Historisch Archief 1877-1940
No. 398
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ik wat onder, met wien ik voor n hoop, dat gij nooit twist zult krijgen;
't ia een eerzuchtige, wien ge verstandig zult doen niet in den weg te
gaan ataan.
Die daar is kalm en bezadigd in zijn bewegingen. Hij verstaat de kunst
KOO wat, «naar 't gaat hem niet gemakkelijk af. Hij zal niet vallen, maar
dat is dan ook alles. Hij sukkelt langzaam voort. Ik verzeker u die man
Btikt niet in zijn verstand en zal nooit last hebben van dichterlijke be
vliegingen.
Ea bier hebt ge den fat onder de schaatsenrijdcrs, die m zijn leven ge
woon is alles even mooi te doen. Gij behoeft maar een oogenblik te kijken
naar zijn stijve bewegingen. Wat doet hij zijn best om een goede houding
t.e bewaren, welke zonderlinge bewegingen en krommingen raaaktjhij met
.lijf en beenen!
Dat heeft hij alles, een unr te voren, voor zijn toiletspiegel bestudeerd
en gerepeteerd! Als die man ooit aan hersenontsteking sterft ton gevolge
van nl te groote inspanning van zijn geest, dan moge Joost mij halen!
En wat een philosophie schuilt er ook in dat scbaatsenspel met zijn toe
valligheden .
Als een pijl uit den boog snelt men voort over de spiegelgladde baan,
zachtkens laat men zich glijden over hot effen ijsvlak oen strootje, n
onnoozele barst en weg met alle glorie! onder het schaterend gelach
der toeschouwers ligt men languit op het ijs!
Gy zijt volkomen zeker van uw evenwicht, vo' zelfvertrouwen,
onverwinnelijk daar komt een bals tegen u aanbonaen, een dolleman vliegt
tusschen uw boenen in en in uw volle lengto ploft gij neder! Vraagt
nu eens op de Beurs, of' niet op precies dezelfde wijze dia catastrophes
gekomen zijn, waarin de meest soliede mannen zijn medegcsleept....
Een lesje in de moraal in de open lucht, dat nog zoo heel gek niet is,
pooals gij ziet.
Maar door zoo steeds op dezelfde plek te blijven staan, zouden wij
gevaar loopen van te bevriezen. Laten we dus wat anders gaan doen. De
heeren falsarissen amuseeren zich nog altijd ten koste van onze
Farijsene notabiliteiten. Men heeft in Oostenrijk de hand gelegd op een heer,
die reisde en den bedrieger speelde op den naim van Francois Coppée.
De grap is al oud, maar ik begrijp niet, hoe ze tegenwoordig in onze da
gen van publiciteit nog kan vertoond worden. Dat volkje moet wel in den
waan verkeeren, dat er een aparte God voor do dieven en schelmen is,
Eooals dat van de dronkaards beweerd wordt.
Voor Francois Coppée te willen doorgaan, terwijl alle geïllustreerde bla
den van Europa zoo kort geleden, bij gelegenheid zijner receptie, zijn
welgelijkend portret hebben publiek gemaakt! Nu, de schelm is gelukkig
gesnapt en dit zal misschien anderen den lust tot dergelijke
oplicb 'rijen doen vergaan!
'fred de Vigny was ook eens het slachtoffer van zoo'u vrijbuiter. Dia
valsche Vigny doorkruiste de departementen, wist overal het vertrouwen
van goedhartige zielen te winnen, aan wie hij voor grof geld zijn
haiult.eekening verkocht, want ieder was er toen op gesteld een regel schrift te
bezitten van den schrijver van Chatlerton.
Eindelijk werd deze vriend toch ingerekend. De kruik gaat zoo lang
te water....
l i bleek een voormalige kruideniersbediende te zijn, een even groot
domoor als schelm.
Afred de Vigny liet overal, waar hij kwam, zijn verontwaardiging luchten,
Heeft men ooit zoo'n booswicht gezien!
Hij schijnt een groote mate van cynisme te bezitten...'
O, die ellendeling!
Hij moet er meer dan twintig opgelicht hebban!...
Ja, die lui kunnen me ook wat schelen! Dan hadden ze zich maar
Biet zoo moeten laten beetnemen, die ezels!....
Maar....
Wat maar? Er is geen maar... En wat nog het hatelijkst is van die
ieele historie, die kerel heeft me in zijn brieven een l'ransch laten schrij
ven. ... het krielt zelfs van spelfouten!.... zoo'n schoft!....
