De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 februari pagina 4

1 februari 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NE0ERLAND. N* 597 ? tond, dat eooeven op imjn wandeling door de stad nog mijn aandacht h»d gMarofckeo, en me nu weer in herinnering kwam. Ja, nde resi dentie;" maar heel veel merken we er niet van. Be koninklijke familie reaidwrt bjj uitaonderüag in de residentie en daar zijn, veel menschen, betenphflbbenden, met groote spiegelruiten in en een koninklijk wapen voor de pui van hun huis, die dit eeuigsiins andere zouden wenschen. Ja ik *?* uit vr\j gek«x* bron geen officiëele dat bedoelde belanghebbnden ?torn e» been klagen en ditmaal nog heel wat erger, zyn teleur* gesteld dan onze referendaris.... Afijn", zooala onze groenteboer zegt, all h$ bezig is onze juffrouw" kool te verkoopen, we bennen hier in den Haag zie-je, en niet op een boerendorp, en 't fatsoen van je me vrouw moet haar toch wel twee cent meer op een kool wf.ard zjja". Maar de groenteboer ia geen hofleverancier, andere moest hij liever zijn kool afslaan. De oude Hagenaar», da degelijke, = onder wie indertijd bijv, ook mijn onvergetelijke tante Mietje behoorde, wier schim me in den laatsten tijd volkomen met rust laat nu ik niets dan liefs van haar Hègje zeg, schudden bedenkelijk het hoofd en zeggen: .Den Heg gèt els residentie onder". Bij deze droeve gedachte zuchtte ik en ik stond stil, vlak bg een steenen paal in 't Bosch en ik sprak ZijnEdelo aldus aan: Weet jij wat toch eigenlijk den Haag is, nu 't bijna feitelijk heeft opgehouden resi dentie te zijn?" Bataljon halt! Dat antwoord kwam niet van die paal, dia zoo stom was als de stomste Hagenaar z\jn kan, maar van het Malieveld in de nabijheid. Dat ba taljon halt" kwam daar juist van pa?, Den Haag moge dan voor heeren en dames eene schier denkbeeldige residentie zijn, niet alzoo voor onze armee, hier meer speciaal vertegenwoordigd door het edelste wat het strijdbare gedeelte der natje bezit het Keurkorps, 't Spijt me tot in 't binnenste mijner burgerlijke ziel, dat ik geen krijgsman ben, nooit ben geweest mjjn schutterdieBst reken ik uit bescheidenheid niet mede en vermoedelijk nooit worden zal, tenzij d0 allerlaatste man van den Landstorm, die geloof ik nogaltgd met pieken ia gewapend, mocht worden opgeroepen, om in Vereeniging met onze Haagache visch-juffrouwen, dio ik op het punt van strijdbaarheid groote militaire verdiensten toeschrijf, onze haardsteden en altaren te helpen verdedigen; maar wa» ik krijgsman en dichter tegelijk, dan dichtte ik een epos op ona Keurkorps. Bataljon halt!" hoorde ik alweder, Of nu 't dikwijls en mooi halt honden het criterium is van de geoefendheid eener keurbende, weet ik niet, maar sooveel weet ik wel van krijgszaken, dat de topographische gesteldheid van het Malieveld eigenaardig meebrengt dat een exerceerendo troep daar meer tijd moet doorbrengen met halt te houden dan zich te bewegen. Ik gaf den stommen steenen paal een nijdigen slag met mijn stok waarom weet ik zelf niet wandelde verder en telkens hoorde ik weer: Bataljon halt!" Daar kwam ik een eenzamen wandelaar tegen, blijkbaar door 't ge lukkig toeval op mijn weg gezonden, om mij zooals de referendaris zou zeggen, te dienen van bericht, consideratiën en advies; want de man had een vwschoten lintje van 't brutale kruis in zijn knoopsgat. Hij zag er burgertak Bchofeltjea uit in zijn kalen duffel met zijn kaal bolhoedje en kaal geschoren göaicht. Ik meende een aekere nooddruft op zijn 'inge vallen taankleurig gelaat te lezen en, daar ik toevallig geen broodje met ham en een glas beiersch bij me had om hem aan te bieden, hield ik hem mijn sigaren-koker voor en knoopte tegelijk een gesprek met hem aan. De sigaar was hem welkom, hoewel ik de zekerheid had dat een bord erwtensoep hem wel zoo Hef zou zijn geweest, en terwijl hij aan mijn brandend eind aanstak en ik met aandacht de glinsterende parel aan het extremis van zijn langen dunnen neus gadesloeg, denkende: zou hij vallen of niet? vroeg ik: Wat voeren «e daar ginds toch uit?" Ja, mijnheer," antwoordde de man, wiens trekkracht me niet meer van prima Dualiteit toescheen, wat zal ik u zeggen. In mijn tijd was dat anders'... Nu weet iedereen, dat het in den tijd dien oud-gedienden mijn tijd" heeten, altijd heel anders en beter was dan in den tegemvoordigen; daarom wil ik den welwillenden lezer de moeite besparen van het relaas te lezen, dat de man met de parel, welke intnsschen was verdwe nen, om plaats te maken voor een opvolgster, mij bij wijze van inleiding, opdischte. Wat ze daar uitvoeren, mijnheer?" vervolgde hy, terwijl luj met zijn langen mageren hals voorover gebogen, naast me voortstapte: Dat noemden wij in onzen tijd mangelen"; dat heet: zoo wat openoeee loopen. 't Zal me verwonderen, mijnheer, als we dat van-avond niet weer m de krant te lezen krijgen. Ik heb een zeun, dia is onder-adjudant bij het zeuvenate en die srflft me gedurig: Ik begrijp niet, vader, waarom ze daar m den Haag altijd in de kranten srijven van alle groote en kleine meneuvers die de grenadiers en jagers uitvoeren." Je kunt geen haagsohe krant opnemen of je leest er in: Het reziment granediers en jagers zal morgen dit of dat doen. Na is 't een militaire mars naar Loosduinen, onder kommando van den majoor of den luitenant kernel Jan of Piet; dan weer wat anders, maar altijd met den naam van den hoofdofficier er bij, en dan dat de muziek den troep naar buiten heeft gebracht en dat de manschappen een broodje uit de cantine hebben gekregen, en zulke smoesjes meer. Wat voeren ze da»i- bij jullie in den Haag toch uit, om zoo'n beweging te maken over gewone dingen die we hier alle dagen doen? Wat kan ons en 't pebliek dat schelen?" zeit m'n zeun en hij heeft gelijk. Van de cavalderie ea de artelerie, die in den Haag in garnizoen is, hoor-je bijna nooit iets en dio voeren toch zeker niets minder uit dan het keurkorps." Meneer, ik moet links-af naar 't Bezuidenhout. Mag ik nog eens aansteken? Dank-je wel, meneer. Do oud-strijder nam zyn bplhoedje af, strooide nog een parol voor zijn voet en ging zijns weegs. Bataljon halt!" boorde ik weer uit de verte. Ik heb dan kullunnel na zijn schitterende soiree no=; niet alloen knn.acn te, spreken krijgen. Onze whist-;aitii>jes zijn door den drang der tijdsomstandigheden voor 't oogenblik gestaald en hij is meer dan ooit onder de groote heeren verzeild; maar ik heb hem veel vragen te doen. Ik vertrouw dat hij me ook wel een voldoend antwoord zal weten te geven op de vraag waarom het bataljon halt" hier zoo sterk in zwang is. 's Nachts na dien zelfden dag sprong ik in mijn droom op en riep met bulderende stem Bataljon halt!" De geest van het regiment grenadiers en jagers was in me gevaren. Zou ik nu misschien ook spoedig een decoratie krijgen? Pasquino. K C N S T. HET AMSTERDAMSCH TOONEEL. Frascali: Het leven te Parijs. Pa kscliOOTfourg: Vreugd baart angst; Ik inviteer mijn Kolonel; Hercules. Variétés: De blinde en sijn geneesheer; De Schoolmeester; Engel en duivel; De Amslerdamsche Keukenmeiden, Stadsschouwburg: Ultimo; Dokter Klai»; Narianne; mejuffrouw Do Groot. Grand Th utre: Medea; Eigenzinnigheid; Dtborah. Al waren de Duitschers, die hier ter stede met eenig welslagen Pariser Loben" opvoerden, misschien meer volleerde en kunstvaardige zangers en tooneelspelers dan over 't algemeen de leden van 't Frascati-gezelschap zich kunnen beroemen te zijn, toch zouden wij gaarne beweren, dat de kunstenaars onder bestier der heeran Prot geschikter eijn ora eon zoo zeer Parjjsch kluchtspel tot zijn vecht te doen komen dan de rassen-vijanden der Pranschen, welka plooibare talenten zij ook onder zich hebben, het zich hebben betoond. Het leven te Parijs! Herinnert onze lezer zich den inhoud volkomen, zij 't van toen de Duitschers het speelden, zij 't van lauger geleden, toen Morriën er in werd toegejuicht? Hengen hem de Z\veedsche graaf met echtgenoote, die door dien jongen luchthartigen losbol 200 deerlijk m 't ootje worden genomen? Weet hij er nog van, hoe dit heertje zich voor gids uitgeeft om m de gelegenheid te komen de jeugdige schoone gravin dingen te kunnen zeggen, die men liefst niet van op een afstand roept of otficieel te kennen geeft, maar wel door dan telephoou van het oor on middellijk den korten weg naar het hart ziet afleggen? En hoe hij xijn eigen woning voor een hotel laat doorgaan, hoe zyn vriend in het huis van diens tante een avondfeest geeft, waarop aU gasten het gansche dienstpersoneel der afwezige dame verschijnt, en hoo hij er eindelijk leelijk afkomt, als hij aan die gesluierde vrouw zijne liefdesverklaring doet in den waan het zy de aanbeden graviu, en het blijkt bij de ontsluiering de oude tante in eigen persoon te wezen? Brengt men zich de verschil lende decor'a: het station en tle vertrekken, te binnen, die nu en dan, in verband met de kleeding der personen, enz. aardige tafereeltjes te zien geven? En da melodieën! De maestro der satire in de muziek is steeds zich zelf, waar gij hem ook ontmoet. Of hij de mythologie, de achttiende eeuw en den Revolutie-tijd of wel den tijd, waarin hij zelf de leefde, tot ter rein kiest, hij danst altijd, hij lacht altijd. Zijn genre behoort tot de geschiedenis, het is waar, de burgerlijke operette is het komen vervangen, «ie burgerlijke operette, waarvan b. v. Boniface en zijn vrouw" een goed voortbrengsel kan genoemd worden, maar dat het tot de geschiedenis behoort en er steeds toe zal blijven behooren, ea dus niet vergeten wor den, bewijst de eigenaardigheid en do kracht der operette als een der muziek-tooneel-kunstopenbaringen onzer eeuw. Aan mevr. Büderman, de eerste hollandsche zangeres van Nederland in bet operetten-genre, onze beleefde groet Zij speelt en zingt als de handsehoenmaakster weder met veel bijval. Hare bekoorlijkheid en de kwaliteiten harer stem gaan hand aan hand. Mej. Coersen, in de rol van Pauline, is ook heel aardig. Hare kleeding stond haar goed. Den heere Doré, als Baron de ondremarck, een woord van welgemeende lof. Maar nu is men ;ook werkelijk 'overal aan 't blijspelletjes spelen. Dat eijn er twee in den Parkschouwburg, clria in de Variétus en twee op het Leidsche plein. Dit is wol een beetje vreemd voor het hart van het tooneelseizoen. Wij zouden zelts met durven beslissen of het verdedig baar js. Wel in de Variétés, wel. ook nog, in den Parkschouwburg, maar wat de groote Koninklijke Vereeniging aangaat!... Vreugd baart smart." is een oud tooneeispel in n bedrijf van de jn-voelonde mevrouw de Girardiu, auteur van lady Tartuffe". Ik invi teer myn kolonel" is een stukje, dat reeds veel in ons land, ook door liefhebberij-gezelschappen, is gespeeld. Het is een vlug fransen dingetj» en speelt snel af. Hercules", vertaald door Lconard. is minder aardig. Een genoegelijken avond hebben wij weder eens doorgebracht in de Vari tés, Amstelstraat, zij 't ook met vóór ons'een sterk met reuzel of zoo iets gepommadeerd jongeheertje, met links en rechts een zeer gezetten heer en dame, en met achter ons een marinier die de lieden welke vóór hem zaten, voortdurend erg dikke rookwolken in don hals blies. Er werd ge speeld : doch waarom zouden wi] u die titels noemen ? Het doet er zoo weinig toe. Het waren eeniga van die oude fransche vaudevilletjes, dia allen tamelijk wol elkaar gelijken. Maar men bezoekt de Variétés otn Camberg, Charlier en mej. Roos en zoo meer, te zien spelen. Charlier gaat goed vooruit. Hij heeft soms uitstekende comische zetten. 't, Is merkwaardig, hoo precies de geneesheer in De blinde en zijn ge neesheer", ook dezer dagen in de Variétés gegeven, die rol Bouwmeester naspeelt. In het opkomen en afgaan, in do manier van zijn handen in de broekzakken ts steken, in het zich plotseling geheel omdraaien, in de manier van met zijn hoed te werken, dan op het hoofd, dan er af, in de wijze waarop hij bij dat zekere tooneel de twee jonge dames in den arm neomt, en waarop hij bij het einde van het stuk de vuist balt tegen den misdadiger, de geneesheer" der Yariétós copieert trouw Bouwmeester. Marianne'', waarvan wij verleden week spraken, is bij het Nederl. Tooneel uitgesteld tot heden avond. Dit drama behandelt, het leveu des dichters nther, geb. te Striegau 1G95, gest te Jena 1723. Verschil

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl