Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NE0ERLAND.
N* 597
? tond, dat eooeven op imjn wandeling door de stad nog mijn aandacht
h»d gMarofckeo, en me nu weer in herinnering kwam. Ja, nde resi
dentie;" maar heel veel merken we er niet van. Be koninklijke familie
reaidwrt bjj uitaonderüag in de residentie en daar zijn, veel menschen,
betenphflbbenden, met groote spiegelruiten in en een koninklijk wapen voor
de pui van hun huis, die dit eeuigsiins andere zouden wenschen. Ja ik
*?* uit vr\j gek«x* bron geen officiëele dat bedoelde
belanghebbnden ?torn e» been klagen en ditmaal nog heel wat erger, zyn teleur*
gesteld dan onze referendaris.... Afijn", zooala onze groenteboer zegt,
all h$ bezig is onze juffrouw" kool te verkoopen, we bennen hier in
den Haag zie-je, en niet op een boerendorp, en 't fatsoen van je me
vrouw moet haar toch wel twee cent meer op een kool wf.ard zjja".
Maar de groenteboer ia geen hofleverancier, andere moest hij liever zijn
kool afslaan.
De oude Hagenaar», da degelijke, = onder wie indertijd bijv, ook mijn
onvergetelijke tante Mietje behoorde, wier schim me in den laatsten tijd
volkomen met rust laat nu ik niets dan liefs van haar Hègje zeg,
schudden bedenkelijk het hoofd en zeggen: .Den Heg gèt els residentie
onder". Bij deze droeve gedachte zuchtte ik en ik stond stil, vlak bg
een steenen paal in 't Bosch en ik sprak ZijnEdelo aldus aan: Weet jij
wat toch eigenlijk den Haag is, nu 't bijna feitelijk heeft opgehouden resi
dentie te zijn?"
Bataljon halt!
Dat antwoord kwam niet van die paal, dia zoo stom was als de stomste
Hagenaar z\jn kan, maar van het Malieveld in de nabijheid. Dat ba
taljon halt" kwam daar juist van pa?, Den Haag moge dan voor
heeren en dames eene schier denkbeeldige residentie zijn, niet alzoo
voor onze armee, hier meer speciaal vertegenwoordigd door het edelste
wat het strijdbare gedeelte der natje bezit het Keurkorps, 't Spijt
me tot in 't binnenste mijner burgerlijke ziel, dat ik geen krijgsman ben,
nooit ben geweest mjjn schutterdieBst reken ik uit bescheidenheid niet
mede en vermoedelijk nooit worden zal, tenzij d0 allerlaatste man
van den Landstorm, die geloof ik nogaltgd met pieken ia gewapend, mocht
worden opgeroepen, om in Vereeniging met onze Haagache
visch-juffrouwen, dio ik op het punt van strijdbaarheid groote militaire verdiensten
toeschrijf, onze haardsteden en altaren te helpen verdedigen; maar
wa» ik krijgsman en dichter tegelijk, dan dichtte ik een epos op ona
Keurkorps.
Bataljon halt!" hoorde ik alweder, Of nu 't dikwijls en mooi halt
honden het criterium is van de geoefendheid eener keurbende, weet ik
niet, maar sooveel weet ik wel van krijgszaken, dat de topographische
gesteldheid van het Malieveld eigenaardig meebrengt dat een exerceerendo
troep daar meer tijd moet doorbrengen met halt te houden dan zich te
bewegen. Ik gaf den stommen steenen paal een nijdigen slag met mijn
stok waarom weet ik zelf niet wandelde verder en telkens hoorde
ik weer: Bataljon halt!"
Daar kwam ik een eenzamen wandelaar tegen, blijkbaar door 't ge
lukkig toeval op mijn weg gezonden, om mij zooals de referendaris zou
zeggen, te dienen van bericht, consideratiën en advies; want de man had
een vwschoten lintje van 't brutale kruis in zijn knoopsgat. Hij zag er
burgertak Bchofeltjea uit in zijn kalen duffel met zijn kaal bolhoedje en
kaal geschoren göaicht. Ik meende een aekere nooddruft op zijn 'inge
vallen taankleurig gelaat te lezen en, daar ik toevallig geen broodje
met ham en een glas beiersch bij me had om hem aan te bieden, hield
ik hem mijn sigaren-koker voor en knoopte tegelijk een gesprek met hem
aan. De sigaar was hem welkom, hoewel ik de zekerheid had dat een
bord erwtensoep hem wel zoo Hef zou zijn geweest, en terwijl hij aan
mijn brandend eind aanstak en ik met aandacht de glinsterende parel
aan het extremis van zijn langen dunnen neus gadesloeg, denkende: zou
hij vallen of niet? vroeg ik: Wat voeren «e daar ginds toch uit?"
Ja, mijnheer," antwoordde de man, wiens trekkracht me niet meer van
prima Dualiteit toescheen, wat zal ik u zeggen. In mijn tijd was dat
anders'... Nu weet iedereen, dat het in den tijd dien oud-gedienden
mijn tijd" heeten, altijd heel anders en beter was dan in den
tegemvoordigen; daarom wil ik den welwillenden lezer de moeite besparen van het
relaas te lezen, dat de man met de parel, welke intnsschen was verdwe
nen, om plaats te maken voor een opvolgster, mij bij wijze van inleiding,
opdischte. Wat ze daar uitvoeren, mijnheer?" vervolgde hy, terwijl luj
met zijn langen mageren hals voorover gebogen, naast me voortstapte:
Dat noemden wij in onzen tijd mangelen"; dat heet: zoo wat openoeee
loopen. 't Zal me verwonderen, mijnheer, als we dat van-avond niet weer
m de krant te lezen krijgen. Ik heb een zeun, dia is onder-adjudant bij
het zeuvenate en die srflft me gedurig: Ik begrijp niet, vader, waarom
ze daar m den Haag altijd in de kranten srijven van alle groote en kleine
meneuvers die de grenadiers en jagers uitvoeren."
Je kunt geen haagsohe krant opnemen of je leest er in: Het reziment
granediers en jagers zal morgen dit of dat doen. Na is 't een militaire
mars naar Loosduinen, onder kommando van den majoor of den luitenant
kernel Jan of Piet; dan weer wat anders, maar altijd met den naam van
den hoofdofficier er bij, en dan dat de muziek den troep naar buiten
heeft gebracht en dat de manschappen een broodje uit de cantine hebben
gekregen, en zulke smoesjes meer. Wat voeren ze da»i- bij jullie in den
Haag toch uit, om zoo'n beweging te maken over gewone dingen die we
hier alle dagen doen? Wat kan ons en 't pebliek dat schelen?"
zeit m'n zeun en hij heeft gelijk. Van de cavalderie ea de artelerie,
die in den Haag in garnizoen is, hoor-je bijna nooit iets en dio voeren
toch zeker niets minder uit dan het keurkorps." Meneer, ik moet
links-af naar 't Bezuidenhout. Mag ik nog eens aansteken? Dank-je wel,
meneer.
Do oud-strijder nam zyn bplhoedje af, strooide nog een parol voor
zijn voet en ging zijns weegs.
Bataljon halt!" boorde ik weer uit de verte.
Ik heb dan kullunnel na zijn schitterende soiree no=; niet alloen
knn.acn te, spreken krijgen. Onze whist-;aitii>jes zijn door den drang der
tijdsomstandigheden voor 't oogenblik gestaald en hij is meer dan ooit
onder de groote heeren verzeild; maar ik heb hem veel vragen te doen.
Ik vertrouw dat hij me ook wel een voldoend antwoord zal weten te
geven op de vraag waarom het bataljon halt" hier zoo sterk in
zwang is. 's Nachts na dien zelfden dag sprong ik in mijn droom op
en riep met bulderende stem Bataljon halt!" De geest van het
regiment grenadiers en jagers was in me gevaren. Zou ik nu misschien
ook spoedig een decoratie krijgen? Pasquino.
K C N S T.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL.
Frascali: Het leven te Parijs. Pa
kscliOOTfourg: Vreugd baart angst; Ik inviteer mijn
Kolonel; Hercules. Variétés: De blinde en
sijn geneesheer; De Schoolmeester; Engel en
duivel; De Amslerdamsche Keukenmeiden,
Stadsschouwburg: Ultimo; Dokter Klai»;
Narianne; mejuffrouw Do Groot. Grand Th
utre: Medea; Eigenzinnigheid; Dtborah.
Al waren de Duitschers, die hier ter stede met eenig welslagen Pariser
Loben" opvoerden, misschien meer volleerde en kunstvaardige zangers
en tooneelspelers dan over 't algemeen de leden van 't
Frascati-gezelschap zich kunnen beroemen te zijn, toch zouden wij gaarne beweren,
dat de kunstenaars onder bestier der heeran Prot geschikter eijn ora
eon zoo zeer Parjjsch kluchtspel tot zijn vecht te doen komen dan de
rassen-vijanden der Pranschen, welka plooibare talenten zij ook onder
zich hebben, het zich hebben betoond.
Het leven te Parijs! Herinnert onze lezer zich den inhoud volkomen,
zij 't van toen de Duitschers het speelden, zij 't van lauger geleden, toen
Morriën er in werd toegejuicht? Hengen hem de Z\veedsche graaf met
echtgenoote, die door dien jongen luchthartigen losbol 200 deerlijk m 't
ootje worden genomen? Weet hij er nog van, hoe dit heertje zich voor
gids uitgeeft om m de gelegenheid te komen de jeugdige schoone gravin
dingen te kunnen zeggen, die men liefst niet van op een afstand roept
of otficieel te kennen geeft, maar wel door dan telephoou van het oor on
middellijk den korten weg naar het hart ziet afleggen? En hoe hij xijn
eigen woning voor een hotel laat doorgaan, hoe zyn vriend in het huis
van diens tante een avondfeest geeft, waarop aU gasten het gansche
dienstpersoneel der afwezige dame verschijnt, en hoo hij er eindelijk
leelijk afkomt, als hij aan die gesluierde vrouw zijne liefdesverklaring doet
in den waan het zy de aanbeden graviu, en het blijkt bij de ontsluiering
de oude tante in eigen persoon te wezen? Brengt men zich de verschil
lende decor'a: het station en tle vertrekken, te binnen, die nu en dan, in
verband met de kleeding der personen, enz. aardige tafereeltjes te zien
geven? En da melodieën! De maestro der satire in de muziek is steeds
zich zelf, waar gij hem ook ontmoet. Of hij de mythologie, de achttiende
eeuw en den Revolutie-tijd of wel den tijd, waarin hij zelf de leefde, tot ter
rein kiest, hij danst altijd, hij lacht altijd. Zijn genre behoort tot de
geschiedenis, het is waar, de burgerlijke operette is het komen vervangen,
«ie burgerlijke operette, waarvan b. v. Boniface en zijn vrouw" een goed
voortbrengsel kan genoemd worden, maar dat het tot de geschiedenis
behoort en er steeds toe zal blijven behooren, ea dus niet vergeten wor
den, bewijst de eigenaardigheid en do kracht der operette als een der
muziek-tooneel-kunstopenbaringen onzer eeuw.
Aan mevr. Büderman, de eerste hollandsche zangeres van Nederland
in bet operetten-genre, onze beleefde groet Zij speelt en zingt als de
handsehoenmaakster weder met veel bijval. Hare bekoorlijkheid en de
kwaliteiten harer stem gaan hand aan hand.
Mej. Coersen, in de rol van Pauline, is ook heel aardig. Hare kleeding
stond haar goed. Den heere Doré, als Baron de ondremarck, een woord
van welgemeende lof.
Maar nu is men ;ook werkelijk 'overal aan 't blijspelletjes spelen. Dat
eijn er twee in den Parkschouwburg, clria in de Variétus en twee op
het Leidsche plein. Dit is wol een beetje vreemd voor het hart van het
tooneelseizoen. Wij zouden zelts met durven beslissen of het verdedig
baar js. Wel in de Variétés, wel. ook nog, in den Parkschouwburg, maar
wat de groote Koninklijke Vereeniging aangaat!...
Vreugd baart smart." is een oud tooneeispel in n bedrijf van de
jn-voelonde mevrouw de Girardiu, auteur van lady Tartuffe". Ik invi
teer myn kolonel" is een stukje, dat reeds veel in ons land, ook door
liefhebberij-gezelschappen, is gespeeld. Het is een vlug fransen dingetj»
en speelt snel af. Hercules", vertaald door Lconard. is minder aardig.
Een genoegelijken avond hebben wij weder eens doorgebracht in de Vari
tés, Amstelstraat, zij 't ook met vóór ons'een sterk met reuzel of zoo iets
gepommadeerd jongeheertje, met links en rechts een zeer gezetten heer
en dame, en met achter ons een marinier die de lieden welke vóór hem
zaten, voortdurend erg dikke rookwolken in don hals blies. Er werd ge
speeld : doch waarom zouden wi] u die titels noemen ? Het doet er
zoo weinig toe. Het waren eeniga van die oude fransche vaudevilletjes,
dia allen tamelijk wol elkaar gelijken. Maar men bezoekt de Variétés otn
Camberg, Charlier en mej. Roos en zoo meer, te zien spelen.
Charlier gaat goed vooruit. Hij heeft soms uitstekende comische zetten.
't, Is merkwaardig, hoo precies de geneesheer in De blinde en zijn ge
neesheer", ook dezer dagen in de Variétés gegeven, die rol Bouwmeester
naspeelt. In het opkomen en afgaan, in do manier van zijn handen in
de broekzakken ts steken, in het zich plotseling geheel omdraaien, in de
manier van met zijn hoed te werken, dan op het hoofd, dan er af, in de
wijze waarop hij bij dat zekere tooneel de twee jonge dames in den arm
neomt, en waarop hij bij het einde van het stuk de vuist balt tegen den
misdadiger, de geneesheer" der Yariétós copieert trouw Bouwmeester.
Marianne'', waarvan wij verleden week spraken, is bij het Nederl.
Tooneel uitgesteld tot heden avond. Dit drama behandelt, het leveu des
dichters nther, geb. te Striegau 1G95, gest te Jena 1723.
Verschil