Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD
308
ij
fwroa" ve«l te luchtig, bepaald winderig, tochtig zelfs, voorkomen. En
aan deze zaken gelukkig vreemde, argelooze ooren en oogen, die slechts
weten Van de koesterende genegenheid van den huiselijkcn kring en
tan de warme zonnestralen dor liefde van een vader en moeder, dezen
zoude Ma Camarade" een ernstige verkoudheid doen oploopon. Toch
gaf de voorstelling weder gelegenheid op te mericon: de fmusdie
b;ijBpel'ftoteurs zijn ongeëvenaard. Dat ia een vlugheid, een losheid, een
dartelheid, welke men nergens zoo terugvindt. Dat is een
vroolijkiteid en een geest, eenig in hunne soort. Meilhac, de schrijver van het
stuk, bijgenaamd de meest Parijsche der Parijzenaars", heeft ook 7,ij n
flonkerend en flikkerend vernuft hier geen oogeublik vcr'uochcud, al
spatten de vonken ook op modderpoelen.
Van een minder dreigend gehalte zijn La Cosaque" en Chalet a
vendre" in den Stadsschouwburg deze week opgevoerd. Mad. Saignard en de
hr. Saint-Omer vervulden in deze buitensporige kluchten de hoofdrollen.
Het kenmerkende van grappen als La Cosaque" is, dat de schrijvers er
van zich niet alleen niets gelegen laten liggen aan de waarheid en de
war.rBchjjniykheid eu hunne fantasie zich vreemdsoortige bokkesprongen
veroorlooft, maar dat zij er zelfs niet op uit zijn een eenigszins
behagelijken draad, die de handeling, het geval door hen verzonnen, samenhoude,
pp te sporen. Zij zijn daar volstrekt niet op uit, zij blijven eenvoudig
thuis, rygen in pareltjes van dikwerf geestigen stijl een menigte zotheden
aan elkaar en hangen de zoo verkregen snoer om de toeknikkende on
goedkeurende hoofden van hun publiek; nu vraagt men werkelijk, ten
aansohouwe van die dwaasheden, tenslotte ook niet meer naar redelijkheid.
Men verlangt eens kalm te zitten lachen en daarmede is het uit. Een
uur na afloop der voorstelling wordt er niet meer aan gedacht.
Mejuffrouw Koos van de Variétcs, het is of wij tot ons zelf gezegd
hebben naar onze zwakke krachten al hot mogelijke er toe bij te dra
gen om haar een reputatie te maken, zoo dikwijls schrijven wij haar
naam tegenwoordig! maar wij hebben ons dat ook werkelijk voorgeno
men, overtuigd als wij zijn, hiermede rechtmatige aanspraken Ie
ondcrstreepcu mej. Roos speelt met een volkomen succes De strnnfjont/en
van Parijs. Steeds wordt het duidelijker, dat zij hier, in het vriendelijk
lokaaltje der Amstelstraat, uitmuntend op haar plaats is. Zóó begonnen
is hall' gewonnen.
In het Grand Théatre speelde v. Zuylen met bijval zijn 't Is maar
een svnid''.
Uij het Grand Théutre-gezelschap sloten zich mevr. Van der. Eersf en
mej. Jeanne de Groot aan, voor het volgend speelseizoen. Mrj. do Groot
deed beter dan hare zuster. Hoe is 't nu mogelijk, dat mej. Joséphine,
gelijk de couranten molden, vast besloten iieeft voor altijd het tooneel
vaarwel te zeggen! Wie slaagt ooit vorstelijk zonder veel teleurstelling
en veel strijd? Gemakkelijke zegepralen zijn niet half zoo zoet als die
welke na een bloedigen kamp worden behaald. De geschiedenis van het
tooneel vooral heeft dat meer dan eens bewezen. En nu verlaat mej. de Groot,
na enkele spiegelgevechten, het terrein! Maar och, men komt zoo dikwijls
in weerwil van zich zelf tot een eerste liefde terug! Wij geven de hoop
nog niet op. Indien, wat het laatste besluit van mej. de Groot aangaat,
Sbakespcare's ..Frailty, thy name is woman" bewaarheid wordt, zouden wij
voor een keer die waarheid niet met den grooten dichter betreuren.
Bij het ..Neuerl. Tooneel" zijn in 't zicht: vijf oorspronkelijke" stuk
ken : Vadsr tegen wil en dank" en George de Lalaing." Dit laatste
is het door Teyler's Tweede Genootschap in der tijd met goud bekroon
de treurspel van D. F. van Hcyst. Ten derde is bij de Koninkl.
Vereenig. in sludie, om o. a. voor de leden van het Tooneelverhond gespeeld
te worden: Lina Blond", door mr. Brooshooft. Ten vierde: Een lief
weeuwtje'', door N. Frederiks, wel een aardig stukje. Ten vijfde: Onder
schilders" d w Kersbergen.
Ook wordt hier het bekende uit den omvangrijken roman .,Bcaumar*
chais" getrokken tooneelspel, de Harfenschule", door den schrijver van
Narciss" en Ludwig XIV", den Ereslauschen dichter Brachvogel, in
studie genomen; en gaat Marianne", waaromtrent wij zooveel vergissin
gen pleegden en dat telkens werd uitgesteld, nu eindelijk heden avond.
7 februari K, j, ypt
DE AANSTAANDE OPVOERING VAN DEN MISANTHHOPE".
L
Bij de nu de Romeinen had men, onder anderen, twee Godinnen, met
een soort van Sibyllijnsch charakter: Porrima hield zich met de vede
den e dingen bezig; Postverta met de toekomende. Helpe deze ons de
vei tooning van den Menschenhater voorbereiden, verleene gene ons haar
'hulp bij de herinnering der antecedenten!
Wat het stuk in zich-zelf betreft, twee eeuwen lang heeft men gerede
twist over de vraag, of Molière, in dit voortreffelijkste zijner
charakterdraraaas, ;t met Alccste hield of met PkiUnte. Het komt mij voor, dat
dit eene ijdele yusestie is. Zeer te-recht leest men iu de Notice" op den
Wtsantltropf?'1 van Eug. Despois en Paul Mesnard 1): Molière ótait
philosophe, mais peiutre avant tout." De tooneelschrijvers der XVIIe
Eeuw, en, in 't algemeen, de kunstenaars iu vroeger tijd waren er verle
gen meöonsterflijke meesterstukken te scheppen louter uit
schoonheidsliefde. Zij wilden hunne werken verontschuldigen, door aan te toonen, dat
zij zedelessen of leerrijke gebeurtenissen behelsden, en daarom hoeft men
belang gesteld in de wetenschap, of Molière Alcesle of PMlintc gelijk gaf.
't Is ondertusschen duidelijk, dat zijn hart met den uoogenaamden
ineiieehenhater is, al zal hij zijn overdrijvingen niet goedkeuren.
Do MisantJiroop" heeft punten van over-een-stemming met den Don
Q.uijotë". Toeschouwers, die op een laag standpunt staan, vinden die
helden belachelijk, kunnen dus de verhevenheid hunner chnraktors niet
waardeeren; en toch schijnt Molière,niet minder dan Cervantss, met et-.a
satyrieken grimlach te zeggen: Ja wel, goede burger Iu?, daar hebt
g;jlieden een dwaas; vermaak er u mee."
In de Voorreden mijner vertaling van Tartufj'c" heb ik gezegd, dat
Molière waarschijnlijk eenige Jnn?enistcn daarin had willen teekenen. Ikbea
daarvan te-rug-gckomen. liet gevoelen van Louis Lacour (delaPijardière),
dnnrin rloor mij omloisirnirl, had ik te eerder omhelsd, wijl de bespottelijke
beweering mij ergerde, dut Molière zijne vrienden, de Jezuïeten, die hem.
haddon opgevoed en stoüds hebben voorgestaan, biul willen afbeelden;
rianv ik s*;!oof nu ook, dat, Molière oon tharaktor heeft willen teekeneh,
Ki.ir.dor nan eern; party to denken. Dat. charnkter \vfis een schijnheilige,
mida inoii hierdoor geen veinzaart versla. Het gevoelen van Coquelin
cmlet, ikt Molière eon werk-olijkon itii'Ot heeft willen afbeelden, maar
zulk oonon. die meende, dat met zckero godsdienstpraktijken het bedrijven.
v uu onMiblijko handelingen kon samengaan, is ook altijd het mijns
geweest. Nergends draagt Tartvffe een masker, dat hij zich bewust is,
Hij meent inderdaad
Qu'il est a vee Ie ciel des accommodements,"
en de tooneelspelcr, die hem voorstelt, moet ook nergends den schijn,
hebben zich te demaskesren, gelijk dit dan ook door geen eukelter s4/det
noch Tartu/je-allecn" wordt uitgelokt.
Ook Alccslc is volkomen oprecht, maar hij gelooft, dat hij de menachea
mér haat dsu hij werklijk dost.
Ook naar modellen voor deze figuur is veel gezocht. Het lag voor de
hand, Moliöre-zclven in Aïccsfe te willen herkennen, en Armande Béjart,
zijne jonge vrouw,, in Ciïiincne. Ongetwijfeld heeft hy hunne verhouding,
hij zijne schildcrhip", geraadpleegd: maar 'eenige vaprzen bevinden zich
roecis iti tcu blijspel van lülil, een jaar vóór het hv.wc'rk des dichters;
ook zijn roman-, 011 dramaschrijvers geen poitretschildu-.». \\'ij wtten zeker,
dat Molière meer dan eens aan Boileau gezegd heeft, dat hij hém had
wiüen aüjeeltieu (a's Alc&te) in de sonnet-sct«c. 2}
Jïulibi' Colin en Ménage, die de eerste voorstelling van den M-lsantJtrope,
den -In Ji;ni !C','i.', hadden bijccwoond, gingen, zegt D'üv- % er aanstonds
in hot Hotel do, Itainbouilkt1' schande van spreken, dat Molière openlijk
den II»i-log de Montausier (den man der beroemde Marqitisc en gastvrouw)
op de planken gebracht had.
Molière had intusschcn het stuk eerst voorgelezen aan den Heer de
Montausier. Ds Hertog, die zeer deugdzaam was en streng in zijn oordeel,
herkende zich eenigszins iu Alccste, ca Saint-Simon verhaalt, dat deze
Goeverneur van tien Daufijn, wel verre van het kwalijk te nemen, dat inen
hem voor het model hield, door Molière gebruikt, den dichter ontbood,
hem omhelsde en bedankte, dat hij, bij het schappen van dit charakter
aan hem gedacht had: do nisnscheuhater" was Ie plus parfaitement
lior.tute homme qui put Gtrc." 3)
Wij zullen verder vaa de appUfcalics, die iaën al gcmnakt heeft, niat
spreken. In geen opzicht hangt hieraan het belang van dit tooneelwerk.
De verdienste zit in de juiste waarneming en meesterlijke schildering, niet
van zekere iudividuus, maar van sprekende typen.
Ik hoop, dat men de te spelen vertaling niet bij die van den Tarluffe
zal achterstellen. Kog mefr dan in dut stuk, heb ik het noodig geoordeeld,
hier of daar, ter gocdmnking van al wat een vertaler verliezen moet, een
bizonder toetsjen aan te brengen. Het onderwerp van Tartuffc levert
meer waarborg tegen het vervioeyen van het stuk in het lang nat van
het didaktisme. Hier moest tegen gewaakt worden. Aan anderen, om te
oordeelen, of ik eenigszins geslaagd ben.
Ik twijfel niet aan eene goede uitvoering der komedie, door de kunste
naars van het Neder!. Tooueol, ofschoon mea omtrent de opdracht van
zeer enkele partijen in '"(, onzekere kon verkeeren.
Ziehier de namen der akteurs, zoo ver men kan nagaan, bij de JVoK«e
Uu Hoi iu lü'Jl en bij de Sociétaires du IliMtre francais in 1873:
IGfii 1S7S
Alcesle. . . . Molière. -. , ". . Delaunay.
Phiiinte . . . La Thorillière . . Thiron.
Orontc. . . . Du Croi\y.... Coquelin a'nt'.
Cólimène . . . Mlle Molière. . , Mlle Croizctte.
Eiiante. . . . De Brie. , . . ,, Broisat,
Arsinoü... Duparc . . ", Mme Favart.
Acaste. ? ? La Grange. . < , Prudhon.
Clitandre. , . HubertV . ,' . ; Boucher.
Garde . . . . De Brie. . . . . Fronchet.
Du Bois . ^ Bt'jart . . . . . Coquelin cadet.
1) Parijs 1880, W. 332.
'J) Eng. Despois et Puul Me?nari3, CEavrc1» il e Molière. D. V, Paris, 1890, M.300i
'J] T. a. p., W. 383.
t' Wordt veywlgd?)
A. Th.
TEN-TOON-STELLING" IN HET PAN0PTICUM.
Do schilderijen, die, dezer dagen, zonder trompetgeschal in eene der
bovenzalen van het Panopticum-gobouw zijn ten-toon-gestelcl, verdienen
wel, dat men er een oogenblik bij stilsta.
Eon genre-schilder nit Barcelona, de Heer Prof. JoséSerra y Porson,
wordt er door 18 werkstukken vertegenwoordigd. Niemant, die weinisj
in de gelegenheid was een kijkjen in het buitenland te nemen, behoort
de aanleiding ongebruikt te laten om de kennis van dezen talentvollon
kunstenaar, wiens naam nog in de woordenboeken der gestempelde
celebritciteu gomist wordt, te maken.
Het meeste w;it in zijn werk treft is de verscheidenheid der waarde
van dese tafereelfcjens. Er zijn er bij van de oppervlakkigste behandeling,
niet zelden gepaard gaande met groote ontrouw aan de kleurharmonieu
der natuur. Andere daarentegen zijn eeuer ernstige studie op onze mees
ters der XVI f e Eeuw, die er in doorblinkt, alleszins waardig. Juiste waar
neming der vormen en kleuren; vaste peneeeltoets; geestig gevonden
lichteJÏ'ekten; gemak van doen; volkomen afwerking zijn te waardeereit
in zijn tic/Waal 'in liet wachthuis, zijn StiUcren, voorstellende een schil'
derf/, zijn Barometer, zijn Schilderij van Waftean, zijn Vogeltjen, zijn
apen i-cl.hyac.hto: