Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERBAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
«9 het, dan blijft zy niet lang ongehuwd, of zügaat kwijnen en sterft."
Toen ik die woorden las, heb ik gehuild en ik denk er over om aan de
Tweede Kamer te verzoeken om eene wet tot stand te brengen die lieve
meiges verbiedt om onderwijzeres of iets van dien aard te worden.
.?Van,waar kernen die vele leelijke meisjes, zoowel in de steden als op
het platteland?
Mgn schrijver weet het niet en ik.".T. ik weet het ook niet. Zijn het
bijgeval ook exemplaren die aan de deur van den hemel zijn terug gestuurd?
Een mau behoort uit te zien naar eene vrouw die bij hem past, opdat
het geslacht gezond en schoon bhjve, Aan dieren worden alle mogelijke
moeiten en kosten besteed om ze flink 'en fraai te maken, waarom niet
aan den mensen?"
Aha, dacht ik, dat ia eene opmerking die kaas snijdt. Toch ia het
denkbeeld niet geheel nieuw, want in het begin dezer eeuw verscheen in
Duitschland het prospectus van een Eace- Veredlungs-Institut für Menschen.
K<r is toen niets van de zaak gekomen omdat men, gelijk ook nog het
geval is, voor iets dat- werkelijk goed was, geen geld over had. Wellicht
is het mogelijk het denkbeeld weder op to vatten en in practy k te brengen;
ik moest eans zien of ik niet met den getrouwden man in aanraking kan
komen, wellicht konden wij het nieuwe zaakje samen opknappen.
Het pittige, doorwrochte en weldoordachte artikel, waaruit ik eenige
aanhalingen deed, voert tot onderteekening de letter M. Zoude Maniacus
de auteur er van kunnen zijn? Wannear dit werkelijk het geval waro
zoude ik mjj niet enkel met hem kunnen verzoenen, maar voortaan zelfs
gaarne met hem medewerken.
Tot mijne verbazing en verontwaardiging voegde de redactiövan d&
flufeeroiilo een naschrift bij het pittig artikel en zegt o. a: wij kunnen
de opmerking niet weerhouden, datde schrijver toont van de emancipatie"
Eöo ongevee? niets te begrijpen. Hij is blijkbaar iemand, die uit de lucht
is komen vallen; althans van al hetgeen er over het vraaststuk der vrouw
is gedacht en geschreven, al zeer weinig kennis heeft genomen."
Ten zeerste betreur ik de kortzichtigheid der redactie die niet bij machte
is om'al het schoone en juiste in M's stuk te vatten, gelijk ik dat onmid
dellijk'vatte. Aquarius.
UIT HET~HAAGJE.
XVIII.
Het Heelal, de Natuur, de Menschhoid, alles om ons heen, is vol
raadselen; zelfs onze kleine Haagsche wereld niet uitgezonderd. lic sta
hier dikwijls voor dingen, die me de tegenstrijdigste vragen ontlokken,
zooals: Waar woon ik? In de residentie van een koninkrijk of in een
dorp? In een heilig Sion of in een miniatuur-Babylon? In een nieuw
Athene of te Gheel? En dan kan ik me dikwijls inaar niet thuis vin
den, totdat ik eindelijk door de eene of andere eigenaardigheid er aan
wordt herinnerd, dat ik me bevind in den Heg, in Abrahams schoot, het
beloofde land aller braven, edelen en uitverkorenen.
Toen verleden Week de winter-varens 's nachts op mijn ruiten groeiden
en 's morgens om tien uren nog niet waren ontdooid, scheen er tegelijk
met den kouden tocht des noordenwinds een warme adem van christelijke
liefje over onze stad te gaan, van louter weldadigheid zwanger. Men
schen, die 't warm hadden over dag bij hun haard en 's nachts onder hun
zachte dikke dekens, dachten aan andere menschen, die over dag
bibber? den onder hun schrale plunje en 's nachts konden bevriezen onder hun
afwezig dek. Menschen, die volop te eten en te drinken tadden, dach
ten aan natcmrgenooten die honger leden en zich nog gelukkig rekenden
als ze hun ledige maag voor een poosje het zwijgen konden opleggen
met een heet kommetjo koffie." Ende zoo geschiedde het, dat
allerwege de roep opging: Geeft, menschen, geeft van uwen overvloed, zelfs
van uwe nooddruft, want veel is er noodig voor de velen die gebrek
lijden!"
En ziet, toen kon ik me verheelden in een heiligs stad te zijn, in n
groot, reusachtig liefdadigheids-gedicht! 't Was zondcrbaar! Deze
stemming werd niet weinig verhoogd door de omstandigheid dat ik in de
laatste zes weken een aanzienlijken voorraad gedrukt papier had ont
vangen, in den vorm van brieven en biljetten die, na ingevuld te zijn,
zouden worden teruggehaald; in welke gedrukten op meerder of minder
aandoenlijke wijze de snaren van ons liefdadigheids-gevoel in trilling
werden gebracht.
In eiken tak van wetenschap, kunst en industrie worden we dagelijks
met nieuwe uitvindingen verrast, en op 't gebied de'r philantropie blijven
we geen duimbreed achter. Sier ten minste is de vindingrijkheid [om ons
de beurs te doen openen voor lijdende natuurgenooten" buitengewoon
groot. Of die vindingrijkheid echter heil sticht, dat is een andere zpak.
Ik was onlangs in een gezelschap, waar toevallig het thema liefdadig
heid" op het tapijt kwam.
De aanleiding lag voor de hand: 't was buiten koud en wij zaten ge
zellig onder een glaasje wijn en een sigaar om den knetterenden haard.
Ja", zei een der heeren, misschien wel een zeventiger, naar zijn
onderwetschen trant van redeneeren te oordeelen, ik heb nog eens
over de liefdadigheid nagedacht, nu ik tegenwoordig toch geen oogenblik
rust meer heb om aan al dia opwekkingen tot geven te voldoen. Zou
't niet het eenvoudigste zijn, als we ons maar weer tot het kerkezakje
en de veertiendaagsche collecte bepaalden?"
Toen de man deze zotte vraag opperde, scheen hij me wel een caaw
Dttd, een uit den doode verrezene. Een modern jongmenach van om
streeks vijftig jaren, rechtsgeleerde, en een van die zeer gewone menschen
in onze moderne maatschappij, die alles weten, verzocht verlof om, zooals
hij zich zeer geestig uitdrukte, in dit geval eens een duit in het zakje te
mogen doen." De man van esn eeuw, wien stilzwijgend de rol van
praesis was opgedragen, antwoordde daarop, ook nog al geestig voor zulk
esn antiquiteit: Wel, mijn waarde heer, doe er, in dit geval, een rijks
daalder in, als ge wilt."
Ik ben een kind van mijn tijd," zoo begon onze rechtsgeleerde, en ik
wil rekening honden met onze hedendaagsche toestanden."?Zeer juist,
zei de praesis." Die toestanden zijn geheel anders dan voor vijftig
jaren", hernam de eerste spreker. Weer juist,''stemde de ander toe.
We hebben tegenwoordig allerlei soorten van liefdadigheid," zei de advo
caat weer; vooreerst de ordinaire..." Dat is de eenig goede," zei de
centenaar; de gewone, die uit een goed hart komt. AX de andere soor
ten geef ik je cadeau." De advocaat haalde met een medelijdend glim
lachje de schouders op en vervolgde: MWe hebben dus de ordinaire lief
dadigheid, die geeft omdat dit haar emplooi is, maar liefst zoo
onoordeslkundig mogelijk; dan hebben we de domme liefdadigheid, de ijdele,
de zelfzuchtige, de trotsche, de officieelo, do gedwongen, de liefdadigheid
fatsoenshalve en misschien nog tal van nuances meer..." De geachte
spreker redeneerde nog een kwartier lang met merkwaardige
advocatenwelsprekendheid, die hem blijkbaar zelf een groot genot verschafte. om
dan eindelijk tot het bewijs te komen, dat de liefdadigheid eigenlijk ge
zegd een maatschappelijk kwaad is, niets anders dan een middel om
het pauparisme in de hand te werken, etcaetera. Breede discussiën,
hevige debatten. En ik zat er zwijgend bij, rookte wijsgeerig mijn si
gaar, dronk even wijsgeerig nu en dan uit mijn glas en toen er eindelijk
een stilte volgde, vroeg ik of ik nu ook eens een duit in het armenzalcje
mocht doen, wat mij gracieuselijk werd toegestaan.
Mijne heeren," begon ik deftig, ik heb zooeven vernomen hoe men
niet weldadig moet zijn ea ik wil gaarne toestemmen, dat zij die uit
in 't licht stelden, iu zeker opzicht gelijk hebben. Ik stem toe, mijne hee
ren, dat we hier in den Haag woi\len vervolgd met inschrijvings-lijsten,
met collecten, met bedelbrieven, met predicaties; met oproepingen in de
couranten tot in het oneindige, om er simpel en gek van te worden.
Behalve dit alles mogen 'we ons in de residentie verheugen in een
heirleger door de politie gedulde of geoctroyeerde bedelaars, die ijverig
onze huisbel vermoeien. Tweemaal per week, Maandag en Vrijdag, onzo
marktdagen, worden we schier dood georgeld. Om negen uren's morgens
komt er een wagen mijn straat ingereden, door twee krachtige kerels
gestuwd, die om beurten draaien als aan eenkaf-molen, om onze buurt ta
onthalen op het Loouore adieu!" uit Ie Tromèrc, oïde Oostenrijksch
volkshymne. Nu dat gaat nog; een mooi orgel hoor ik niet ongaarne.
Maar als ik dan die twee verloopen schavuiten aanzie, tact hun
jeaevertronies, hun speeltuig hanteercnde als ware 't een ankcrlier, de een met
zijn pruimpje rechts, de ander met zoo 'n gevallefja links achter
zijn kiezen, en, met hen, het havelooza wijf dat huis aan huis belt
eu overal centen in haar bakje vergadert, dan staat me dat ongevraagd
concert erg tegen. En als dan een poos later zich weer een orgel
doet hooren, zoo valsch, schreeuwend, pieperig en gemeen, dat ik er
prikkels van in de huid gevoel, en mijn weinige haren van muziekaisn
wrevel op mijn kruin beginnen te trillen, dan vraag il: me af: Hoe
is 'tin 's Hoeren naam mogelijk, dat een verstandig rrcireei; 'bestuuroc
trooi kan verleeaen aan zulk een moortl-aaaslag op ons
licfdadigheidsgevoel V
Waarom gaat dat volk niet werken? Ja, dat zal ik n zeggen mijne
her-ren: werken verschaft wel brood met een kommetje niet te sterke
koffie er bij, maar gosa krentebrood en chocolade; wel 's middags een
erwtensoep met een Btulcje spek, maar geen biefstuk met gebakkeu
aardappeltjos."
Een dokter ia 't gezelschap verzocht thans met alle bescheidenheid
verlof om mijn bedoeling met een enkel voorbeeld toe te lichten. Ik
bracht onlangs," zoo vertelde hij, qualitate qua een bezoek in een
slaapstee, waar dat haveloos volkje, meer speciaal het orgeldraaiend
genus huist, en toen vcrtcHo me de huisbaas o. a. dit: 't Is niet om
te gelooven, mijuheer, wat dat volk er van smult i Ja, dat is een pure
moord, ziet u. Dat ze zich op zoo'n avond niet een beroerte eten en
zuipen, vat ik niet. En, :t is hier zoo gehoorig, weet je, dan tellen
zo heurlui centen, en dan hoor ik het wijf zeggen: Een miaerabale
dag vaadaag: maar esn loisige tien gulden! Azzo we Vrijdag geen
vijf- en- twintig pop ophalen, zeg ik maar dat 't een schande is."
Ik bedankte dazsn spreker voor zijn treffend voorbeeld en vervolgde
toen: Ik geef ook mijn cent aan die orjrelcnde lieden om van hen af
te zijn, en zoo doet iedereen. Ziet, dat is een allermisselijkste liefda
digheid, ik beken het eerlijk, de liefdadigheid uit wanhoop, maar ze
is het werk van ons gemeentebestuur. De vraag is echter, hoe 't met
de philantropio aan te leggen; hoe do ware liefdadigheid te beoefenen V
Wannesr ik op alle fraai gedrukte inteekenlijstsn, uie me thuis worden
bezorgd, wilde' intcekenen had ik, bij manier van sproken, geen hemd
meer aan 't lijf. Zijn wij, Hagenaars, die niet tot de'proletariërs wor
den gerekend, dan onuitputtelijk rijk, of komen hier de proletariers als
paddestoelen uit den grond ? Ik begin ooi: te geljoven nat hoe meer
liefdadigheids-inrichtingen, collecten, bedelpuriïjen, armen-uals,
armon-concerten, fancy-fairs, comédies enzoovoort, hoe meer armen ...."
Nu stond onzo preases op, ging met den rag naar liet vunr staan en
zijn jaspanden van een, scheidende, oin op de bekende wijze, welke da
dames zoo curieus ia ons vinden, zijn pari es postcriorcs te verwarmen,
sprak hij de volgende naorkwaardige woorden:
De linkerhand mag niet weten wat do rechter geeft,," zegt de spreuk;
maar dat is een laf praatje in den rcond van velen, die't willen doen voor
komen als deden ze wél i u stilte, terwijl zo gccu ccab voor een armen
drommel over hebben. ..Men moet geven mot oordeel,'1 zc:»t weer een
ander. "Wederom een uitvlucht om niets te gevcli. Men moet nooit geven
aan do deur," is weer da Ims van 0311 darde. .,^Tcn moot niet geven aan
collectes, want m on weet niet of de gif'r, wol arai de werkelijke behoel'tigen
komt." Altemruügoed, mp.ar in mij n 003 evenveel voor\vondsols ora
de hand in den zak to houden. Ik verklaar ronduit, mijne heeren, dat ik
't mot den vorigon sprsker eens l.cn: hoc meer gsorganiseoraa liefdadig
heid, hoe meer anrKv.de.
(reeft niets aan colk-efrn p n doet. nü't. mea aan feesten en pretjes ten
voordeeie der armen, dan hel't. go gelijk, maar gaat de armen zoeken
als ge hen niet onder n»r bereik hebt. Ai? iedereen die goren kan, dat
doet en hij geeft naar zijn vermogen, dan zullen we van zelf ontslagen