Historisch Archief 1877-1940
DB AM S TE R D A M M E R, W E E K B L A D N O O R NEDERLAND.
No.
394
*-. }
Al» Wöt*t gelegenheid van Sinterklaas en Kerstmis de stapels boeken
* Bestemd voor de kleinen, denken we met een glimlach van
medeterttg aan de kinderlectuur van vroeger dagen, aan die onooglijke
boekjes, op" grauwachtig papior gedrukt, met onmogelijke houtsneetjes en
popperige vignetjes en een allerzonderlingsten inhoud.
* Herinnert ge u nog die geliefkoosde samenspraken? Daar hadt ge
vader Goedhart, die zijn kindertjes onthaalde op de historie van
Paukte en Virginia, telkens het verhaal afbrekende door tergende
ge«prékelkover deugd, onsterfelijkheid en'andere philosophische onderworpen.
Daar waren er ook (en ze zijn er nog!) overvloeiende van bijbelteksten
ea godvruchtige opmerkingen. Wij herinneren ons nog heel goed.'hoewo
in die boeken geheele bladzijden oversloegen, even ala tegenwoordig het
lezend publiek" doet met werken als Amazone of Homo Sim."
Wel is waar hadden we ook de onvervalschte Moeder de Gans, dio
tegenwoordig wat al te veel gemoderniseerd is.
Maar 't een met het ander genomen, stond dio vroegere kinderJectuur
tot de tegenwoordige ongeveer als een stuk roggebrood tot een
roomtaartje. En toch levert die lectuur niet het resultaat op, dat wij, met het
oog op 't volumen, geneigd zouden zijn, daarvan te verwachten.
Wöwillen niet in eene critische beschouwing treden van al die boeken;
wjj willen geen namen noemen. Zelfs de oppervlakkigste volledigheid zou
onmogelijk zijn, en buitendien, de meeste zijn eendagsvlinders evenals
bijna alle bellettrie. We erkennen terstond, dat er heel veel goeds en
heel veel liefs bij is, maar we aarzelen niet te zeggen, dat verreweg het
grootste deel lijdt aan 't euvel van de leesboeken: onbegrijpelijkheid in
den vorm. 't Is echter niet meer dan billijk, er in n adem bij te voegen,
dat het hoogst moeilijk ia, een verhaal voor kinderen te schrijven, om
dtmlffte redenen, die we ontwikkelden ten opzichte der leesboeken. Het
gebrekkige der kinderlitteratuur op zich zelve zou misschien een minder
nadeeligen invloed hebben, indien er eeuige leiding bestond bij het lezen.
' De Onderwijzer deelt de boeken der schoolbibliotheek uit, hoogstens met
eeiüg zeeraanschap ten opzichte van den ouderdom der lezers; vader en
moeder, oom en tante koopen boekjes voor verjaardag of Sinterklaas; do
kinderen leenen aan en van elkaar voila tout! De leeswoede is in
vollen gang en de schoolbibliotheek-verslinders bereiden zich voor tot
het'nobele emplooi van bellettrie-verslinders.
Een voorbeeld ter illustratie.
We kwamen onlangs binnen in eene huiskamer, en 't huiselijk tafereeltjcn
dat'zich daar vertoonde, was wezenlijk dien naam waard. Eene moeder,
die hare taak ernstig opvatte, was bezig zich voor een poos geheel te
wijdan aan haar zesjarig zoontje.
Je neemt immers niet kwalijk, dat ik even doorga; we waren bezig
met een vertelseltje; 't is nog maar een paar bladzijden, en Karel vindt
hct:üoo mooi."
Eeker, ga gerust je gang; ik zal zelfs graag luisteren.1'
't Was' een gewoon verhaaltje, zonder iets geheimzinnigs; geen
BraveHendi'ik-achtigheid; geen Frömmelei', maar toch had het iets stijfa.
't Boek was een tijdschriit voor de jeugd, dat een aantal Engtlsche
cliebé's bad gekocht, 'waarbij een Hollander met prijzenswaardige han
digheid een echt Hollandsch (?) vertelseltje had gemaakt. Waarlijk geen
wonder, dat de taal, bij zulk een gedwongen taak, alles behalve sierlijk,
noch kinderlijk was uitgevallen.
Kareltje was stil; maar hij genoot blijkbaar rueer van de satisfactie,
dat mama zich uitsluitend voor hem uitsloofde, dan wel van de lectuur zelve.
't Stuk was spoedig uit.
Vindt je dat niet aardig, Ka rol?"
Ja", antwoordde het kind werktuigclijk, en met een blik op de gereed
staande boterham, die hem aan 't uurtje van naar bed gaan vermaande,
vervolgde hij dwingerig: nog een verhaalt ja." Deze manoeuvre verklaar Je
voldoende hét raadselachtige feit, dat het kind een uur rustig bleef, om
te luisteren naar een opstellefje, vervat in bewoordingen, waarvan hij
minstens drie-vierdedeel niet kon begrijpen.
Vind je 't ook geen aardig boek?" vroeg mama aan den bezoeker.
*t Antwoord luidde volstrekt niet bemoedigend: Je slooft jo voor nie
mendal uit."
Dank je voor 't compliment! Ik vind 't een] lief verhaaltje en] Karel
hoort het graag.
J8 tindt het lief, en ik vind het ook niet onaardig. Maar wat Karel
betfreft: zijne sympathie berust, alleen op het verlof, om nog wat op te
blijven. lig begrijpt er niets van; de taal is geheel hoven zijne bevatting."
Het viel .niet moeielijk, door eenige vragen, met het boek in de hand,
de 'moeder van deze laatste omstandigheid te overtuigen. We kwamen
in een gesprek over kinderlectnur. Na een kleine revanche van de op
een, ut betrapte vrouwelijke scherpzinnigheid en eene savonnade voor
den ficeptischen criticus, die zeker niets voor kinderen overhad (mama
wislt heel goed het tegendeel!) volgde het zwaarwichtig argument:
Maar ala ik hem die dingen vertel, luistert hij toch altijd met in
spanning."
Dat wil ik graag gelooven. Als jij hem vertelt, gebruik je niet een
enkel van die stadhuiswoorden; als: liefdeloosheid, erbarmen, volharding,
degelijke studie «f zoo iets. Om echter voor een kind van dien leeftijd,
ja zelfs voor die van een paar jaren ouder een verhaal van eenigen om
vang in behoorlijke schrijftaal en tevena volkomen begrijpelijk op te stel
len ? dat behoort vrij wel tot de onmogelijkheden."
IV.
j,'t Kan niet ontkend worden" (in dien geest liet zich onlangs ergens
eet» schrijver uit) dat het pittige, degelijke gesprek langzamerhand uit
de samenleving verdwijnt."
We stemmen hiermee in. Het gemeenschapsleven, dat schouwburg en
concert, conferentie en vergadering, tentoonstelling en koffiehuis, een
uitgebi'eid nieuwsblad en een stapel lectuur in zijn gevolg voert, bant het
echt gezellige discours uit den huiselyken kring.
Dit discours nu zou het beate correctief zijn voor de nadeelen, ontstaan
\ii< te jjroote hoeveelheid en te slechte hoedanigheid der kinderlectuur.
Een boek, op verstandige wijze besproken, zou meer nut doen en wezen
lijk ook meer genot schenken, dan honderd vertelseltjes, in 't wilde ver
slonden. Maar welk familievader of moeder heeft daartoe tegenwoordig
den tijd!
Buitendien: een groot do R! der ouders, wier kroost een ijverig gebruik
maakt vnn de schoolbibliotheek. bezit niet de noodige gegevens voor zulk
eene taak.
Langs dien weg valt voor de ontwikkeling van den letterkundigen
smaak niets te hopen.
Voor 't grootste deel van 't, jeugdig publiek", dat wij vooral op 't oog
hebben, besf aat geeue inrichting van onderwijs, die de taak kan aanvaarden.
Al wat de onderwijzer, (buiten do hulp van zijn letterkundig leesboek)
kan doen, is: een scherpe critiek te houden op alles, wat hij in de school
bibliotheek toelaat. Op deze wijze kan hij nog voorkomen, dat de smaak
reeds in den beginne op een verkeerd spoor komt.
De grootste inocielijkheid is: de overgang van de eigenlijke kinder
lectuur op het gebied der (laten we don gangbaren term bezigen)
groote-menscticii-lockcn.
Men beijvert zich, o. i. to veel, boekjes te schrijven, uitsluitend voor
jongens (en vooral meisjes!) van ongeveer II- of IGjarigcu leeftijd. Een
dwaze pruderie, sclierpzienilo als een struisvogel, tracht zoolang mogelijk
het erotische ac'iter slot te houdoii. Alsof' de jeugd niet op eigen houtje,
langs geheel andere paden, informatica trachtte in te winnen!
Er zijn houschelijke" romans en novellen genoeg, welke door dien leef
tijd gerust kunnen worden gelezen. Ja, er zijn een aantal Nederlantiscbe
novellisten (men boude 0113 deze ondeugende aanmerking ten goeJe')
die als 't ware met voordracht voor een dergelijk publiek schijnen te
hebben geschreven.
Met de realistische school wordt de oplossing lastiger, en ieder cal er
niet zoo over donken als Alp'.ionse Daudet, 'die, offerende aan een
ziekelijken smaak, zich zelven v/ijs maken wilde, dat hij iu Sappho een cate
chismus voor 20jarigen schreef.
Bij dit overgangsproces, waar het letterkundig leesboek, gelijk wij zatren,
voor 't technische zorgt, dient een bekwame hand voov 't overige lief
roer te besturen.
Bij vele leerlingen der volksschool heeft dio overgang in 't geheel niot
plaats. De loop van zaken is gewoonlijk deze: allen lezen kinderboeken
gedurende bun schooltijd. Een tiende gedeelte b. v. gaat naar eene
inrichting van voortgezet onderwijs, die naast de ouders de litterarischs
ontwikkeling op zich neemt. Een zeer klein procent, vindt in een
verstandigen vader of moeder een goeden gids.'
Verreweg het meerendeel laat gedurende een paar jaar alles wat naar
letterkunde zweemt in den steek, ten behoeve van een beetje vakstudie,
techniek en praktisehen arbeid. Van deze massa blijft weer het aller
grootste deel geheel zonder noemenswaardige lectuur, zijn geheele levou
lang, en een kleiner vervalt na korter of langer tijdsverloop in een
courantenteuilloton, een leesgezelschap, een rederijkersvereenigicg etc. et?.,
om eindelijk deel uit ia maken van de schare, die de dupe is van
vc-rvakcm'ng van levensmiddelen op geestelijk gebied."
Zoo laag de feitelijke toestand zoo bl»ft, mogen litter.itoren ca criti<'i
zich de harr-n uit liet hoofd trekken en in hoiulc-rd-en-een tijdschrii'tM»
en couranten op positieve ca negatieve wijze zich beijveren, het peil van
den letterkundigen suuak te verhoogen het zul weinig of niets linten.
Er wordt, zelfs in afgelegen oorden, tegenwoordig veel gedaan voor
volkabibliotheeken en volUslczingen, met prijzeuswaardigen ijver. Maar
't resultaat kan niot anders dan tegenvallen. Men staat in dat B'reven
ongeveer gelijk rnct iemand, dia vrucht zou willen winnen uit zaad, tlat
roads lang dood:l is.
\\Tat de school gaf, is reeds lang verloren, eer men met het anclore
begint.
Zou hieraan niets te doen zijn?
Wij hebben beloofd, niet alleen afbrekend, maar ook opbouwend te
zullen werken, en wagen het; neg eens met een voorstel voor den dag
te komen, ditmaal echter in den bescheiden vragenden vorm. Zou het
zoo onmogelijk zijn, de jongelieden, die pas de school hebben verlaten,
nu en dan te vereenigen onder de leiding van een degelijk letterkundig
ntensch, die hen inwijdt in de geheimenissen der sclioone letteren, die het
een of ander werk met hen bespreekt, die hun een weinig goede lectuur
verstrekt in oen woord, dio voor hen doet, wat de middelbare school
en de beschaafde familiekring doet voor den meer begunstigde?
Komt het u to college-achtig, te utopistisch voor? Wilt gij liever
afwachten, wat de onontwikkelde schare, door zucht tot zelfbehoud
gedreven, doen zal, om zich zelven te emancipeeren? Het zij zoo! Maar
dan zal nog lang Multatuli's vonnis, in den volsten zin des woords van
kracht blijven: het publiek leest slecht.'1
H. J. S.
In Jiet Gebergte Si-Eng, door W. J. Hofdijk
Uitgave van D. S. Slotboom te Beverwijk.
Na de zoo gunstige ontfangst, die mijn In 't harte van Java" is ten
deel gevallen, mag het wellicht gewaagd heeten om nogmaals met een
dergelijken arbeid op Ie treden. Ik kon nochtans van het heerlyke ei
land niet scheiden...."
Junghun gaf mij Tampa, en eeue Indische overlevering Sarifa, waar
uit het overige, in verband met Javasche karakters, toestanden en ge
schiedenis, zich vanzelf ontwikkelde. De landschappen dankte ik weder
den ouden vrienden...."
Het werk, op deze wijze gegroeid, biedt de grrze bard van
Kenneinerland het publiek aan, na het alvorens aan II. M. Koningin Eimna opge
dragen te hebben.
Het bestaat uit twintig zangen: Hadji-Karoean, Mangkoeboemi, enz.;
iedere zang begint met de beschrijving van een dw landschappen, voor
welke Hofdijk den ouden vrienden dank zegt.
Wat is, mag men vragen, de oorzaak van ofdijk's gunst bjj een groot