzer strijdkrachten vestigen rg bier kortelings de aandacht op de regeling, zooals die door ons ia tastgesteld in de beide artikelen, getiteld: Een blik in detoekomst oneer tvencle strffdkrajhten (aie weekblad van 3 en 10 Augustus j.l.) . Die regeling omvat in hoofdzaak, in aansluiting met de heerschende (enkbeelden van de voornaamste deskundigen in het leger: de indeeling >nzer strijdkrachten in een veldleger met reserve en een bezettingsleger net reserve. Het veldleger bestaat uit 36 bataljons infanterie, 3 regimenten cavalerie, 13 batterijen veldartillerie, 2 batterijen rijdende artillerie en 3 compageën veld-genietroepen, te zameu ruim 41.000 man, (wanneer men niet 5, naar 6 lichtingen van 10.100 man, heeft benevens een reserve van ca. $5.000 man, bestaande uit die schutters van 26 tot 82 jaar, die in het leger gediend hebben. Kaast deze macht kan zonder eemg bezwaar een bezettingsleger gevormd worden van 9 bataljons infanterie, 40 compagnieën vesüngartilleri», benevens 3 compagnieën vesting g< nietroepen, tsr gezamenlijke sterkte van 18.000 aan, en een reserve eveneens van de schutters van 26 to* 32 jaar, die in het leger hebben gediend. Pe totab macht, die aldus zonder verhocging ran hot oorlogsbudget onder da wapans kan worden gebracht, bedraagt rolgens bovengestelde cijfers ruim 59,000 man aan veld- en bezettingsleger in een geoefende reserve van 50.000 man. Aangezien het echter van het hoogste belang is, dat vooral kleire Staten beschikken kunnen over een zeer groote reserve, bohoort in oor logstijd door het legerbestuur ook do hand pelesjd te kunnen worden op >lle physiek geschikte jongelingen en mannen van 18 jaar tot op een leef tijd byv. van 32 jaar, bij de wet te regelen. Van deze elementen moet Dp de beste wyze worden gebruikt gemaakt, niet door hun allen een ge ureer op schouder te geven, maar door ze gedeeltelijk te bezigen voor de hulpdiensten, geneeskunde, telegraphie, voor liet vervoer vin troepen per spoor, voor bewaking der dijken en vooral der inundatiën, het op ruimen van hindernissen, het aanleggen van v*ldwerken, etc. Zoo moeten ook de bestaande scherpschntters-vereenigingen thans ten jetale van 99) hetzij als individu of als korps, onmiddellijk ingelijfd kunnen worden, voor zoo verre de leden niet ouder zijn dan de meer rermclde leeftijd van 32 jaar. Pan zal men niet meer zien, zooals in 70 gebeurde, dat van de 5327 mannen en 444 jongelingen, zich slechts 611 mannen en 66 jongelingen beschikbaar stelden. Die vereenigingen moeten bovendien worden uitgebreid, door de oefening in d en wapenhandel lis verplicht leervak in te voeren aan de Gymnasia en Hoogere Burgerjcholen voor jongelingen van 16?2* jaar, Nog is een gewichtige wijziging in ons krijgswezen noodzakelijk, onge twijfeld de allcrgewicutigste van allen, n. 1. de persoonlijke dienstplicht. Dit verheven beginsel der moderne volkslegers, onvermijdelijk van mili tair standpunt, hoogst aanbevelenswaardig uit financieel, maatschappelijk, staatkundig en paedagogisch oogpunt, moet aan de reser. e het kader, aan het leger het aanvullingskader verschaffen. Om dit beginsel echte" te doen zegevieren, zijn faciliteiten noodig, die ook van maatschappelijke zijde zeei' geweuscht zijn en niet weinig kunnon bijdragon, om den dienstplicht niet zwnarder te doen drukken op den ontwikkelden jongeling, dan op den zoon van d-n daglooner. Tuder da bedoelde facilteiten behoort, dat de keuze van den leeftijd tot indienst treding binnen zekere grenzen aan den dienstplichtige zelven wordt over gelaten, zoodat hu bijv. ereugoed op 18-jarigen sis op 21-jarigen leeftijd in dienst kan treden. Om dit doel te kunnen bereiken zou de loting op 18- in plaats van 20-javigen losftijd moeten plaats hebben. Kan dit alles uu verkregen worden met behoud van het Se Hoofdstuk der vigeerende Grondwet ? Zeker niet; doch bij ernstigen wil van Kegeering en vertegenwoordiging tot bevordering van het Staatsbelang kan ongetwijfeld veel bereikt worden. Zoo leest men uit art. 177, voorschrijvende, dat het dragen dar wapens voor de onafhankelijkheid van den Staat, een der eersto plichten is van alle ingezetenen, zoo niet, in verband niet art. 181, de algemeene dienst plicht, dan toch de algemeene weerplicht. Waro dit niet het geval, dan had gevoeglijk de wetgever art. 177 kunnen weglaten. Den inhoud alleen toe te passen op den toestand van oorlog zou in den tegeuwoordigeu lijd een absurditeit zijn. Houdt men derhalve vast aan het beginsel van algemeenen vreerplicht, dan kunnen ook jongelingen beneden 20 jaar in den wapenhandel worden geoefend. Voor de landmacht, bedoeld in art. 178, aangeworven uit vrijwilligers, inboorlingen of vreemdelingen, om to dieneu in of buiten Europa, kan zonder bezwaar het Ned. Indische leger gckleu. In de artikelen 180, 181, 182 en 183 is de instelling eener nationale militie geregeld, met 5-jarigen diensttijd, ecu tijd voor eerste oefening van hoogstens n jaar, benevens vaststelling van den leeftijd van den loteling op 20 jaar. In deze artikelen is de wetgever te veel in bijzonder heden getreden; hetgeen niet alleen schade doet aau de stabiliteit dor Grondwet, maar waardoor het onmogelijk wordt, om den diensttijd te bepalen op 12 jaar, (waarvan 6 jaar bij do reserve), en om den leeftijd voor indiensttreding met eenige speling vast te stellen. Van beide maat regelen hebben wij boven de wenschelijkheid betoogd. Omtrent de sterkte v?.a het jaarlijksch contingent, (mits slechts loting bhjf'fc bestaan) evenmin als over de dienstvervanging, schrijft de Grondwet iets voor. Men heeft wel eens beweerd, dat do dienstvervanging een cor rectief is voor den grilligen uitslag der loting en dat daarom de plaats vervanging in den geest der Grondwrt zou liggen; dia bewering echter ' 'kon niet ernstig gemeend zijn en pleitte zeker niet voor een hooge opvatting van het staatsbelang. Het artikel der Grondwet, waarover het meest is strijd gevoerd, is ongetwjjfeld art. 188, luidende: In de gemeenten worden schutterijen opgericht. Zq dienen in tijd van gevaar en oorlog tot verdediging des lands en ten allen t^de tot behoud der inwendige rust". Die strijdt loopt vooral over de uitdrukking: In de gemeenten worden schutterijen opgericht. Door d^ez£.-woorden;Jiechteu velen, waaronder &ok da Oud-Minister De JBeer Poortugael aan de schutterijen het plaatselijke karakter van vooorheen, dat elke band met de militie ten eenenmale nitsluit en het optreden dier burgerwacht buiten de steden verbiedt. Venjkt men echtsr* don inhoud van art. 188 met de correspondecrende artikelen van da grondwetten va» 1814 en 1815; bedenkt men daarenboven dat reeds in 1390, 300 schutters hertog Albrecht naar Friesland vergezelden, dat ia 1475 twe3 vondels uit die stad tegenwoordig waren bij het beleg vau Nuija; dat ia 13S1 de schutters van Den Haag naar Brielle werden gezonden; dat in 103") ca '31 de eerste ban der schutterij in Belgiëstreed, dau kan men bezwaarlijk aan het plaatselijke karakter der schutterijen vasthouden. Maar gesteld zelfs, dat de schutterijen voorheen uitsluitend voor verdediging van da plaats hunner inwoning dienden, dan nog mag vucu niet over hst hoofd zion, dat in art 213 der Grondwet van ISLJ da woorden: als run oiifh zijn weggelaten, terwijl deze- nog voorkwamen iu art. 125 van de Groailwet van 1814; ook werd ia da Grondwet vnn 18-18 het doel der schut terijen tot verdediging des vaderlands op den voorgrond gesteld. Dit alles schijnt echter door de vele vertegenwoordigers cu niet minder dooi de achtereenvolgende Regeeringen niet erkeucl ta zijn. Vvij aarzelen niet temin met vele deskundigen als onze stellige overtuiging tiif. te spreken, dat een goede regeling der schutterijen mogelijk is, niet behoud der be staande Grondwet. Zoo kan zonder eenig bezwaar de algemeenc dienst plicht bij de schutterijen worden ingevoerd; art. 189 laat clice sterkte toe. Bovendien kunnen de schutters gebezigd worden buiten de plaats hunner inwoning; een splitsing in geosfenden en ongeoefenden, d. '. gedisudeu en niet-gedienden, is zeer goed mogelijk, terwijl da afscheiding iu bans kan vervallen. De lebftijd voor schutterlijke diensten kan zonder moei lijkheid worden vastgesteld van 20 tot 32 jaar. Omtrent de oefening ia niets voorgeschreven. De gedienden kunnen derhalve buïten oefeuing blijven, bestemd worden tot reserve van veld- en beaettingsleger en reeds in vredestijd ingedeeld worden, zooveel mogelijk voor da bezetting vau de forten in de nabijheid hunner woonplaatsen. De uiet-gcdieuden kunnen, gedurende l of 2 jaar, geoefend worden door officieren en lager kader van het leger. Voor kleeding en uitrusting als dio der troepen, kan zorg gedragen worden. Voor dit alles echter is de hulp noodig van de Staten-Generaal. Da behandeling der wet van '67, door de 2e Kamer aangenomen, doch te recht verworpen door de Ie Kamer, geeft een treurig besiö. van hetgeen van deze zijde te verwachten is. Mat voorbijgang van elk middel tot meerdere bruikbaarheid der schutterijen, werden der natie noodeloos zware lasten op de schouders gelegd. Thans blijft nog da vraag ter oplossing: verdient de wijziging van het Villa Hoofdstuk volgens bet voorstel van do commissie van 11 Mei 1883 de voorkeur? Volmondig kan deze vraag bevestigd beantwoord worden. In plaats van de Art. 177, 178, 180, 181, 182, 183, 183 en 189 der be staande grondwet vermeldt het voorstel der commissie slecht in een twee tal artikelen: Alle Nederlanders, daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verde diging van zjin grondgebied. Er is een zee en landmacht, bestaande uit vrijwilligers en dienstplichtigen. De wet regelt den verplichten krijgsdienst Zij regelt ook de verplichtingen op te leggen aan hen, die niet tot dezeeot' landmacht behooren." Volgens deze redactie is alles aau den wetgever overgelaten en toch het bestaan vastgesteld van een leger en een vloot, benevens de verplichtingen van hen, die niet tot zee eri landmacht be hooren, d. i. weerbaarheidskorpsen en schutterijen of reserveu. Moge dia wijziging spoedig plaats hebben; doch indien zy niet mocht gelukken, of onbepaald uitgesteld worden, moge dan de Regeering spoedig da hand aan de ploeg aan, want ook met de bestaande Grondwet kan veel, zeer veel voor de weerbaarheid des lands worden fe^aan! Cambrcaux. EENE NIEUWE TORPEDO-BOOT. Eene torpedoboot, van geheel nieuwe constructie, wordt iu New-York volgens do plannon van professor J. E. Lock vrrvaardigil. Deze boot, geheel van ijaor en slechts 3 M. lang, kost niet- meer dan 0.000 dollars. De voortbeweging vau het schip geschiedt door middel van clectriciteit. De bemanning bestaat slechts uit twee personen: den kapitien en den electro-mechanicus. Da kapitöin houdt zich, gekleed iu een zwem-kleed, ia een to&vorinig vertrek op, dat zich achter iu kat schip bevindt; in dit vertrek bevindan zich, Behalve het stuurtoestel, ook die toestellen welke dienen moeten om de daarvoor bestemde reservoirs met water te doet: vullen en zoodoende het schip te doen zinkau, eu dio welke bestemd zijn om da bevelen van den kapitein aau den ia eena herme tisch gesloten ruimte zich bevindenden machinist, te doen toekomen. De lucht wordt in gecomprimeerden toestand medegevoerd. De torpedo's worden geheel onafhankelijk van het schip medegevoerd; voor zien van een toestel, dat berust op electro-mechauisme, kunnen zij onge merkt onder den kiel gebracht worden van het ten verderve gedoemde pantserschip, en terwijl de onderzeesche boot weder wegvaart, hare ver schrikkelijke taak te verrichten. Professor Lock verzekert, dat zyn schip 15 zeemijlen kan afieggen, zonder zich aan de oppervlakte der zea ta vertoonen, en zonder dat zulks bemerkt wordt, ouder den kiel van een schip, dat met eene snelheid van 'O knoopen vaart, opereereo kan. De practische bruikbaarheid dezer nieuwe uitvinding schijnt echter nog niflt boven alle tegenspraak verheven. Sfc.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl