De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 8 februari pagina 3

8 februari 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

«0.398 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. de meisjes soja altijd even charmant, maar een reden te meer om me te schamen. Ga nu maar je ... zaken afdoen met den kolonel en .«raag hem met zijn dames voor morgen-avond op een kopje thee . .. Of neen» ik zal 't zelf vel doen, je bent ia die dingeu zoo gauche fat malgracieas. Ga nu maar l" Ja, ik kon het er mee doen. Maar van haar standpunt" had de goede frrouw gelijk. Toen ze mij haar opdracht deed, legde ik een zekere Aarzeling aan den dag, die voor een prikkelbare vrouw, zooals de mijne «yen goed is als alle dames hier die wegens overvloed van tijd en gebrek «u» bezigheden elkaar prikkelen hoogst onaangenaam moet zijn ge* «eweest. Ik ging, hoewel ik misschien nog niet zon gegaan zijn als mijn jtfouw me niet met haar zelden falend initiatief de deur had uitgeduwd. ^ *,&b, bonjour, kolonel, hoe gaat het ? Welk nieuws ?" Amice", zei de kolonel, ik kom even bij je aanwippen... Ik stoor $B wmers niet in je gewichtige" bezigheden?" Ik lachte vrij zuinig, want die herhaalde toespeling op mijn gewich tige" bezigheden uit den mond van iemand die gods ter wereld niets uit voert, behalve in de sociëteit zich aelf en een ander vervelen en voor zijn gezondheid een uur per dag wandelen, vond ik vrij hatelijk. «Votairekt aiet, mijn waarde kolonel," antwoordde ik met een farizee«enen lach. Wat is er van uw dienst?" Kok eens hier," zei de kolonel: ik vond van morgen toevallig ineen portefeuille van mijn leesgezelschap een mopje over het nieuwe gemeentemuseum in den Haag, van zekeren mijnheer Vosmaer: ken je hem soms pek?» -Ife"^ 3*'wek een zeer geacht letterkundige hier in Den Haag." %*ï»Zoo! Ik ken hem niet," zei de kolonel met die eigenaardig» onver schilligheid in de uitdrukking zijner stem, welke duidelijk beteekent: dat is van mij ook niet te vergen. De kolonel haalde tegelijk uit zijn borst zak een aflevering van de Nederlandsche Spectator" welke hij mij over' reikte en die bij inzage bleek van den 9den Augustus 84 te zijn. j,Dat a niet nieuw," zei ik leuk. Neen," antwoordde de kolonel: maar voor mij wel. Wie voor dea . ..,kan weten dat hier een gemeente-museum is? Je woont toch niet <n eea stad om museums te gaan zien'. Die zijn voor de vreemdelinge» «ite jpoint d'attracKon." : ;;|*«2eer waar," zei ik. Ge kent dus dat museum niet, kolonel?" Ja wel, sinds van morgen. Ik kom er juist van-daan. Toen ik dat stokje daar van mr. Vcsmaer had gelezen, ben ik er terstond heengegaan en ft moet zeggen dat die collectie cavalerie-uniformen door baron finouckaert in bruikleen afgestaan, merkwaardig is om te zien." Zeer merkwaardig," bevestigde ik. Toen las ik: Ware er eens een fcejaard officier die met aardige herinneringen al die chapska's, dolmans, kurassen en helmen met wapperende paardestaarten" die oude huzaren, kurassiers en lanciers, die eerste beerenmutsen uit de dagen van Turf «n je ransel," die latten" en lansen, die brandemmers" en stevens en Jpingsen, deed herleven"... ??^ Juist", zei de kolonel". Ik heb nog nooit geschreven, maar nu denk Sk er sterk over 't eens te doen en gij zult me wel een handje willen ;iiek jfl. ie bent immers gewoon in kranten te schrijven ?" fe$',,Nu en dan," antwoordde ik bescheiden. Je kent zeker ook een meneer Pasquino, <3oc liingend aanziende. Ik had déze vraag, die mo thans voor 'fc eerst gedaan werd, al zoo lang ««en aankomen, dat ik zonder blikken of blozen kon antwoorden: Ik geloof 't wel. Hij heet eigenlijk anders; zijn doopnaam is Jan en aijn familienaam Jansen: maar aangezien ik in ons adresboek in de negen tig Jansens tel met n of twee s' ses, en onder hen, twintig die Jan ?Jieeten, weet ik eigenlijk niet wie van de twintig ik voor dien Pasquino ionden moet. Maar wat zou die man ?" Die man", antwoordde de kolonel, schrijft wel eens over den Haag, lieb ik in de sociëteit gehoord, «n niet altijd even welwillend. Als je hem eoms eens mocht ontmoeten, eeg hem dan dat hij zioh wat inbindt. Hij l*eelt laatst ook iets batelijks over het Keurkorpa geschreven in een fcouraat..." , -j>Het weekblad van de Amsterdammer," zei ik terstond. "" ©at zal wel," antwoordde de kolonel. Ik lees dat blad niet; ik heb toga vaste kranten; maar 't is mij verteld. Enfin, ik wilde dien mijnfteer van den Spectator wel eens op zijn plaats zetten, want hij schrijft *wer iets waarvan hij geen verstand schijnt te hebben, zooals die Pasquino jpofc doet. Die schrijvers zijn ontzettend pedante lui." Veisptieht, kolonel." Neen, dat doelt niet op u, ik heb alleen het oog op die zoogenaamde ^geleerde" schrijvers." «Nogmaals verplicht," herhaalde ik met een buiging «?Je bent, geloof ik, maar zoo'n gewoon schrijver; maar je hebt een Ifrrij goede pea, heb ik wel eens gehoord." Dank kolonel". Geen dank, amice; ik zeg zooals ik 't meen; ik hon niet van vleierij, Bat weet je wel. Maar ter zake: Den Haag ia een militaire stad." Daar ging me een licht op. Ik had zoolang gezocht naar de oplossing *an het raadsel wat Den Haag eigenlijk was. Nu had ik ze: een militaire stad. Ik geloof dat ge gelijk hebt kolonel, zei ik. Ik geloof 't niet, maar weet het zeker," antwoordde de kolonel; Dea . Haag is een militaire stad. Het heeft een groot garnizoen; neem het gar nizoen en de muziek van dat garnizoen weg, wat is Den Haag dan?" Ik peinsde en stelde me Den Haag reeds voor, zooals Helmers in een visioen Amsterdam over eenige eeuwen zag en ik was op het punt van te snikken: Stond hier niet eens Den Haag?" toen ik me bijtijds bezon en met een zucht zei: Dat zou een harde slag voor de residentie zijn, kolonel"... Maar daar schoot eensklaps een lichtstraal door ndjn brein en ik riep verheugd: We hebben onze Schutterij nog met haar muziek!" De kolonel lachte verachtelijk. De schutterij l" tja, zeker; 4e Haagsche schutterig ia een prachtig korps.?Haar komhè?" vroeg de kolonel me mandant heeft onlangs nog den leeuw gekregen. Wel een bewijs, dat onze schutterij heel wat beter is dan menig regiment van het leger, welks kommandant den leeuw niet heeft." De kolonel lachte weer smadelijk en zei: Een fraai bewijs! De schut terij ia hier niets beter of slechter dan op een andere plaats; ze maakt vrat meer geur, dat is het eenige..." nJuist!" riep ik. Dat moet ook, anders zoo ze haar Haagsch karak ter missen!" Och, loop heen!" zei de kolonel kregel. Neen, er is maar n schutter-kommandant die, volgens mijn gevoelen, een onderscheiding verdient; maar vermoedelijk nooit krijgen zal, omdat de kleintjes over 't hoofd wor den gezien, ??vooral wanneer ze niet dicht bij 't vuur zitten." En wie is die gelukkige?" vroeg ik ironisch genoeg voor mijn doen. Dat is de kommandant der schutterij van Oud-Beijerland, die zich vergenoegt met den nederigen rang van korporaal-titulair en toch zijn schutters in orde houdt, volstrekt niet minder dan de Haagsche kom mandant de zijne. Zoo'n man moest een decoratie hebben." Ik lachte om den ernst waarmee de kolonel dat zei en vroeg toen: Maar, kolonel, om op onze zaken terug te komen ?"... Ah, ja-wel! Die meneer van 't gemeente-museum is op 't punt van militaire zaken al even weinig op de hoogte als jij ... als die Pasquino, bedoel ik. Hij praat van beerenmutsen, alsof die ook bij cavalerie uniform behooren, en van een bejaard officier om die beerenmutsen uit de dagen van Turf in je ransel" te laten herleven. Nota bene, alsof dat een eeuw geleden was! Laat de man toch naar de eerste de beste parade op het Malieveld gaan, dan kan hu zijn hart aan het Turfinje ransel" ophalen want het is de geordoneerde parademarsch van het Keurkorps. Enfin ik zal eens een mopje schrijven over dat museum en 't je dan laten lezen." B Zeer goed kolonel." De kolonel stak zijn Spectator in den zak en wilde gaan, toen mijn vrouw binnen kwam en met haar wegsleependste beminnelijkheid den kolonel met zijn dames inviteerde, zooals ze mij gedreigd had te zullen doen. De kolonel zette een eenigszins verwonderd gezicht, en antwoordde toen dat hij de boodschap zou overbrengen. Een uur later kregen we de boodschap dat de familie tot haar ontzaglijken spijt geen gebruik kou maken van de vriendelijke iavjtatis. Goddank! Pasquinoi ^ __ij- j_ ^, «.?^l-^» KUNST. ^_jr|_ ^ _._ _t j-r?-n-, _. ^-.^.^..,r . t. ^T- -.-?._,,r- - - -AJ*" ----- 1 ' au " " ' HET AMSTERDAMSCH TOOXEEL. Mevr. Van den Berg en mevr. Kolb, Fransehe Kluchtapelen, Variètés: De straatjongen ra» 'arij.i. Aamvinstsn van liet gezelschap-v. Lier. Slokken in voorbereiding. Toen de bekende tooneelbeoordeelaar van den Figaro, Auguste Vitu Sarah Bernhardt in Sardou's nieuw drama Theodora" besprekende, er de aandacht zijner lezers op vestigde, dat men de voormalige mevrouw Damala niet meer als een talent"' maar als een persoonlijkheid" gaat zien en bewonderen, drukte hij op minder duidelijke wijze eene juiste gedachte uit. Tevens wees hij op de openbaring van een verschijnsel, dat zich in den tegenwoordigen tijd langs verschillende wegen alom voordoet. Het afzonderlijk wezen, de mensch, de persoonlijkheid in den tooneelkunstenaar treedt, en niet slechts waar het vermaardheden van den aller eersten raag geldt, hoe langer hoe meer op den voorgrond en aan hem of' haar besteedt men meerder opmerkzaamheid dan aan liet, kunstwerk, waarin zij of hij vroeger gezegd werden geheel ea al op te moeten gaan, wilde de ware hoogte bereikt worden. Het is alsof de gasvlammetjes van het voetlicht dagelijks meer alleen den heer die en die of mevrouw zoo en zoo verlichten, die zich wel onledig willen houden met het aantrekken van allerlei kleedingstukken, het maken van allerlei gebaren en het zeggen van allerlei woorden, door zeker iemand, dien men een dichter of een auteur noemt, hun voorgeschreven, op dat zij, mot hun edele ot' bevallige gestalte aldus te vertoonen, met hun welluidende stem in dien trant te doen hoorea, steeds hooger roern en eere mochten verwerven en steeds warmer hulde van alle zijden hun ten deel mocht vallen. Zet, ook ten onzent, een jong aangekomene haar eerste passen op de plan ken (of op het tapijt) van het tooneel, dan verschijnen er artikeltjes in de dag bladen met den titel: Mejuffrouw.... en dan den naam. Is het een oud Stuk waarin mejuffrouw... optrad, dan wordt dat zelfs ter nauwernood genoemd, wie de schrijver is, weet men bijna niet. Al het licht word gego ten op degeen, die hem vertolkt. Wellicht is dit veldwinnend gebruik In elk opzicht goed to keuren. Zeker is het nutteloos zich er tegen te verzetten. Toen in liet Grand Th itre Deborah" opgevoerd zoude worden, vernam men dan ook niet: \ an Lier gaat dat stuk vanMosenthal monteeren", Zoo ? en wie speelt er in?" Ja, dat weet ik niet.. o, ja toch, onder anderen een zekere mevrouw v. d. Berg"; doch men vroeg op den luchtigen toon van een man naar de wereld: A propos, gaat ge v. d. Berg ook zien?" of: ..ik ben bij van den Berg geweest, 't gaat nog al, hoor, 't is wel de moeite waard om er eens heen te gaan '. Verder, wanneer men het frausche blijspel, in den Parkschouwburg deze week gegeven, behandelde: Ja, ik was gister-avond bij Kolb; wel aardig, maar een beetje kras". Men kan ondertusschen aannemen, dat het niet genoegelijk is voor eens heldin van dergelijke gesprekken, dan later, in eea ochtendblad, bij haar ontbijt te moeten lezen, dat die mevrouw zus of zoo misschien lattr wel kans heeft zich eenmaal in de tooneelwereld eenigen naam te maken, of zoo iets. Mevr. van den Berg bezit eenigermate de gave der voor dracht, veel ijver, en gevoelige tonen in de stem. Zij speelde fat» soenli|k de welbekende Deborah. Ma Camarade" is een hoogst luchtig kluchlspel; schouwburgbezoekers, die liever niet dwaze uitheemsche toestanden zien voorgesteld, waarvan het goed is, dat zij in Nederland schaarscu aangetroffen worden, zal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl