Historisch Archief 1877-1940
w
f
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 398
zweven om hun hoofd! Spoedig echter was hun weelde gestoord
geweest. Geen derde kwam ertusschen, maar beiden, zelf ontsteld,
hadden zij zich zwijgend naar het salon begeven.
Dan, de knoop was gelegd. Er viel niets aan te veranderen:
zij beminden elkaar en hadden het bekend.
DP moeilijke, vreeselijke strijd, die daarna gevolgd was, eerst
met zich zelf, toen met zijne moeder, toen de koelheid, de
gramschap der adellijke familie, die hem haar huis ontzeide,
dit alles kruiste doorén in den geest des ongelukkigen, maar
boven al het benauwende der omstandigheden hoorde hij nog,
evenals negen jaar geleden, haar aangebeden stem, die niets zei
als, zacht en besloten: »Ilet moet, het moet, wij zijn voor elkaar
bestemd." Zij waren ook getrouwd, met zijn oud moedertje, die
er zich ten slolte bij neer had gelegd, tot eenige getuige.
Wat al rampen volgden! De graaf onttrok hem niet alleenzijn
steun, waardoor alle hoop op de ui l gave zijner eerstelingen,
welke van Bergchem beloofd had te bekostigen, verviel, maai'
Anna's geheele familie brak met haar. Zij namen een ijskoude
houding aan, al degenen, wien zij vroeger zoo dierbaar was
geweest. Wat de jonggehuwden ook in 't werk stelden om eene
verzoening te bewerken, niets mocht baten. sa den trouwdag
hadden Anna's ouders niets van zich laten hooren, niets... iu
negen jaar. Alleen baron Tindal, die vues op Anna scheen gehad
te hebben, schreef een hooghartigen, woedenden brief. Daar
bleef het bij. Toen Leopold's moeder kort daarop slierf, bleven
zij verlaten en in armoede achter.
Maar Mia werd geboren en trok, indien het mogelijk ware,
den band tusschen hen nog vaster toe.
Wat waren zij gelukkig! liet scheen, als versterkte het ver
driet, door den nlkecr van Anna's ouders veroorzaakt, hun
wederzijdsche liefde. Zij gevoelden, dal zij alleen voor elkaar en voer
het kind bestonden, en geen nood \vercl geteld, wanneer /ij maar
bijén waren, elkaar konden aanzien en kussen en door \verkea
en zorgen bewijzen, dat niets hem ging boven haar en niets
haar boven hem en niets hun beiden boven Mia, op de
geheelc v.ci'olJ.
IV.
En nu!... Daar zat LeopolJ bij liet venster, en de zoele lente
wind stoeide met liet versleten tafelkleed, waarover zijn wit papier
lag verspreid. En de papieren krulden zich op, en woeien door
elkaar tegen zijn moede armen aan, als noodigden zij hem uit
verder te schrijven, zijn dichter-toekomst niet te vergeten.
De bloemen geurden llauwtjes in het kozijn, de musschen
sjilpten daarbuiten... Al zijn moed was weg. Waartoe zou hij
schrijven, waartoe zich opwinden en uitputten'? Elke zonnestraal
was weggevaagd van zijn verschiet. Er was niets meer, niets...
Daar klonk op eens een heider-zoete kinderstem door de droef
heid van het doodsche vertrek.
«Vadertje ! Vadertje l"
»Zoo, kind, ben-je daar?"
»Ja, ik heb gespeeld in het Florapark met de meisjes van
hierover."
»Zoo?'' vroeg Leopold, zacht verwijtend, »kun-jc nu al weer
«pelen en vroolijk zijn, nu moeder pas voor altijd van ons is
heengegaan 1"
Mia's gezichtje betrok. Zij bracht haar vingertje aan den
mond en zag voor zich. Toen prevelde zij:
»'t Was van daag voor 't eerst weer, vader, en, als ik eiken
avond goed voor haar bid, dan zal moedertje toch wel tevreden
zijn, is 't niet vader?"
Leopold kreeg soms plotseling de tranen in de oogen als hij
naar zijn kind zag, hot sprekend evenbeeld der overledene. Zoo
ook nu weer.
»Mia," sprak hij, »zie me eens goed aan, recht in de oogen."
Het kind gehoorzaamde en sloeg haar engelreine blauwe oogen
op. Hij lei zijn hand op haar blonde haren en zcide daarna:
»Geef me een zoen, je bent een lief, goed kind... Zal je
moeder nooit vergeten?1'
»Neen, nooit!" zei Mia met een zacht stemmetje.
»Zal je mij troosten in mijn verdriet en altijd veel van
me houden?"
»Ja, vader, lieve vader," zeide het kind en strengelde haar
armpjes om zijn hals, sik zal altijd veel van u houden en u
nooit verdriet doen."
»Zoo? dat is goed; je moet altijd zoo blijven denken, hoor!"
Mia was op haars vaders knie geklommen en had haar'hoofdje
tegen zijn borst gevleid.
Zij zwegen een poosj'e. Leopold staarde droevig naar buiten:
naar de gevels der huizen aan de overzijde en naar de licht
blauwe lucht. Mia tuurde nieuwsgierig op de papieren, die de
tafel bedekten. Na een wijle hief zij plotseling bet hoofd op, er
was een dikke traan op haar lokken gevallen. Schuchter sprak
ze tot Leopold:
lk dacht, dat u gisteren zei, dat u niet meer huilen kon."
»Ja, kind, maar 't is nu half om je moeder eri iiaif om
jou. Als ik alleen aan mijn verlies denk, ben ik met stomme
smart geslagen, maar als ik mij daarna herinner dat jij me nog
overgebleven bent en ik haar in jou terugvind, elkea dag meer,
dan moet ik schreien tegen wil en dank".
»Dat begrijp ik niet!" zei het kind naïef, maar zo droogde
met haar kleinen zakdoek de tranen uil, vadert ooen.
> Hebt u nog niets gehoord van grootvader en grootmeeder «rt
dat verre tand, en die u geschreven heeft toen moeder ziek was ?"
»0ch, kind-lief, ik heb ze na moeder's dood ook nog eens
geschreven, maar ik hoor niets van hua.1'
»Wonen zij dan zoo ver weg?"
»Ja, heel, heel ver!"
Dien avond, na zijn spaarzaam middagmaal, wandelde Leoppld
in gedachten verzonken 'iieen en weder in de kamer. JJe kleine
Mia was bezig met een ongewone handigheid het nederige
tatelgerei weg te redderen. Zij had het hare moeder zoo honderde
malen zien doen, dat zij liet kunstje ook reeds verstond.
De wegzinkende avondzon tintte het vertrek hier en daar met
lichtende lossi-e plekken; de schemering daalde neder.
Op eens werd er zadüjcs aan de deur geklopt. Leopold meende
dat het de goede oude buurvrouw was, die thans een handje aan
het huishouden hielp en sprak rnet zijne gewone van droelheid
doiïe stem van deze dagen, zonder eens om te zien: »Binnen'.''
De deur werd geopend. Toen Leopold niet het gebruikelijke
»Goeieu avond, meneer" hoorde, op den zachten toon der buur
vrouw gelegd, sloeg hij de oogen op. 11 ij herkende oogehblikkelijk
den heer, die was binnengetreden.
Het was graaf van liergchem, een oud man geworden in dien
tijd. De trolsdie trekken van zijn gelaat waren gebleven, maar
hadden zich tut diepe rimpels gcvurmd. Zijn haar was vergrijsd, '
zijn houding geboden cuder de smart, die de scheiding ook hetn
veroorzaakt scheen te hebben, hoewel zijn hoogmoed hem altijd
belet lm! il u a r ce;i eind aan te maken. Toen hij den mom!
oper.de en t;;i,;k, kloük /i ju u stern zóó vöuuakt, dat Leopold
du; ter; a;:v.oi;iouJ Lerke.'iüe.
Zuuder eeai'ïe voorbereiding, zonder de plichtplegingen, die
ecno (icor i.icn jaren scheiding huiüniiijk vai'Oui/.aaki.e vervreenah.j^
waars'Jiihiijk ^HK'.Q hebben'iicniurikt," begrepen de twee mannen,
die elkaar iiiei ca blik hadden ogenomen, hunne weilerzijdscho
houding en werd dadelijk hui onderwerp beroerd, dat hen
saineni);;; :iit.
iaai' van Ijcrgchem ontblootte het hoofd, schreed op Leopold
toe en vroeg:
»\Vuar is Anna?''
Lcopold, in wiens binnenste wrevel en droefheid kampten,
antwoordde koud en zacht:
»Ik heb u iiïirncrs goschrcven, c!ot uwe dochter gestorven it!"
Het gelaat van (ion graai' vet trok krampachtig. liij breidde do
Lauden uit ca:
l -Ai ze dood!" sniülo hij luid. »,b, gij hobt mij dat we!
geschreven, maar ik dacht, nat zij zwmtr ziok v.r.s en gij l;el
ergste zeidc crn mijn o^eikumst tüLcspouüi^eïi, muur ... . ia zo
werkelijk dood V ... ii!:'»..
»Ja".
Leopold beet zich op de lippen, om ook niet in schreien uil te
barsten, Ea hij zoidc bitter:
»llou kan dal u zoo aandoen? Zij was immers a!/.üó ia"S"
uil uw liart gebannen!.,. Waarom zijt gij Hitteerdergenoiïien','"
Maar vaa Jjer-chem n£\voordde niet. lljj scheen verpletterd.
Sprakeloos \vas hij op een stoei neergezonken en staarde naar den
crond, terwijl ^ tranen over zija wangen stroomden, 'leen brak
Leopuld's hari. Zich zeil niol bnger iccster, wer.dJc bij het
hoold at en, tegjn den wand geleuua mei den arm, vveeauu ook
hij stil en overvloedig.
Zoo zagen die Uree mannen flknfir weder.
Onder hel somber gekl-ig en de zuchten van b*'- vnder en grootva
der, stond ilia, die hure Ledigheid i;;;d blen v»;-c», ie inladen van^hel
vertrekje in de sniartelijküstilte mol hare ^ruolo blauwe oogen hen
verwonderd oan Ie zi'.-n.
De duisternis viel langzaam neder.
Eindelijk richtte van'lJcirdieni zidi weder op. Hij ging (ot
Leopold en nam diens hand in de zijnen:
Och, zcide hij, je weet niet lioe ongelukkig ik ben". Hij
sprak snikkend, diep bedroefd, mol lange tusschcnpoozen.^ »Wy
waren op reis toen je brief ie Nijmegen lag, daarom ben ik mei,
eerder gekomen ... rmvr nu, vertel me alles ... waaraan
is zij gestorven? Was zij... haar... ouders... vergeten...,
of hecil zo noc,r... naat' ons gevraagd.^'1
Nu brak de stroom van het jaren lang opgekropte leed bij
Leopold ?'"""
cloor.
»0i zij u vergelen was'.'' riep hij uit. »0, mijn heer, ge
loof me, daar s in al dien tijd geen dag, neen, yeeu enkele d;tg
voorbijgegaan, dat wij niet van u spraken, zeker geen uur, dal zij niet
;isn u ducht. Toen zij en ik u in het begin zooveel geschreven hadden
en al onze brieven onbeantwoord bleven, en ik hei vaste besluit
genomen had dia vrucbtelooze pogingen tot verzoening te slaken,
vva' heb ik haar toen niet moeten bidden en smeeken. en eindelijk
haar moeten bevelen, daar zij loch eenige waardigheid op to
houden had ia 'l vervolg ook te zwijgen, vóór zij daartoe ie
bewegen was! En eiken keer, tot in de laatste jaren, vroeg zij,
op de datums van uw vei jaar-dagen en met JSieuweJaar: s wil ik
uu niet weer eens schrijven'? misschien komt er antwoord!"...
I!oe dikwijls heelt ze in haar ziekte en op haar slerlbcd uw
namen uitgesproken! Wat heb ik in die laatste uren al niet
moeten zeiden om haar tul bedaren te brengen, daar zij zich de
fciootsls misdaden van oiidüniibuai'hciU ca ongehoorzaamheid