Ziedaar het: ieder voor zich op. vermakelijke wijze inpractijk gebracht.
? ?? Ik geloof, dat nog evenzeer tegenwoordig een prikkelbaar dichter ?
flïdeuk hier volstrekt niet aan Coppée zijn valsehen dubbelganger
eerder alles zou kunnen vergeven dan uen ongelukkige rijmelarij, die hij
met zijn naam had onderteekond. Het verleden herhaalt zich in het heden.
Zou dat misschien het feit verklaren, dat men nooit zoojijverig als thans
fcet verleden weder oprakelde?
Alleen drukt onzo tijd zijn stempel op de manier, waarmede men bij
flat onderzoek te werk gaat.
Er is niet langer sprake van wijsgeerigc beschouwingen over de zaken,
omstandigheden en menschen van vroegere tijden. liet is evenmin to doen
Om het bestudeeren en doorsnuffelen van oorkonden, om het geven van
geleerde commentaren of het teekenen van portretten ton voeten uit. Men
heeft zelfs afgezien van den ouden vorm der mémoires, waarin de beoor
deeling van toestanden en personen gelijken tred hield met het verhaal,
'fc Ia louter en alleen to doen om het vertelsel, om. de anecdote. Men
is mooi op weg, om zoo to zeggen, om de retrospectieve reportage in het
leven te roepen,
De magen onzer tijclgenooteu zijn daarop gemaakt. Zij verlangen geen
Btevigen maaltijd meer, maar zijn slechts van lichte dinertjes gediend. En
200 wordt men wel gedwongen hen naar hun smaak en bevattingsver
mogen te bedienen.
Dit verklaart dan ook het verschijnsel, dat er tegenwoordig zooveel boe
ken het licht zien, waarin de geschiedenis bij mondjesmaat en sneedjes
Wordt toegediend, zooala de jongens op school van hun koek mededeelen.
Hier de Peti's cötês de Vhistoire van Henri d'Idevüle. Daar de Causerics
Sur les artïstes de mon Tcmps van Jean Gigoux.
Die Jean Gigoux is nog een der veteranen van de kunst, een die de
groeten strijd der romantiek heeft medegemaakt.
De voorrede van zijn boek geeft ons het overtuigend bewijs, dat de
van voorheen een eclectieua is geworden, die heel onschuldig
en vriendelijk weet te vertellen. Werkelijk bevat het boek dan ook niet
veel meer dan een reeks vun anecdoten eii vertellingen, zonder eenige
tijdsorde gerangschikt.
Maar wat doet dat er ook toe! Telkenmale, als men in de asch van
dat groote tijdperk roert, schieten er weder heldere vonken uit.
Ingres, Delacroix, Lamartine, de Dcvcria's, Ilugo, rail. Mars, Henri
Monnier, Béranger, met nog twintig, nog honderd anderen worden in beate
rei weder voor onze herinnering opgeroepen.
En het regent daarbij allerlei aardige gezegden en anecdoton.
Hoe aardig is b. v. dat woord van Couture, in zijn naïeve ijdelheid:
Die Géricault was toch buiten kijt een groot schilder.
Een heel groot schilder, zonder twijfel! meent Jean Gigoux.
Waarop Couture antwoordt:
Hij heeft alles geleverd waartoe men bij mogelijkheid instaat was...
in £'!jn hjcl?
Wat verder komt do graaf d'Orsay, de prototype vaii alle dandy's en
pronkers, cp de proppen. He!; schijnt dat wanneer deze grootmeester
der elegantie lachte, men altijd bcsnrurde, dat hij een tand miste.
Bic ontbrekende tand nu had eej legende.
Eens \vr.s de graaf d'Orsay, mei; een vriendin uit zijn kring naar eca
tandinesster gegaan, wiens hulp zij noodig had. 3Ianr toen het op trekken
aankwam, werd zij bang, en wat de tandmecstcr ook deed. zij was niette
bewegen zich den pijnlijken tand to laten uithalen.
Nu neemt de graaf in den stoel p'aats en laat zich ia hare tegenwoor
digheid een der voortanden t rekke a zonder een kik te geven of een spier
te vertrekken, om haar door z'ju voorbeeld moed te geven en te over
tuigen, dat de operatie- niet zoo pijnlijk was als zij zich voorstelde.
Weet ge wel, dat. dit even hcroiek mocht hectcn als dat: Pj.dc, non
dokt dat wij eens op Ja banken van het gymnasium in liet Latijn leerden
bewonderen. Hst zou te bezian staan, oi' on/:e koudkleuman tor, zulk een
daad van zelfverloochening zich zouden Iconen zelfs met gebruik van
chloroform.
Als een praohtig staaltje van vagabondsvernult 110.5 dit eene.
Gigoux vertelt, dat een zekere Francis die, ondanks ziju tulent
vol;jens den geschiedschrijver, spoorloos is verdwenen nog meer werk
maakte van den alcohol, dan van de schilderkunst.
Op zekeren dag ontmoet hem een zijner vroegere kameraden, die hom
vraagt: waarom komt gij mij zoo hoogst zelden eens opzoeken?
Dat zal ik je zc.srgou... dat komt. omdat gij zeventien borrels ver
van mij afwocut.
Guie'a.irdet's schim zou jaloersch kunnen worden van zulk een episch
bescheid.
Te gelijk met do uitgave van een boekje: Souvenir uit Victor Hugo's
jonge jaren, is de voortreffelijke studie van Paul de Saint-Victor over den
Victor Ilua.o als man in het licht verschenen.
liet eerstgenoemd werkje bevat o. a. vele jeugdige dichtproeven van
den alom gevierden man.
Toen men dezer dagen eon dier bescheiden proefstukken zijner rause
zoo noemde men dat vroeger onder de oogeu van den onsterfelijke!!
dichter bracht, zeide hij glimlachend:
"Wat ia uien toch oud, als cieu nog ECO heel jong is!...
Is dat ni-it een bekoorlijke omschrijving van zijn beroemd: fat g/andt?
Ja, moester, gij hebt gelijk, uun is oud wanneer men nog piepjong is.
Maar gij zelf genfr, ons hfit schouwspel van een treffende compensatie.
Want iedereen ro.;pt tegenwoordig, wanneer hij n ziet, of wanneer hij uw
werken leest: Wat is men joug, als nioii op die wijze oud wordt!
Van poüzïe go'jprokcu.
Het proza kan haar soms wonderlijke parten spuien!
Hebt c;;j het prospectus gelezen, dut dczor dagen verspreid is door ce-u
maatschappij, tlio esn nieuwen spoorweg in Griekenland wil aanleggen ?
Niets klinkt zoo zonderling; voor ons gehoor dan het iu nen adem
noemen van die oucle beroemde ii;imcu eu do technische termen en bijzon
derheden, waardoor de compagnie verplicht is aandeelhouders voor hare
onderneming te winnen.
To hooren spreken van Jïegacra of Mitylenc in verband met opbrengst
[>cr kilometer!
Te lezen, dat ex- dagelijks zoo ea zooveel gemengde treinen naar
Corinthe zullen loopen... Wat wordt er nu langer van dat beroemde ge
zegde: non licet o:n;iilus aclire Cci-infliHM?
Achter den naam Sparta do verbazendo aantcekeuiugte vinden: Eu/fct,
xijf init-'ulcn oponiJwucl.
Go zult zeggen, dat is alles heel eenvoudig, gooJ, maar oog en oor
hebben er zieh toch nog niet aan kunnen gewennen. Evenmin als aan de
mcdedcelingen betreffende de railway door het Heilige Land waarin o. a.
dit te lezen staat.
Bètlflicm. Kruispunt.
Toch zullen wo ons er in dienen te schikken langzamerhand. Ds loco
motief kent geen medelijden en zij is in haar recht.
Wij hebben dezo week, behalve de begrafenis van den armen
JDerval, ook nog eeu andere treurige plechtigheid bijgewoond.
Het verminkte overschot van Ilunri Ilivière is naar Parijs overgebracht:.
Zijn dood is ovengoed een letterkundige als nationale ramp. Want terwijl
hij Frankrijk met zijn degen diende, vereerde hij het tegelijkertijd met
lajn pen.
Die beste, diep betreurde vriend! roept Véron uit, niet welk een diepe
zwaarmoedigheid verliet hij ons den laatsten keer.
Den laatsten dag vóór zijn vertrek naar Cochinchina at hij met enkela
vertrouwde vrienden bij mij. Hij had gewenscht weder in actieven dienst
ta treden, omdat hij zijn land wilde dienen, ofschoon hij lijdende was.
Des avonds bij het afscheiducmen drukte hij mij de hand en sprak,
gaLeel onder den indruk van zijn sombere voorgevoelens: ik zal als ik daar
ginder ben wel zorgen, dat ik niet op mijn bed behoef te sterven.
Hij sprak de waarheid. Helaas.' maar al te zeer.
Maar wij mogen onze kroniek niet zoo in la mineur laten eindigen.