De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 15 februari pagina 8

15 februari 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND. No. 399 komen, zouden we n bij Felix Dahn in Odiens Troost" en bij M. Emants in -Goden-schemering" spoedig met de verklaring van den naam en de beteokenis door hen aan den vuurgod gegeven, gereed zijn; beiden toch kozen LoM niet Logi of Loke of wel Loge, als v. Wolzogen zelf in zija bewerking van de Edda doet. Logi taalkundig verwant met Lohe" (vlam) wijst zoowel op het vuur al» door déovereenkomst*) met logen" op het begrip van het booze. De ethische beteekenis van Loki, oorspronkelijk den geketende, omdat hij door de Goden wegens zijn slechtheid geboeid werd, is volgens genoemden Edda-vertaler eerst later ontstaan. Noch Dahn noch Emants lieten den naam zijn elementaire beteekenis alleen behouden. Bij dergelijke gedichten begint men onwillekeurig te symboliseeren, en zoo meen ik met recht in beider Loki een abstractie te mogen zien, hoezeer ook verschillend in opvatting van het karakter des vuurgods. De eigenaardige verhouding van Loki tot Asen, Joten en menschen, duidt Emants reeds in zijn voorrede aan. Van moederszijde van de reuZen afstammend, van vaderszijde tot de Goden behoorend: Geen Ase en toch van Asen-aard; geen reus En toch een Joten-kind; geen mensch, geen Alf, Geen Wane, en toch eens vaders zoon {s hij een middelding tusschen het aardsche en het hemelsche, tnsschon slecht en goed; maar het slechte zegeviert in hem over het goede, hoewel het booze, dat hij ontwerpt, door Odiens wil dikwijls in het goede veran derd wordt, zooala de vlam in vrijheid gelaten alles verteert, maar door een krachtige hand bestuurd, weldadige warmte schenkt. Als zoodanig: halfmensch, half duivel vat ik den Loki uit Odiens Troost" op. Odien kiest het beeld van de vlam om Loki's elementaire kracht te karakteriseeren,wjjl Loki, we zeiden het reeds, niet slechts het zinnebeeld van het slechte, maar tevens de geest van het vuur, de Mephistofeles der middeleeu wen is. Felix Dahn spreekt dus van den hoon, dien Balder om den mond van den vuurgod ziet spelen; van den rooden mantel, waarin hij zich hult; van de vurige ster aan den hemel, die zijn spoor aanwijst; van den vmirberg, waarin hij huiat en eindelijk van de sfaartsler, in welke gedaante Loki op aarde neervalt. In het laatste beeld vermengen zich de beide begrippen: de ster met den vurigen staart gold den gccdgeloovigen lieden langen tijd voor het teeken van naderend onheil. De oude Goth laat ons in zijn verhaal van Odiens troost en smart geen oogenblik in twijfel, welke plaats hij aan Loki in de wereldorde toeschrijft: hij wil zingen van den boozen Loki, van diens listen en ondergang. Sluw en listig gebruikt hij Asen en Joten om de mensclien, die bij haat, tot den ondergang te brengen, maar meer nog dan de menschen, dan Harald en Hilde, zoo zeer door de Goden bemind, haat hij Balder en Nanna, het gepersonifieerde edele, goedo. Als Lucifer de gevallen engel, om zijn afdalingen uit den hemel verstooton, wordt hij de verbitterde vijand der Goden en straft in de eerste plaats Odien in hun aller lieveling; doch niet hij is schuld van de daad maar Odien zelf, de Godenkoning, de vader, die den zoon geen zetel in zijn hart en zijn raad schonk. Felix Dahn maakt den vuurgod tot een mensch met haat ea liefde, met schuld en boete, echter zonder berouw. Loki'a haat tegen Odien is gemengd met eerbied en liefde, eigenlijk uit zijn liefde ontspruit zijn wraak ea fcooze daad, Wel belooft hij de reuzen te beschermen, waartoe hij behoort door het halve bloed en door den ganschen haat tegen de Goden vooral tegen n, maar: zwei Seelen wohnen ach in seiner Brust! Als OJien hem na Zijn boosaardige list om Harald te verderven voor eeuwig verstoot steunt de zoon in bittere wanhoop: Houd op vader, mijn liefde tot u is grooter dan mijn haat, ik kau niet zijn zonder u!" Toorn en trots snoerden hem de keel, hij kon niet roepen, hij kon slechts steu nen, onhoorbaar in wilde smart. Op dit oogenblik is Loki geheel mensch, wij begrijpen de gewaarwordingen zijner ziel: Uit Asgaard verjaagd, heeft hij geen vader meer om lief te hebben, slechts nog een moeder te wre ken, en hij zal Odien doodelijk treffen in Balder, ziju beerlijken z^on. Nijd en droefheid geven hem het antwoord aan de zwaluw,Baldcrs bode in den mond: Mijn woning heet wee, verlatenheid rniju onderkomen, schande mijn drempel." Meer en meer wordt het goede in hem uitgebluscht, een laatste opflikkering is het medelijden met Nanna wier kinderlijke onschuld ieder moet roeren, die niet:.,zonder erbar men vogelvrij verklaard is, een verstooten bastaard." Op Balders trouwbar» tigen raad des vaders hart met liefde te winnen, schijnt er een ommekeer in Loki's binnenste plaats te vinden. Weer doet het goede een snaar in zijn borst trillen, hij zet de verraderlijke speer ter zijde en met zachte door bitter w ee gesmoorde stem bekent hij: dat zy'n haat tegen Odien niets dan verloren liefde is. Heeft hij diens gunst herwon nen dan zal Loki vuriger dan de bleeke Balder den grootea God lief hebben; met geen tweede plaats in zijns vaders hart kan bij zich te vreden stellen, want Loki is zich zelf de eerste: naast zich, boven zich duldt hij geen ander dan Alvader. Een tooverdrank zal hem Oclicus gunst terugschenken, want niet diens leven, diens liefde begeert h ij vuriger dan de lucht de vlam. Met deze toovenarij treedt weer het diabolische in Loki op den voorgrond om spoe dig op nieuw vervangen te worden door het sentimenteele iu dezen duivel. Balder heeft hij op verraderlijke wijze gedood niet uit haat tegen Odien, niet om dezen te hoonen, maar uit vurige lief d e of wat vol gens Loki hetzelfde, alleen in andere woorden, is: uit ijverzucht op den blonden zonnegod, die weigerde Odien liefde af te dwingen voor Loki. ? Ia Alvader wekt hij slechts afschuw en verachting op, want meer dan ooit herinnert hij dezen aan Loki's moeder, aan de reuzendocMer Laufeja. De vuurgod verwijt Odien in wilde smart diens schuld, alle vrees, allen eerbied vergeet hij op dit oogenblik van zoera vergelding; zelfs iu ketenen vryer dan de Asea in Asgaard, wordt het woord, langen tijd teruggehouden, wan k end tusschen liefde en haat, nu uitgesproken. Lolci verhaalt van Odiens schuld, van den strijd, do liefde en het wee zijner moeder. Aaa het vaderlooze kind, door de verlatene onder duizend, duizend tranen opgevoed, wordt een vreemde gave door nog vreemdere weldoensters geschonken. IJe machtige, duistere Nornen, dia schier nooit uit de eeuwige diepte opstijgen, slechts» wanneer onmatig weo" op aarde is, ongelijkheid van lot, waardoor de eeuwige orde wankelt,, komen hem haar gaven aanbieden. Urd, de oudste, schenkt hem rijk vol haar, schoonheid, langer leven dan de reuzen en onkwetsbaarheid door de wapenen der mensclien. Verdandi voegt daaraan toe: heerlijk krullend haar, liefde van alle vrouwen, langer leven dan do Asen, onkwetsbaarheid door der Asen wapenen. Skuld, de derde der vreeselijke zusteren, beperkt die goede gaven. Zij toch weet, dat het schreiende kind daar ia de wieg, eenmaal rijkelijk de tranen van vele anderen zal doen vloeien. Zij voegt aan de wenschen dar zus^rs toe: Het scaoone gelokte haar zal vuurrood zijn. Zijn schoonheid zal hem wel behagen doen vinden in het oog al leivrouwen, maar nooit zal hij n zijn wettige gade noemen. Wel zal hij noch door da wapenen der menschen noch door die der Asen, zelfs niet door Toors hamer vallen, maar Odiens speer zal hem neervellcn, al is het ook na dat hij lang onder da Asen als huns gelijke geleefd heeft en zelfs met Odien in hetzelfde uur. Op Odiens vraag: waarom Loki niet getracht heeft hem in plaats van Baldei1 te dooden, breekt zijn zoon weer in wilde smart en wraakzucht uit: Omdat ik u liefheb, Vader. N o g v e e l vuriger dan ik u haat. Want sta ik ook hier in kete nen voor u: Ik ban toch uw eerstgeborene. Mijn is des hemels erfdeel. Wraak nam ik voor mijn moeder, die na tien winters van ellende stier!', wraak op Alvader, die slechts voor zijn zoon Loki nooit een vader was. Balüer heeft hij vermoord, niet iu openlijken tweestrijd verslagen, om dat Odiens lieveling dan in YiTalhal hem wenr de eerste plaats betwist zou hebben. Naar Hol komt Loki niet, daar mag Balder do eerste zijn. Hij wenscht niet te heersenen op Odiens zetel. Niet kan Loki Odien ver vangen, hom wel verderven, hem en da wereld, liet is beter af te breken dan op te bouwen: te veel wee is er in de wereld." Beginnen we weer te syinbolisecrcn, dan kan de ondergang van Odien en Loki op hetzelfde moment en door eJIra.ir goon andere beteokonis hebben dan liet goed;; en slechte, de luvcnvarwckkcnde en Icvenvci'aiati.ïende kracht sterven e gf lij k. Nooit zal oneindig g o l u k z ij n in de w e r e l cl, n i ui m e r zal het kwaad a 11 e e a h e e r s c h o n. Voor den onedolen, lagen angst der goden voor den ondergang, hssft Loki bittere slotwoorden en hoogmoedige verachting over. De gedachte can het stervensuur ontlokt hem de trotsche woorden: Ik vel den hoogste n e c r, o u val dooi' hem, na h e ai noem ik m ij cl e n h o o g s t e." Slet deze zekerheid voor oogen laat hij zich rustig binden en wegvoe;-2D, de vervulling dor Norcensjireuk is hem gewis: eens wor.it In vrij en daarmee hun aller verderf. ..Leef wel, Vader, eenmaal n ia liefde en haat, mag ik u weerzien." l>cae afschcids'ivocr.' > tot OJien gericht, kenmerken ten slotte opnieuw het tweeledige iii Uahn's Loki: hst goedo en booze principe met elkaar in strijd, de engel en cie duivel in ó>i vereend. Hot kan niet anders, of Eaiaut's opvatting van Loki moot eea geheel andere zijn. Uit vroegere werken van deze twee schrijvers is hun beider verschillende denkwijze en beschouwing over mensclien en dingen roeds bekend. Van de wcekhartigheid en tweeledigheid, r.an des duitschen professors vuurgod eigen, vindt men in den Loki uit Godenschemering niets, deze geest der ontkenning is meer uit óón stuk. Deze Loki is de onderzoekende, alles cynisch ontledende geest, die, geen plaats in de wereld a, a u het gevoel, het gemoedsleven toekennend, met zija nuchter verstand in het wezen der dingen doordringt en dezen, naar gelang van hun nut voor z ij n h e e r s c h a p p ij, recht van bestaan g o e f t. In do voorstelling dor feiten en ia de opvatting zijner personen is da hoïLind'jche schrijver clo meest bekende mythologische overlevering ?vrij getrouw nagekomen. Emants neemt in overeenstemming met do Edda aan, dat er in den oertijd een bondgenootschap tusschen Odien en Loki bestaan heef!', en d.it de eei-ste door eeden aan den vuurgod gaketend is. Alvader heeft das eea schuld op zich geladen; door zijn schuld lijden alle goden en gaan zij hun ondergang te gemoet. Henriette van der Mey. (SM volgt.) ?) Dat ,.T.oï;j" en logc-n' (.OMW VOUJIJ '? iaalkuudia aan elkander vsrwsnt zouden zjju, is niet £ftt. Mai-ianne, drama, 5 tafercelen,' vertaald door Taco II. de Beer. De schrijfster heeft een vrouwennaam ten titel aaa dit, tooneelstuk ge geven, om dat zij de belangstelling opgemerkt had, die dergelijke betite lingen doorgaands gaande maken. Er was anders niet de minste reden voor. Do hoofdpersoon is de min bekende dichter Joh. Christian Günther, geb. S April 1G93 te Striegau, overleden te Jena, den 15 Maart 1723. 't Is jammer, dat Mariannc, weduwe van een Raadsheer eu verliefd op den dichter, niet geschetst is. Bij eenig talent, had do schrijfster een mooyen groep kunnen maken van L'Jwmme entre ses deux maitresses: Günther-, tusschen Mariannc en haar nièce Leonora Jaclimann. Hier gebeurt intusschen niets van. Marlanne valt uit de lucht, als zij hoort dat Lconorc de uitverkorene van den dichter-losbol is; Leonore trouwt sans coup férir met Fr/ia lUlhlcj. een fatsoenlijk koopman, en assisteert bij da laatste oogcnblikken van GüxUicr, die, tot het allerlaagste vervallen, als een dronken bedelaar sterft ia de armen van Mariannc, welke tot hem zegt: ..Ontvang dozen liufdekus, al komt Lij niet van het meisje, dat gjj"bemïnd hebt"!!! 't Is uitstekend. Ces alli.mar.ds wenfvntpasd'autresl ''t Ergste is, dat onze bekwaamste tooneelspelers hunne krachten moeten besteden om zulke dingen te vertooaen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl