Historisch Archief 1877-1940
f, -f
1.1 '"
DE AMSTERDAM MEP,, \V EEK BL A D VOOR NEDERLAND.
No. 397
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Kb. '3 is juist opgelost door A. W. te Uu-echt en D. te Rotterdftm; no. 4 door W.
T, H. te Delft.
BCHAAK-CUBIOSA.
-j
Uadsheerspel.
L e g a 1. Schaakvriend.
Zonder T. a I.
Itl e 2 e4 Zwart: e 7 e 5
2 f 1 c 4
3 g 1 f 3
4 b 1 c i»
6 f 3 nt e 5
Wit geeft iii 2 zetten
Pairdspel.
A. B. Koen k.
1 e 2 e 4
it t 2 f 4
3 g 1 - f 3
4 b 1 c a
5 o 3 nt e 4
6 d 1 6 'Jt
7 e 4 f 6 mat.
Kussisch Pau&pe
T»ylor.
1 e 2 e 4
2 g 1 f 3
d 7 d6
b 8 o 6
c 8 g 4
S 4ntdl?
wat.
N.N.
e 7 e 5
e 5 nt f 4
tl 7 d 5
U 5 nt e 4
c 8 g 4
g 4 nt f 3
N. N.
e 7 e 5
g 8 - f G
8 f 1 c 4
f 6 nt e -t
4 b 1 c 3 e 4 c 5
6f3nte5 f 7 f6?
Wit geeft in 8 zetten mat.
Sicüiaansche
G, Schnitzler.
1 e 2 e 4
2 g 1 - f 3
3 f 1 c 4
4 b 1 C 3
5 G 4 nt f 7 +
spelopening.
E a r d u n g.
c 7 o 5
b 8 c 6
d 7 U G
c 8 g 4
K nt f 7
G f S g 5 +? i 7 l
7dlntg4 g 7 g 6
8 g 4 f 4 -t- f - g 7
t» g 5 e 6 uiat.
UudslieêrgamLiet.
D r a u n e.
1 e 2 e 4
2 f 8 f 4
3 f 1 c 4
4 h 2 h 4
Wit geeft in
K c h iv a r t z e.
e 7 e 5
e 5 ut f 4
K 7 - g 5
f 7 t' C
5 zetten mat.
FElJII^ETOir.
uk/r T A _
O o r s p v o n k e l ij k e Schets,
MAX.
1.
Het was in een klein höisje op de Vijüelgïacht. Met een sloopje
vau. vijf korte treetjes ging men door een effen groen deurtje
Wanen. Hij bswoonde daar twee kamertjes, die in elkaar liepen,
van voren aan de straat uitkwamen en van achteren op iets, dat
eigenlijk geen binnenpSaatsje kon gefioenad worden, zoo klein en
bekrompen was 't. Daarboven had men nog eens twee kamer
tjes, waarin geslapen werd, en verder een vlieriag. Meei' niet,
liet dak liep heel schuia op en het huisje was heel klein.
Och, hiy had er zich altijd best kunnen schikken. Toen hij,
nadat zijn ouders gestorvea waren, uit Nijmegen hierheen was
gekomen, scheen bat voordeel van in Amsterdam te wenen zoo
groot, dat alles fraai en goed werd, wat daar maar toe leiden
kon. En zij, wat was er op de heele wereld te doen oi' te
lijden geweest, dat zij in dien tijd niet zou hebben willen doen
en lijden, om maar bij hém te zijn en hém zoo gelukkig moge
lijk te zien? Wel had het haar na een paar jaar nogal verdro
ten, wel had het haar toen stiller en minder Hel' gemaakt dan
eerst, wel was langzamerhand de warmte harer wangen en do
gloed van haar oog 'in een dof heid en matheid verkeerd, die hij
zich steeds te vergeefs getracht had te verklaren, maar zij had
hem altijd met een glimlach gerustgesteld, hem voortdurend ver
zekerd, oat zij zich zoo gezond mogelijk gevoelde. Liet hij eens
den dokter kornen, dan heette het:
i Lieve man, 't is geld vermorsen! geloof me, geloof me nu toch, in
wendig scheelt mij nicls. Anders zou ik het je immers welzeggen,
anders zou ik immers de eerste zijn, om maatregelen te nemen
en mij, in het belang van ons drieën, voor ziekte te behoeden T'
Wanneer hij haar dan scherp in de oogen zag en peinzend het
hoofd schudde, sprak zij weder:
»Ben ik niet zoo mooi meer als vroeger? Beval ikjsminder?"
Als hij haar dan omhelsde en de verzekering gaf, hoe hij haar
nog veel meer lief had dan vroeger, dan wist zij hem zoo een
prachtige verklaring van de wijziging, welke haar uiterlijk on
derging op den mouw te spelden, dan wist zij zoo hoopvol en
bemoedigend naar hem te kijken, dat de angst hem wel moest
verlaten.
»Het schijnt met mij zoo voorbestemd geweest te zijn", zeide
ze, «buiten kleurde de zon en de lucht van het platte land mijn
wangen rood, hier worden ze van zelf bleeker wijl ik zoo weinig
uit kan gaae, maar van binnen word ik niets gewaar, ben ik zoo
gezond ais een vischje in het water... en misschien", voegde zij
er al lachend bij, «wordt mijn gezicht na een tijdje weer even
zoo naar mijnheer's idee als vroeger."
Meen- je 't, Anna, meen- je 't?" vroeg hij, en telkens had hij
zijn vrees laten wegpraten. Maar hij werd toch vol voorzorg.
Zij moest veel meer tijd op het doen der huishouding, met alles
wat zich daarbij voegde, uitsparen, minstens tweemaal per dag
een wandelingetje maken, als 't kon een groote, een heele groote.
Hij mocht niet meegaan, dat was onmogelijk. Eens per dag
liep hij snel naar het kantoor, eens per dag nog sneller terug
naar huis; hij genoot dus voldoende lichaamsbeweging. JNa
kantoortijd, dit wist ze, moest hij druk schrijven; iiiet alleen
die vertalingen van Vansche ea Engelsche romans voor de
kranten, orn nog een stuivertje bij zijn inkomen van kan
toorklerk te voegen ea zoodoende ten minste de noodzakelijk
ste kosten van hun zuinig leventje te bestrijden, maar ook,
maar vooral, had hij aan zijn eigen, ztjn oorspronkelijk werk te
ju-beiden. Warae^r hij toch aan zijn hartevuur niet gehoorzaamde
en uiet voordurend, voortdurend gedichten maakte en proza schreef,
dan zou zijn talent nooit aan het licht komen, dan zoude het
geen zij wel wat in overdreven Helde zijn genie noemde, nooit
eenmaal die toekomst voor hen" openstellen, waarvan zij beiden
steeds hadden gedroomd, waaraan zij beiden geloofden, waarvan
zij zeker waren, dat er eens een ruime vergoeding in zou gevon
den worden voor al hun tegenspoed en bekommeringen, hun zor
gen en verdriet.
Want die toekomst, Leopold Hofman zou nooit freule Anna
van Bergchem gehuwd hebben, hij zou haar nooit uit haar rijke
omgeving weggenomen hebben, haar van haar aanzienlijke bloed
verwanten vervreemd en haar lot voor altijd aan het zijne verbonden
ook al had zij zelve het nog zoo zeer gewcnsclu, indien
zij beiden niet zeker van die toekomst hadden gemeend te zijn,
gelijk zij clat nog steeds meenden. Hij was rnau van eer, hij zou
liever gestorven zijn, dan de vrouw, die hij beminde, in ellende
te storten of haar levensweelde te verminderen, maar ... zij ncdi
hij twijfelde immers n cogcnblik! Hij voelde de kracht om
vooruit te komen leven in zijn geest en hem bezielen, en zij
vereerde hem zoo, dat ze er, was 't mogelijk, zich nog zekerder
van dacht dan hij. Nu, enkele jaren van ontbering, een kort
tijdsbestek van rusteloos zwoegen voor hem, van zich behelpen
voor haar en daarna het paradijs om dadelijk vereenigd
te zijn, viel die moeilijkheid niet te zwaar.
Zoo kwam hun huwelijk dan tot stand, en waren zij maar aan
stonds uit Nijmegen, naar Amsterdam, het cealrutn vau
Ncderlandsche beschaving en vooruitgang, verhuisd.
Sedert dien tijd verliepen acht jaar, nu vliegend, als het werk
scheen te vlotten, dan kruipend, wanneer de lucht donker scheen
boven hunne hoofden en de moedeloosheid in 't harte sloop. En
die acht jaren hadden hun niets gegeven, geen enkel helder ver
schiet, dal zich opende, geen blinkende ster van hoop, boven hun
hoofd. Toch verdween nimmer hunne illusie. Leopold, met
zijn ijzeren gestel, spande zich in voor drie. Daar hij1 van zijne
prilste jeugd af aan meer van poëzie clan van boekhouden en cij
feren had geweten, bekwam hij niet dan na ontzaglijke moeite
een postje bij een makelaar, waar hij dagelijks van negenen lol
vieren moest zijn en dat hem dan nog maar vijftien honderd gulden
's jaars opbracht. Da rest verdiende hij mei vertalen; zij kwa
men ternauwernood toe. Tot diep in den nacht beulde hij zich
nog dikwerf af op zijn eigen werk, geniale, lange gedichten,
drama's vol hartstocht en vuur; dit was toch altijd de hoofdzaak,
dit zou hem eens het verlangde schitterend welslagen bezorgen
en zijn fortuin vestigen. Doch tot heden toe rees do gelukken
niet; geen uitgever ontfermde zich over zijn massa's papier, vol
geschreven, zooals hij zeide, door zijn zweet en bloed. Il ij had
echter de kracht om vol te houden.
Anna miste die. Langzaam, onmerkbaar kwijnde zij weg,
als een teedere plant, allengskens verdorrende. Zij zelve wist
het wel, maar zij -wilde het niet weten. Leopold had eerst in
duizend angsten gezeten, telkenmale als hij zijn vrouw in do
koude der donkere vroege ochtenden dienstbodenwerk zag verrich
ten, terwijl hij nog in bed bleef na een halven nacht, schrijvens;
of hij ontwaarde blauwe plekjes onder die zoo geliefde oogen,
wanneer des avonds de gele schijn van het laraplicht die vale
gelaatstint geen warmte kon schenken. Jlarc geruststellende ver
zekeringen geloovende, was hij eindelijk aun den toestand gewend,
bemerkte er ten laatste niets meer van. Altijd klonk hare stem
nog liefelijk en helder, welluidend als op den ceiclen dag hunner
liefde, altijd stonden haar oogen met grenzeloos vertrouwen cu
hem gericht, altijd was zij daar, aan zijn zijde, om hem aan ia
wakkeren, hciu te prijzen, hem door allerlei redeneeriugen, door
de liefde haar aaa de hand gedaan, te overtuigen, dal hij slechts
te volharden had, orn zijn doel te bereiken.
Wat beiden echter hoofdzakelijk dien onuitputlelijkcn levens
moed had medegedeeld, wal hun dien ijver had verschaft en dm
voor niets wijkende vertrouwen, het was Ima dochter!jo, door
Anna gedurende liet tweedo jaar vau hun huwelijk ter wereld
gebracht, naar Anna's moeder Maria geheeten, en dut zij bij het
vcrkortingsnaampje Mia noemden.
II.
Nu gunden Leopold en Anna te midden hunner inspanningen
en droelenissen zich geen tijd meer om te bedenken, ol hut
leven, dat zij leidden, niet op vruchteloos allobben neerkwam.
Vooral Leopold gevoelde zich als door een hcogcren prikkel
steeds aangezet tot doorgaan zonder om te zien.
Zat bij 's avonds over zijn vellen papier gebogen en bleef zija
pen een cogenbiik bewegingloos, dan zag hij de fijne wilt e Lau
den zijner vrouw, zonder n seconde Ie vertragen, naald en draad
hariteeren, dan zag hij Mia's wit-blundökopje boven de
tafeluitsteken, of hoorde haar boven in haar bedje, bang voor de
duakerte ais zij was, een kerslmisliet.'je zingen, door moeder haar
geleerd, en dan zette hij ijlings de pen weder op het papier.
Daar was zijn vrouw, die hij beloofd had gelukkig en rijk te
maken, daar was zijn kindje, vooruit! vooruit! En terwijl
er zenuwachtige rillingen door zijn handen liepen, schreef hij
door, onophoudelijk door, met versclirikkehjken spoed.
Zoo had het leven voortgeduurd, tot nu zes weken geleden,
_ Er geschieden soms in hel meuschenleven van die ongelukken,
die zoo plotseling eri zoo donderend neervallen, dat hun gingen
in de getroüen zielen rnerkteekens achterlaten tot uan den dood.
Zonder voorzien te zijn, storten zij verpletterend op dca menschy