Historisch Archief 1877-1940
"V*
1 ?/?
tf E" A M S t E R D A M M E ft", W E E K B L A D V O O R N E D E R LAN D,
l"
Ik heb nw, aan mg gericht schrijven in Ko 392 van dit weekblad met aan*
dacht gelezen, herlezen en nog eens voor da derde maal bestudeerd en kwam
tot 4e conclusie,-?ik zal mijne uitdrukkingen zorgvuldig kiezen dat
«r ieti in uw brein niet volkomen in orde is, dat ge aan eene of andere
manie «ukkelt en uw naam met eere draagt, en dat ge verstandig zoudt
doen, door hoe,eer boe liever, eene specialiteit op het gebied «ran
ziels«iekten te cönsulteeren.
Hot, ge hebt Brijn.artikel over het dierenhospitaal als ernstig opgevat?
Maar man «ut gg, een geleerd heer nota bene, dan ook even zonderling
als ontelbare landgenooten, die eerst dan begrijpen dat ze met eenesatire
te doen hebben, wanneer het er uitdrukkelijk bij wordt verteld ?
Het lost mif niet nw gedachtengang te volgen of in debat met o te
treden, want ik acht mij te hoog verheven om op Blödaian" te antwoorden.
Verneem slechts dit:
lo. dat ik uwe hatelgkheden aan mijn adres, (ge zaagt mij voor
«en hypochonder, een bomorroidarius (wat is dat?) en ala galachtig aan)
mot hooghartig stilzwijgen voorbij ga, als komende uit den koker van
iemand die in zeker lokaal in de nabijheid van Bloemendaal te huis behoort.
2o. dat ik van uwe lof tuitingen naar aanleiding van het door mg geschrevene
over het Qetgenspad, geen nota neem: klaarblijkelijk houdt ge mij voor
het lapje^geljjk reeds vele Amsterdammers deden, die evenmin als gij, de
verrukkelijke schoonheden van dat juweelig .pad weten te waardeeren.
3o. dat ók n aanraad om de drie mormels die ge in huis hebt en die gij
Mimi, Titi n Bibi noemt,steenen om de respectieve nekken te doen en
naar den katjes-hemel te expedieëren of aan de eene of andere restauratie
t» verkoopen; dit laatste behoefde ik u eigenlijk niet te zeggen, want ik
bemerk nit ^uw schrijven dat ge zelven wel weet dat er lokalen bestaan,
waar men hazen voordient die in vroeger tijden miauw konden zeggen.
i 40.. Uw denkbeeld om een Fonds tot bevrijding van gevangen dieren
te stichten, is overschoen; haast even schoon als het plan van zekeren heer
die een .kapitaal bgeen wilde verzamelen met het doel om Afrika vierkant
temaken, en het denkbeeld van een anderen gek (pardon, dat woord ia
«an mijn pen ontvallen) om al de zwartjes in de geheele wereld met wit
te verf te beschilderen.
*°'.. ^a' *k overtuigd ben dat de bevoegde'autoriteit wel niet zoo slaperig
cal z\jn of zij zal n beletten om Artis aap te koopen en al de beesten van
dat genootschap in vrijheid te stellen; als ge het plezier wilt hebben om voor
vader Adam te spelen, doe dat dan in de Zwemschool bij Heemstede Obelt.
Ik ;waarschuw n echter vooraf dat het water zeer nat en, op het
oogenblifc, ook erg koud is.
Diverse hatelgkheden die ge aan het adres van het menschdom richt,
ga ik met stilzwegen voorba. Mensch, wat hebt ge er aan om nog eens
optehalen dat er dikwijls valschheden in geschrifte en andere gemeen
teden worden gepleegd? Wat hebt ge er aan om te insinueeren dat
er onder geldmannen zijn die op zonderlinge wijze leeningen aan de markt
weten te brengen en ze er met kunst* en vliegwerk ook inpompen?
?,Poei, schaam u Manïacus! Tracteer de wereld nooit weder op zulk
ontinnig geschrijf! Weet ge, waar ik n voor hond? Voor iemand die den
gÉnWhen dag binnenshuis zit te suffen en de zeden en gewoonten van
boekenwurmen en infusiedieren bestudeert. Voor iemand die naar de pen
grijpt om over onzinnige dingen te redekavelen, omdat hij niets anders kan
uitrichten, aangezien hij stijf is van de rhumatiek!
. Is die laatste onderstelling waar, dan wil ik U nog een ad vies geven:
neem Mimi of Titi of Bibi mee naar bed; eene kat neemt rheumatische
aandoeningen van de menschen over.
Wellicht was echter het allerverstandigste dat ge den inhoud van een
potje coriserf van vlier gebruiktet, dat zou de malle gedachten en
fratsen wél uit aw met dwaasheden opgepropt lichaam transpireeren. In
de hoop. van uwe verdere missives verschoond te blijven.
Hoogachtend
Uw Dv. Dienaar
?'?..? ???'?. Aquarius.
Ziezoo, ik heb met dien mallen doctor Haniacns afgedaan en kan thans
tajjne lezers nog «enige oogenblikken over verstandiger onderwerpen
onderhouden.
Ik heb dezer dagen nog eens eene wandeling naar het Oetgenspad
ondernomen en dat niet enkel om het schilderachtige er van nog eens
te bewonderen, maar ook om eens op te nemen welke schade wel door
den brand van 31 December is aangericht; voorzichtigheidshalve had
ik waterlaarzen aangetrokken, want ik weet bij ervaring dat onze
brandweer altijd .machtig veel water gebruikt > om brand te
blustchen en ik vreesde dan ook wel het mij zoo dierbare pad overstroomd
te tjndW
,::. Het viel echter nogal mede, want ik trof niet veel slnk en modder aan
vn de kostelijke stillevens waren zoodanig door elkander geraakt dat het
geheel een beetje rommelde, gelijk de schilders zeggen, maar ik had toch
geene bepaalde redenen van klagen.
Daar heb je dien' mallen kwibus ook weer", hoorde ik achter mij
zeggen. Ik keerde mij om en aanschouwde den ouden heer die Jan en
fflij onlangs zoo onheusch bejegende.
Nu zie je eens, waartoe zoo'n manier van dempen goed is," sprak de
man verwijtend, er is brand geweest, en zwaar ook, en men had niet
eens water bij de hand."
Maar de brand is toch geëindigd", merkte ik op.
Dat raakt je de koek-koek: elke brand moet vroeg of laat
eiflUgen, zelfs al doe je er niet aan".
Is er dus volstrekt niet gespoten?"
Ja wel, met modder".
«Met modder zegt u, maar dat is ongehoord interessant; «elk effect
leverde dat wel op?"
De man beek mQ argwanend aan. Ze hebben er eindelijk den brand
och nede uitgekregen", mompelde hij.
«H»", barstte ik los. Nu zie ik toch duidelijk dat al het gepraat over
M ontbreken van riolaering onzin il «b dat ons stedelijk bestuur verlicht,
vroed en wijs is; het ging tot demping van de sloot over, dat ia waar,
maar bet heeft zich vooraf overtuigd, dat er moddervoorraad in de nabij
heid en modder een uitstekend blusschings-middel is; ik ben, om vele
redenen, anti-demper, mijnheer, maar thans zoude ik er toe kunnen komen
om te zeggen: laat men nu alle Amsterdamsche grachten maar toegooien,
want wij hebben geen water voor de brand-blussching meer noodig, en
modder een overheerlijk blusch-middel bleek, en...."
In Amsterdam is altijd modder en vuiligheid genoeg, meent o!" sprak
de man sarkaatisch.
Mijnheer," antwoordde ik, vandaag kunt ge mg niet kwaad maken.
Uwe mededeeling heeft mijn hart goed gedaan. O gelukzalige brandas
suradeuren van Amsterdam, wat zijt gij er toch goed aan toe! Eigenhjfc
verdient gij het niet, want gij moppert altijd en eeuwig l Ik zie den tijd
komen dat ga nooit meer schade zult hebben te betalen, nu men de
kunst heeft aangeleerd om, bij gebrek aan water, met modder te spuiten."
U vergeet, dat de assuradeurs voortaan modder- in plaats van water
schade zullen hebben te betalen."
Mijn goede vriend," zeide ik, go zyt volstrekt niet op de hoogte:
modder behoeft men eenvoudig slechts te laten opdrogen, waarna men
die zeer gemakkelijk met een harden schuier kan wegborstelen, en dan...
maar ha, welk eene gedachte!"
Bent u ziek? vroeg de oude heer op meêwarigea toon, toen bij mij
aoo opgewonden zag.
Neen, maar ik bedenk daar iets dat eenig en schoon is en ik wil het
n vertellen, omdat ik er door mijn gesprek met u op gekomen ben. lu
ons land en in onze stad zitten heel wat waardelooze effecten . . .!'
Dat weet ik maar al te best", mompelde de man, 't zijn de lamme
papiertjes die mij van de Heerengracht naar het Oetgenspad deden ver
huizen."
Als men nu eens een middel wist te vinden om ook die effecten ala
brandbluschmiddel te gebruiken 'i Er is voorraad voor jaren. .. >
Voorraad zal je altijd wel houwen", meende eane juffrouw, der zijn
altijd mense die weer nieuwe effekkies wete te prakkeseeren en ze
lichtgeloovige stumpers weten aan te smeren."
Ik deed alsof ik de opmerking niet hoorde. Effecten als bluschmiddeL."
Die hebben al heel dikwijls gebluscht," riep een kwajongen.
Ook dat gezegde negeerde ik. Die waardelooze zaken-zouden uit de
wereld verdwijnen en nog nut doen op den koop toe."
Ze moesten maar zoo'n stuk of wat van die effecten-kerels ook in de
stoomspuit stoppen", schreeuwde de jongeheer.
Natuurlijk bracht ik den snaak niet aan het verstand, dat hu een gru
welijke domheid had gezegd, maar draaide mij om en liep de
Weesperzijde langs.
Op de hoogte van den Ijsbreker" hoorde ik stappen achter mij; ik
keek om en zag dat de oude heer mg volgde; mag ik met a me
wandelen?" riep hij.
Met plezier, maar dan moet u duchtig aanstappen want ik heb haast."
Waar gaat u heen?"
Ik ga eene gave voor de noodlijdenden in Spanje wegbrengen."
Maar mijnheer," zeide de man, bent u nu heelemaal stapelmal, is in
ons land en in onze stad geen nood en ellende genoeg? Ik ben heel
meelijdend, maar vind dat ze in Spanje de zaakjes zelf maar moeten rooien;
die wat geven wil geve aan de landgeuooten die gebrek lijden.
Qoethe heeft gezegd:
Willst du immer weiter Schweifen?
Sieb, das Elend liegt so nah!!"
Dat heeft Goethe nietgezegd,"riep ik, hij heeft van?dafi Gute" gesproken."
Maar ik wilde door mijn variant....."
Akelige zedepreker", mompelde ik en sprong op de stoompont van de
omnibus-maatschappij, die juist vertrok.
De man bleef verbaasd aan den Amsteloever staan kijken en'zette nog
gekker gezicht, toen ik hem nit de verte toeriep: bent u soms een neef
van dien mallen doctor Maniacus?"
Aqnarioa.
KUNST.
HET AMSTERDAMSCH TOON&L.
Stads-Schonwbnrg: GijsbregM van Aemitel; Kleris en Bootje;
ultimo; De eer der familie. Grand Théatre: Bet geJitim vanMiit
Aurora. Parkschomvburg: Ik-beu-huisbaas.
De Gijsbreglit heeft dit jaar weder een aanzienlijk succes. Heden-avond
en morgen, misschien later ook nog, wordt het stuk ten tooneele gevoerd.
Zulk welslagen pleit voor de stemming, die aangaande het vaderlandsch
tooneel bij de burgerij heerscht. Want Vondel geldt voor den dichter van
Nederland, zijn Gijsbreght voor het heldendicht bij uitnemendheid van
onzen geboorte-grond.
Hem, die beweren wilde, dat in de achttiende, vooral in de eerste helft
dezer eeuw, wij geen eigen tooneel om zoo te zeggen bezaten, zoude met
eenige fierheid kunnen worden toegevoegd: En Gijsbreght dan?" En
sommigei' meening, dat onze tooneelletterkunde van 'toogenblik op meer
dan losse schroeven staat, kan steeds de Gijsbreght als een vaste, een
ijzeren schroef zonder gelijke worden voorgehouden, waarop veilig door
jongeren nieuw wevk kan worden gesmeed. Wij gelooven, dat het aange
nomen kan worden: voor een gedeelte is de onvolmaaktheid onzer tegen
woordige tooneelletterkunde aan de weinig algemeene beoefening te wijten
waarmede onze zeventiende-eeuwsche letterkunde, wat hare artistieke
zijde betreft, wordt begunstigd. Taaigeleerden van ongemeene verdienste
pluizen Vondel en de zijnen na, snuffelen hen door en verkrijgen
merkwaardige uitkomsten. Doch jongelieden, die zich voorstellen
tooneelschrijvers te worden en waarvan eenigen, door de afwezigheid
van veel-vermogende mededingers, dikwerf tamelijk onverdiend htm
voornemen verwezenlijkt zien, schijnen de goudmijn onzer
tooneeldichten van twee honderd jaar geleden maar al te vaak voorbij te