Historisch Archief 1877-1940
f s.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 396
gewone maatregelen noodzakelijk maakt, terwijl men van gewone maat
regelen nooit hoort Ieder jaar zijn er in een stad als deze des wintei s,
?tel honderd werklui, die geen werk hebben. Onder hen zal toch ook
Vel ia ttilte geleden worden; onder hen zullen er toch ook wel zijn, die
Kever gebrek lijden dan bedelen maar dat honderdtal laat men heel
gewoon aan hun lot over. Er komt eens een jaar van honderd vijftig,
van twee, van driöhonderd zelfs, maar dat is alles nog binnen de grens
tftB bat gewone en men neemt dus nog slechts gewone maatregelen, dat
tril 2«?gen, men doet niets.
Daar stijgt het bjj een strengen winter tot vierhonderd! O wee! Eerst
Dog eens een poosje aankgken, misschien gaat het wel dooien. Ja, waar
achtig, het gaat dooien l Maar vijfhonderd! Neen, maar uu dienen we
toch eens bij elkaar te komen! Dat er honderd onzer natuurgenooten
honger hjden, dat er twee-, drie-, vierhonderd krachtige mannen, dia
werken willen, niet weten hoe zij aan brood voor zich en de hunnen
zullen komen, dat raakt onze koude kleeren niet maar vijfhonderd!
Daar dienen we toch ten minste eens over te praten. En dan praten we
zoolang mogelijk, in do hoop, dat er inmiddels verandering ten goede
van boven zal komen en eindelijk als dat niet komt, wat in.den regel
het geval is dan doen we wat.
Als we 't nog maar eens zoover brengen konden dat we een inrichting
badden waarom hooren we niets meer van Warendorf's voorstel?
waar ieder werk kon vinden om althans zijn levensonderhoud te verdienen.
De werkeloosheid was niet de eenige teleurstelling als men het
bericht" dat zij niet bestond, zoo noemen mag die ons ten deel viel.
Wij hadden ook nog een volksconcert dat geen volksconcert was. Het
volk was er en het concert was er ook maar een volksconcert was
er niet. De gunstig bekende zangvereeniging Kunstmin gaf evenals
«enige weken te voren de niet minder gunstig bekende Utrechtsohe
Mannen-zangvereeniging een programma ten beste, dat weinige dagen
te voren voor hare leden was opgevoerd. En nu zou het toch zeker
weinig vleiend voor de leden dier vereenigingen zijn wanneer men voor
hen geschikt achtte, wat ook binnen het bevattingsvermogen van ons op
muzikaal gebied nog zoo weinig ontwikkeld volk valt. En toch krijgt
het volk precies hetzelfde te .... genieten. Te genieten! De Hemel
beware het arme volk! In plaats van zulke gelegenheden te gebruiken
om het telkens weer en nog eens weer echt Hollandscha liederen te doen
hooren, die zij zullen nazinnen en die de walglijke straatdeunen zullen
vervangen, nis zij ze maar dikwijls genoeg hooren hoeveel melodieën
worden door de cafés-chautants niet populair gemaakt onthaalt mea
onzen vierden en vijfden stand op schrik niet lezer! op
Qriekenlands worstelstrijd en verlossing! Daar komt iets in van Hellas
«n van Missolonghi en van Beethoven's geest (daar begon het zelfs mede)
en weet ik van wat meer akelige dingen meer maar als er in de heelo
zaal iemand was, die den gedachtengang van het gedicht begreep, dan kan
de man met de witte das en de witte handschoenen, die de verbindende
tekst" voorlas, zich na zijn dood voor mijn rekening ia hetzelfde costuum
laten opzetten, en dan geef ik hem, ter eeuwige gedachtenis, cadeau aan
de rederijkerskamer, waar hij lid van is, om in een hoek van de verga
derzaal met zijn gezicht tegen den muur te worden gezet.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL.
Stads-Sohouwburs: De Koopman rein Veiifiië;
Fijne Beschuiten; ilarianiie, Grond Theütro:
Angstige schoonouders; Deborah Frascati: liet
lei-en te Parijs.
Het Nederl. Tooncel speelde deze week herhalingen van The Mcrchant
of Venise en van Fijne beschuiten. Wij vermelden het eerste feit hoofd
zakelijk daar het ons een geschikte gelegenheid dunkt om even terug te
komen op de, ter gelegenheid zijner bespreking van Eicüard III, geopen
baarde meening van een Haagschen beoordeelaar over het gebaar van
tooneelspelers in stukken van Shakespeare. Deze schrijver keurde
Eouwmeester'a Kichard III-gebaar niet geheel goed en gaf hierbij don raad
ten beste, dat de tooneelspeler bij da vertolking van Shakespeare
tegen overdadige en bonte mimiek wake." Dit overdadig" n bont"
dient natuurlijk in overdrachtelijken zin verstaan te worden. Want niet
alleen bij de vertolking van Shakespeare", maar altijd en overal is het
maken van (e veel en te grillige gebaren onverdedigbaar. De beoordeelaar
heeft dus met deze woorden slechts op eene bijzondere matigheid in het
gebaar willen aandringen, en willen beweren, dat de matigheid van het
gebaar hier veel meer, buiten verhouding meer, ontzaglijk veel meer, in
het ooj? moet worden gehouden dan b. v. by het sobere klassieke treur
spel", dat hij als tegenhanger van Shakespeare's romantisch tooneelspel"
noemt.
Wij zien ?wellicht niet gansch juist in deze, maar het heeft er allen
Bchijn van alsof deze beoordeelaar het zoo volledig mogelijk tegenoverge
stelde zegt van hetgeen hij zoude moeten zeggen. Wanneer men met
Ulrici, Gervinus, Karl Elze en andere Duitsche geleerden, die zich meer
verdiepen in eene napluizing van de volgens hen door Shakespeare ver
kondigde wijsgerige leer dan zij zich bemoeien met do wijze, waarop, m L-n
Shakespeare ten toonerle heeft voor te stellen; wanneer men met dezen
medegaat, ligt misschien de gfivclgtreklcirjg voor de hand, dat door stem
en houding Shakespeare's wijsbegeerte moor voor da toeschouwers be
grijpelijk kan worden gemaakt, dan door de gelaat-beschildering,
en-baweging en het gebaar. Maar de Hollandsr.he Shakcspeare-eritiek heeft
zich tot op den huidigen dag veelal onthouden van eea te broederlijk
eatnengaan met den oostelijken nabuur", ciat werkelijk op dit punt, een
noodlottigen invloed zoude hebben. Men beschouwt en bemint, in Holland
het werk van Sbakt-ppeara nis can onver-an-e ij 'en voorrnal heerlijke
gedichten, in de hoogste ma'e g.se'dkt om, op de planken fecbrach', daar
liet laatste doel van alle kunst te bereiken: zoo rijk en zoa innig als i
men het zich maar denken kan den waan van leven, van echt, tintelend,
aangrijpend waarschijnlijk leven, te doen ontstaan. Hieruit volgt onmid
dellijk, dat de kunst van het gebaar, bij het vertoonen van Shakespeare,
op den voorgrond treedt. Oia al hef gevoul, al de aandoeningen en gewaar
wordingen, die de personen van Shakespeare ineen onbekende overvloedig
heid en verscheidenheid bekruipen of bestormen, die zich zoowel in een lichta
trilling der lippen en een samenknijping der vingers kunnen verraden als zij
het geheele lichaam door huiveringen en schokken kunnen doen wankelen, om
al die sterke levensuitingen voor de toeschouwers zichtbaar en indrukwekkend
te doen zijn is een veelvuldig, onverholen, ja nu en dan bijna een bru
taal gebaar noodzakelijk. In het sobere klassieke treurspel", zoude
men mogen beweren, komt vóór alles de stem en houding in aanmerking;
bij Shakespeare, wiens schepselen beurtelings onbezadud en woest zijn
als toomelooze rossen, onbedachtzaam dartel als jonge kinderen en pot
sierlijk als clowns, en wier lusten en driften altoos ontstaan, groeien en
zich openbaren zoo vrank en vrij als de teedere madeliefjes of als de
reuzeneiken van het woud, bij Shakespeare moet het gebaar steeds daar
zijn, orn het gesproken woord levendiger en krachtiger te maken. Het
kin nauwelijks te dikwijls worden aangewend. De oogen, de mond, de
armen en bcenen, alle ledematen zijn voortduren! in beweging, de
sensatiën winden heil voortdurend op, zij zijn in koorisigen, zenuwachtig en
toestand. Wij dachten dit nog bij Bouwmoestev's Shylock. Iu deze rol
kennen wij gel-aveu van den groot^n kunstenaar, wier spontaneïtuit r. o o
overweldigt, waarvan de grilligheid zoo geniaal is, dat wij ze niet voor
don edelsten stand, de fraaiste stembuiging zouden ruilen.
Nu is Shylock ook eeu van Bouwmeesters rollen bij uitnemendheid. Do
mati.-looze hevigheid van wraakzucht en woodo bij den ouden jood rolt, als
de golfslag bij een orkaan, door het gausche Ikliaam, trilt hem door de
armen en handen, huilt en krijst in zijne stem.
Van humor gesproken, want de Koopman" is eon humoristisch stuk
de Fijne Beschuiten van v. Maurik, dat blijmoedige pleidooi tegen
anti-revolutionaire buitensporigheden, wordt nu en dan met goeden uitdag
weder opgevoerd. Maar thans is aan den Stads-Schoawburgin voorberei
ding eene vertaling van den heer Taco H. de Beer naar mevrouw Lolir,
getiteld Marianne." De hoer Bouwmeester en mevr. de Vries zullen ook
daarin optreden. En als voorbereiding speelt mea nu Brachvogel's Narciss."
Het Grand Théutre speelt Angstige schoonouders", grappig tooneeistufc,
door Bisson. Iemand doet esn tweede huwelijk en nauwelijks is het vol
trokken, of de vader en moeder zijner gemalin vornemsn, dat er in hot
eerste huwtlijk een zeer akelige gebeurtenis met gruwelen en moord heeft
plaats gehad. Ziedaar de kern van het stuk, die omhuld is en ons
teenbaar wordt door eea menigte luimige samenspraken en tooneelen vol schei ta
en jokkernij.
Do hr. Bigot speelde dit stuk op den avond van z'jn benefiet ea vond
gelegenheid de hulde te aanvaarden van allen die hem om zijn goed be
faamd staanden kortswijl gaarne mogen lijden. De hr. Bigot heeft gedu
rende het laatst verloopen jaar inderdaad veel gedaan om de ffenegcn'ueid
te verdienen van allen wien piitige luim en eeue vorma ;elijke wijze van
comciespelen lief is. De duitsche klucht is het te. rein, waarop hij zich
meestal bewogen heeft en in het verhollandschon (een heel ander woord
clan verhansdon) ea voor hollanders pleizierijrer maken dier kluchten heeft
hij hefc ver gebracht. De hr. Bigot he^ft ook het voordeel van zijn uiter
lijk; iets luhrags ligt in zijn trekken; o guit; os schalk! zoude men hem
wi'len toeroepen. Hij is een der sprekende typen vf.n ons tegenwoordig
hollaadsch tooneel. Eu met de lieorcn Lagcman en Jurgeas vormt hy
eon^driotal; dat voor die offiei»i:S3 af doding van den troep des h 'eren van
Lier, welke zich la Gaitó" noemt in de artisten taal, onmisbaar is gewor
den. De beer Bigot verstaat ook uitnemend de kunst der
gelaat-schilderir g. De koppen, die hij samenstelt ia zooveel verschillende karakters,
blijven den tooneelminnaav in hot geheugen voor langen tijd: de pruiken,
de voorhoofden, de neuzen, do monden, da rimpels, de onges, alles.
En dit is geen geringe lof.
Wat de hr. Bigot voor het Grand Thi'ïitre J?, heeft do hv. A. C. Kreeft
voor Frascati getoond te zijn, waar hij Donderdagavond zijn benefiet vierde
niet eou der br?ste werken v,n.n Oü'onbacli, thans voorliet eerst in Frascat-i
opgevoerd: Hot, leven te Parijs".
I)o hr. Kreeft gaf, voor zijn betrekkelijk .icüJIgsn leeftijd, rcofls zooveel
fraais te Kien, zooveel bewijzen van een buitengewone comische gave,
dat hij zieli da waardecring vau het tiitgabrekio Frascati-publiek niet
alleen wist te verwerven, maar zich ook op prijj mocht cicen stellen
door die amsterdamsche fooneflïcennsr?, wi'or> cnricatuur-humor lief J3.
De typen, door don hr. Kreeft geleverd zijn uit den aard der zaak
overdreven. Het ia niet, do huiaor, die in het getrouw nabootsen van
Let leven pfuvon-lon wordt, waarin de hr. Kreeft uitmunt. Maar het zijn
de charges", hec is hot caricatuureoren van het leven, waarvoor hij een
uitstekende vaardigheid bcait. De karakters van gebrekkige oude heeren,
die toch met de dolste eigenaardigheden behcbt zijn, behooren tot het
beste, dat wij van hem kennen.
Ook als de schoenmaker in Hel Icvsn te Parijs voldoet hij thans ten
zeer.M o.
Onder de mannelijke arüsten is de heer Kreeft tle eerste vnn Frascati,
dio, doe:1 wien do onderneming der heeren Prot het meeste bloeit. Moge
liij nog lang (loze plaats hnudhaveu, moge zijn kun t zich steeds
vermenigviildiffen en vcn'ijiten. Air etai der meest gewaaraeei-dn verschijningen
in o:i~e toorr:i'l\verc':cl be&chünvrd te v,~oiuor>, K n l d r. n :',ün loon blijven
liet G ''.and Tk'Atro kondigt eene L-asf.vuorstpl'.'n? aan van mevrouw
van den Berg van het nationaal looueel te Antvverpon. Zij zat Deborah"
Januari.
K. J. W.
HET TC:>":'?-;EL TE EOTTEGDAM.
Kot UutttrdarBFche publ'ek heeft n;et ie klagen over ilsii ijver ofizer
toonesibestureiu Eukele maanden na de eerste vei'toonïng van Le Mart