De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 februari pagina 3

1 februari 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER,WEEKBLAD VOOR NEDERLAND \ $9 wa warmen bakkersoven hadden gezeten, en. Amsterdam we r__ falmde nut klaaggeschrei en wraakgeroep. Waarom? «raagt ge, verstandig denkend lezer en ik vraag het U in jpmoede na. Waarom mochten die menschen zich niet eens warmen ? Warmt iedereen zich niet op zijn beurt? En dan ook, wil men dan a tout prix dat er steeds dienders bij den weg zijn en dieven en inbrekers den schoonen verwegel van vader Van Alphen: «Zonde ik voor een' diender vreezen?" oneer znllen aandoen? Zie, ik voor mij ik vind er iets gemoedelijks, iets iartverheffends, iets stichtelijks in, dat dief, paneelzager of inbreker in Amsterdam de kinderhjk-naïeve gedachte.kan uiten: «Beste diender, warm u zacht, Ik ga stelen, goeden nacht l" . Ziezoo myne boet-predikatie is ten einde; ik hoop dut men voortaan v wat milder en aangenamer over ons wakker politie-korpa zal denken en niet bg alle gelegenheden moord en brand zal roepen wanneer kleine onregelmatigheden voorkomen. Onze politie-mannen houden genoeg de wacht, ik constateerde dat laatst nog toen ik met Jan in den Schouwburg was: het was er ledig en toch zag men wel acht helmen bliaken. Als de Kerken Zondags nitgaan ziet men evenzeer tal van rustbewaarders en er kan geene begrafenis eerste klasse plaats vinden of men ziet een eersaam agent deftig voor den zwarten stoet uitstappen. Maar genoeg over dit onderwerp; de denkende lezers zijn het natuurlijk allen met mij eens en de onnadenkende pruttelaars bekeer ik toch niet; danrom vertel ik liever wat anders dat echter enkel voor geëngageerde , paartjes bestemd is, waarom ik gehuwden en personen die niet verloofd zijn, vriendelijk verzoek de volgende regels, tot aan het slot, niet te wOlea lezen, Ik heb, oanvallige maagdelijke en kloeke jonge mannen, eene ontdek king gedaan die met geen goud te betalen is, maar waarvan ik U gratis deelgenooten maak; want de oude Aquarius is iemand die het velen kan , wanneer het zonnetje in het water schijnt. "Weet dan dat bet aan het Westerhoofd des avonds zóó stik- en helschdonker kan zijn dat het er een paradijsje voor verliefden, een aangewezen oord .voor minnekoozerijen is; ik vermoed dat de verlichting er voorbedachtelyk spaarzaam is om geëngageerden genoegen te doen en deze handelwijze kan niet genoeg op prijs worden gesteld. Het eenig advies dat ik paartjes die den door mij gegeven wenk wenechen "op te volgen, wil geven is om eenpaarscaphandersofzwemgordels medetenemen, want het zoude onder het stoeien, kunnen gebeuren dat men te water geraakte, 't geen voor iemand die niet zwemmen kan, altijd tuin of meer ongeriefelijk is. Dan ook vestig ik er de aandacht op dat het niet verkieselijk is om, tvanneer het Petrolenm-Entrepót eens vroeg of laat in brand mocht ge raken, 't geen natuurlijk niet tot de onmogelijkheden behoort, aan het : Westerhoofd te blijven vrijen want het kon er dan wel eens minder secuur worden. Ik zoude in bedenking willen geven om in dergelijk geval het » f eminnekoos aan de Slatnintjes of aan Schollenbrug te gaan voortzetten. Aquarius. URIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. Het \)3 is weg en al de ijsvermaken! Waar nog vóór weinige dagen een Bpiegelgladde ijsbaan was, ziet men nu slechts akelige, doodache plassen, waarboven hier en daar een boomtak of een steen uitsteekt; waar vlugge ? sohaatsenrijdera en bevallige rijderessen zich als op de vleugelen des wiuds bewogen is het nn alles stil en eenzaam en de thans volwassen maan kijkt door de lichte wolken zoo glimlachend op die eenzame velden neer alsof zij zeggen wilde: zie zool dat is nu mijn werk! Zoolang ik nog aan het groeien was had ik nog plezier in dat gewiemel daar beneden me, toen hield ik nog wel van zoo'n aardigheidje! Maar nu ik volgroeid, na ik weer op mijn retour ben, na moet het maar uit zijn met die kin» derachtigheden, nu wil ik weer zien dat de maan in het water schijnt. Wat zijn er toch verscheidene mannen op twee beenen in deze wereld, die ook, als zij op hun retour zijn, niet meer kunnen velen dat de zon in het water schijnt; die dan alleen de maan hun eigen ik willen zien weerkaatsen; die alle vermaken waaraan zij in hunne jeugd deelnamen, en hartstochtelijk deelnamen, aan de jongeren van jaren misgunnen. Eigenaardig is het, dat ijsvermaak bij die izegrimmen goedgunstig tot een uitzondering is geworden. Het ijs, hoevele gevaren het ook oplevert, - beeft genade gevonden in hunne oogen. Ik keu menschen, die om den dood niet zouden willen dat hun dochter op een fraaien Zondagmiddag eens met een jongmeneer naar den Hommel ging wandelen, maar schaatsenrijden al was het naar Woerden! Die schaatsen schijnen een bijzon dere waarborg te zijn in hunne oogen, tegen alle ongemakken die een jongedochter aan haar goeden naam als anderszins kan oploopeu. En och, als de niet volwassen maan eens spreken kon! Als zij ons eens vertellen wou wal men op schaatsen al zoo niet doen ban I Slapen en op je hoofd staan zouden, geloof ik, de eeuige verrich1 tingun zijn, die tot de onmogelijkheden behooren. Gelukkig, dat er althans een terrein is, waar de izegrimmen zich niet ? inmengen. Maar laat ik niet te veel zeggen: zij mengen er zich toch in. Zoo kunnen zjj nu hier niet verdragen, dat de ijsclubs voor zich de besta banen reaerveeren. De aristocratische club heeft de beste baan en da algemeene club Vooruit" op n na de beste. De beste ligt achter de ' batterijen," zooals hier het water genoemd wordt, dat om het fort de * Bilt ligt. Waarom, zoo vragen zj}, wordt dat water voor het pnbliek afgesloten? Omdat, ia het antwoord, de militaire autoriteit daar de baas. is, en die ?luit het voor n en niet voor ons. Maar, zegt zoo'n izegrim dan weer, ik dacht dat de forten hier zoo geheim gebonden" werden en nu kan toch iedereen, die er belang in stelt, des avonds als aller oogen, ook die van de schildwacht, op dat levendige carneval op het ijs gericht zijn, op zijn gemak een kijkje Daar heb je dien ritmeester van het Pruisische leger die «toe vallig hier gelogeerd" was en zich daar tot 's avonds laat vermaakte! Mag dat maar zoo? Wat zoo'n izesrim zich al niet in zijn hoofd haalt! Aan polifiek doet hg ook al! Die ritmeester was hier voor zijn plezier! En iemand die voor zijn plezier uit is die gaat toch waarachtig geen forten bekijken. Nu ja, maar izegrim vindt, dat als er een vijand op mag, hij er dan ten minste ook wel op mocht. Maar hij wil zich niet blootstellen aan een deballotage. En eigenlijk gezpgd, zou hij er niet eens lid van willen zijn» want het was er weer een stijve boel, had hij gehoord. Je mocht [er niet eens rooken! Verbeeld je op het ijs niet rooken. Een vriend vaa hem had met de sigaar in den mond de ijsbaan betreden en daar was een commissaris naar hem toegekomen, met verzoek om zijn sigaar weg te werpen. Op het ijs! Ze zullen nog voorschrijven dat de heeren in den rok en de dames met een sleepjapon moeten komen, 't Volgend jaar zullen ze er zeker evenals bij de spoorwegen: rookbanen en damesbanen op na gaan houden. En dan moeten ze damescommissarissen ook nemen opdat toch in 's Hemela nar.ai zoo'n jongejufiYouw uiet in aanraking komt met een meneer van het andere geslacht; en sluiers moetenze baar voordoen, als in Turkye, en een hooge plan ken schutting om de baan zetten met latjes over de reten, zooals o;3 de plaats van hot academiegebouw, waar men niet zien mag hoe mjoi do kloos tergang wordt gerepareerd. Dan behooren daar ook bij dames-baanveegsters en een troep menschen om tusschen de hoeren- endamrabanen op en neer te wandelen, tusschen een paar planken op palen zooals men nu de politie het terrein tegen indringers heeft doen beschermen. En bet geheele aristocratische ijsveld zou moeten worden afgezet door jonkers en graven en dergelijke verdienstelijke menschen meer, die toevallig" niets anders te doen hebben of te doen verstaan. Van die menschen dio er 's nachts zelfs over liggen te droomen hoe ze toch als zij wakker zijn hunne natuurgenooten een plezier zullen kunnen doen, Houd op o izegrioi, bederft gij zoo avonden, die wij er hebben door gebracht ondor verlichting a giorno, bij de tonen der muziek, aan den arm eener lieve maagd zwierende over het ijs of knielende aan baren voet om de schaats te binden. Schaats te binden! 't Is wat moois tegenwoordig! Dat genot ook al nit. Die Amerikaansehe dingen vliegen aan. Vroeger kon je, al naar het voetje lief was, lang of kort er over doen of haar zoo binden, dat ze spoedig weer opnieuw gebonden moest worden, maar tegenwoordig.' O jou leelijke izegrim! UIT HET HAAGJE. XIX. Mijn vriend de referendaris was drie weten geleden in den zevenden hemel. Hij scheen van zijn minister of' secretaris-generaal een wenk te hebben gekregen, dat de eigenaardige kwaal, genaamd jeukte in het knoopsgat," waaraan hij sinds lang lijdende is, door oen pleister, ia den vorm van een gewaterd lintje met esn geëmailleerd kruisje er aan, zou genezen. Hij straalde, de brave ambtenaar, van geluk en zelfgenoegzaam heid. Virfus nobïlitat stond er op zijn voorhoofd te lezen, al prijkte hot nog niet op zijn maagdelijke borst, llij ging met fier opgericht hoofd en een fijn diplomatisch glimlachje op de lippen, naar zijn bureau, van zijn bureau naar de sociëteit, en van de sociëteit naar huis, en telkens als ik hem tegenkwam en dat gebeurt nogal eens, want het is hier vrij moeilijk elkaar niet tegen te komen en ik hem mijn joviaal boa jour P toeriep, kaatste hij me een krakend bönjörrl" terug, dat hij met een majestueus bandgebaar deed vergezeld gaan. Zou bij eon half-milKoen geërfd hebben?" vroeg me eens een kennis, met wien ik stond te praten en die hem verbaasd nakeek. Wel neen," antwoordde ik, op mijn cigeu ongerept knoopsgat wijzende; hij maakt zich blij mot eendoodemosch." Ja wel, ik bad het zisn aankomen. Onze referendaris heeft ook weer eoo'n mummie van een vogel Phoenix, die eeuwigdurend ten genoegen van het hersenschim-najagend menschdom uit zijn assche herrijst, in zijn hand gehouden. Ik kwam hem verleden Maandag weer tegen en ik bemerkte terstond dat de zelfgenoegzame glimlach op zijn droge bureau tronie had plaats gemaakt voor een lijdelijk trekje, dat duidelijk zei: je suis flambé. Bonjour l" riep ik hem van den overkant der straat toe. Hij richtte langzaam het nedergebogen hoofd op, keek rne half verschrikt, half wezenloos aan en antwoordde zonder zijn majestueus handgebaar, met een schorre stem: Bünjör l" Ik stak terstond de straat over ? een stille straat natuurlijk en hem de hand drukkende, vroeg ik deelnemend: tloe gaat het V Toch niets bijzonders ?" O neen, lles wel, perfect wel. Alleen in de Hooge kringen...."." De brave referendaris was zoo tot aan de kepl too vol, dat hij nu ia eens losbarstte en me duidelijk in zij a ontroerd gemoed liet lezen hoe hij aan den vooravond om tot het doel zijner wenschen te geraken, rJlerbitterst werd teleurgesteld door het afzeggen der hofpartijen. Hij had uitnoodiging ontvangen, of zou er een ontvangen, dit Week niet duidelijk, en nu lagen die partijen, om de ecu of ander geheimzinnige reden, in duigen. O jammer! Ik be greep wel-is-waar het juist verband niet tusschen de afgezegde Hofbals en de ongeveinsde teleurstelling vau onzen referendaris, maar ik vermoedde dat hij groote verwachting had gekoesterd van de uitwerking welke zijn buigzaamheid in de ruggegraat ditmaal aan het Hof zou teweegbrengen. Ik had den referendaris nog naar de geheim zinnige reden van het afzeggen der heffeesten willen vragen; maar 't is beter geen informatiën te nemen bij menscheu dio bezig zijn slip te vangen. Ik liet den ongelukkige aan zijn lot over en wandelde naar 'tboscli, De ontmoeting met den referendaris deed me nadenken en ik vroeg me zelf af: Wat is toch eigenlijk den Haag? Vóór alles de Resi dentie". Dit antwoord werd me ingegeven door het legio vergulde konkkUjke wapens met het bijschrift ^hofleverancier" in 't enkel- of meer* een me

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl