Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND.
No. 399
komen, zouden we n bij Felix Dahn in Odiens Troost" en bij M. Emants
in -Goden-schemering" spoedig met de verklaring van den naam en de
beteokenis door hen aan den vuurgod gegeven, gereed zijn; beiden toch
kozen LoM niet Logi of Loke of wel Loge, als v. Wolzogen zelf in zija
bewerking van de Edda doet.
Logi taalkundig verwant met Lohe" (vlam) wijst zoowel op het vuur
al» door déovereenkomst*) met logen" op het begrip van het booze. De
ethische beteekenis van Loki, oorspronkelijk den geketende, omdat hij
door de Goden wegens zijn slechtheid geboeid werd, is volgens genoemden
Edda-vertaler eerst later ontstaan.
Noch Dahn noch Emants lieten den naam zijn elementaire beteekenis
alleen behouden. Bij dergelijke gedichten begint men onwillekeurig te
symboliseeren, en zoo meen ik met recht in beider Loki een abstractie te mogen
zien, hoezeer ook verschillend in opvatting van het karakter des vuurgods.
De eigenaardige verhouding van Loki tot Asen, Joten en menschen,
duidt Emants reeds in zijn voorrede aan. Van moederszijde van de
reuZen afstammend, van vaderszijde tot de Goden behoorend:
Geen Ase en toch van Asen-aard; geen reus
En toch een Joten-kind; geen mensch, geen Alf,
Geen Wane, en toch eens vaders zoon
{s hij een middelding tusschen het aardsche en het hemelsche, tnsschon
slecht en goed; maar het slechte zegeviert in hem over het goede, hoewel
het booze, dat hij ontwerpt, door Odiens wil dikwijls in het goede veran
derd wordt, zooala de vlam in vrijheid gelaten alles verteert, maar door
een krachtige hand bestuurd, weldadige warmte schenkt. Als zoodanig:
halfmensch, half duivel vat ik den Loki uit Odiens Troost" op.
Odien kiest het beeld van de vlam om Loki's elementaire kracht te
karakteriseeren,wjjl Loki, we zeiden het reeds, niet slechts het zinnebeeld van het
slechte, maar tevens de geest van het vuur, de Mephistofeles der middeleeu
wen is. Felix Dahn spreekt dus van den hoon, dien Balder om den mond
van den vuurgod ziet spelen; van den rooden mantel, waarin hij zich
hult; van de vurige ster aan den hemel, die zijn spoor aanwijst; van
den vmirberg, waarin hij huiat en eindelijk van de sfaartsler, in welke
gedaante Loki op aarde neervalt. In het laatste beeld vermengen zich
de beide begrippen: de ster met den vurigen staart gold den
gccdgeloovigen lieden langen tijd voor het teeken van naderend onheil.
De oude Goth laat ons in zijn verhaal van Odiens troost en smart
geen oogenblik in twijfel, welke plaats hij aan Loki in de wereldorde
toeschrijft: hij wil zingen van den boozen Loki, van diens listen en
ondergang.
Sluw en listig gebruikt hij Asen en Joten om de mensclien, die bij
haat, tot den ondergang te brengen, maar meer nog dan de menschen,
dan Harald en Hilde, zoo zeer door de Goden bemind, haat hij
Balder en Nanna, het gepersonifieerde edele, goedo. Als
Lucifer de gevallen engel, om zijn afdalingen uit den hemel verstooton,
wordt hij de verbitterde vijand der Goden en straft in de eerste plaats
Odien in hun aller lieveling; doch niet hij is schuld van de daad maar
Odien zelf, de Godenkoning, de vader, die den zoon geen zetel in
zijn hart en zijn raad schonk.
Felix Dahn maakt den vuurgod tot een mensch met haat ea liefde,
met schuld en boete, echter zonder berouw.
Loki'a haat tegen Odien is gemengd met eerbied en
liefde, eigenlijk uit zijn liefde ontspruit zijn wraak ea fcooze daad,
Wel belooft hij de reuzen te beschermen, waartoe hij behoort door het
halve bloed en door den ganschen haat tegen de Goden vooral tegen
n, maar: zwei Seelen wohnen ach in seiner Brust! Als OJien hem na
Zijn boosaardige list om Harald te verderven voor eeuwig verstoot
steunt de zoon in bittere wanhoop: Houd op vader, mijn liefde
tot u is grooter dan mijn haat, ik kau niet zijn zonder u!" Toorn
en trots snoerden hem de keel, hij kon niet roepen, hij kon slechts steu
nen, onhoorbaar in wilde smart. Op dit oogenblik is Loki geheel mensch,
wij begrijpen de gewaarwordingen zijner ziel: Uit Asgaard verjaagd, heeft
hij geen vader meer om lief te hebben, slechts nog een moeder te wre
ken, en hij zal Odien doodelijk treffen in Balder, ziju beerlijken z^on.
Nijd en droefheid geven hem het antwoord aan de zwaluw,Baldcrs
bode in den mond: Mijn woning heet wee, verlatenheid rniju
onderkomen, schande mijn drempel." Meer en meer wordt het
goede in hem uitgebluscht, een laatste opflikkering is het medelijden met
Nanna wier kinderlijke onschuld ieder moet roeren, die niet:.,zonder erbar
men vogelvrij verklaard is, een verstooten bastaard." Op Balders trouwbar»
tigen raad des vaders hart met liefde te winnen, schijnt er een ommekeer
in Loki's binnenste plaats te vinden. Weer doet het goede een snaar in zijn
borst trillen, hij zet de verraderlijke speer ter zijde en met zachte
door bitter w ee gesmoorde stem bekent hij: dat zy'n haat tegen
Odien niets dan verloren liefde is. Heeft hij diens gunst herwon
nen dan zal Loki vuriger dan de bleeke Balder den grootea God lief
hebben; met geen tweede plaats in zijns vaders hart kan bij zich te
vreden stellen, want Loki is zich zelf de eerste: naast zich, boven zich
duldt hij geen ander dan Alvader. Een tooverdrank zal hem Oclicus
gunst terugschenken, want niet diens leven, diens liefde
begeert h ij vuriger dan de lucht de vlam. Met deze
toovenarij treedt weer het diabolische in Loki op den voorgrond om spoe
dig op nieuw vervangen te worden door het sentimenteele iu
dezen duivel.
Balder heeft hij op verraderlijke wijze gedood niet uit haat tegen
Odien, niet om dezen te hoonen, maar uit vurige lief d e of wat vol
gens Loki hetzelfde, alleen in andere woorden, is: uit ijverzucht op den
blonden zonnegod, die weigerde Odien liefde af te dwingen voor Loki.
? Ia Alvader wekt hij slechts afschuw en verachting op, want meer dan
ooit herinnert hij dezen aan Loki's moeder, aan de reuzendocMer
Laufeja. De vuurgod verwijt Odien in wilde smart diens schuld,
alle vrees, allen eerbied vergeet hij op dit oogenblik van zoera
vergelding; zelfs iu ketenen vryer dan de Asea in Asgaard, wordt
het woord, langen tijd teruggehouden, wan k end tusschen liefde
en haat, nu uitgesproken. Lolci verhaalt van Odiens schuld, van
den strijd, do liefde en het wee zijner moeder. Aaa het vaderlooze kind,
door de verlatene onder duizend, duizend tranen opgevoed, wordt een
vreemde gave door nog vreemdere weldoensters geschonken. IJe machtige,
duistere Nornen, dia schier nooit uit de eeuwige diepte opstijgen, slechts»
wanneer onmatig weo" op aarde is, ongelijkheid van lot, waardoor de
eeuwige orde wankelt,, komen hem haar gaven aanbieden. Urd, de
oudste, schenkt hem rijk vol haar, schoonheid, langer leven dan de reuzen
en onkwetsbaarheid door de wapenen der mensclien. Verdandi voegt
daaraan toe: heerlijk krullend haar, liefde van alle vrouwen, langer
leven dan do Asen, onkwetsbaarheid door der Asen wapenen. Skuld,
de derde der vreeselijke zusteren, beperkt die goede gaven. Zij toch
weet, dat het schreiende kind daar ia de wieg, eenmaal rijkelijk de
tranen van vele anderen zal doen vloeien. Zij voegt aan de
wenschen dar zus^rs toe: Het scaoone gelokte haar zal vuurrood zijn.
Zijn schoonheid zal hem wel behagen doen vinden in het oog al
leivrouwen, maar nooit zal hij n zijn wettige gade noemen. Wel zal hij
noch door da wapenen der menschen noch door die der Asen, zelfs niet
door Toors hamer vallen, maar Odiens speer zal hem neervellcn, al is het
ook na dat hij lang onder da Asen als huns gelijke geleefd heeft en zelfs
met Odien in hetzelfde uur. Op Odiens vraag: waarom Loki niet getracht
heeft hem in plaats van Baldei1 te dooden, breekt zijn zoon weer in
wilde smart en wraakzucht uit: Omdat ik u liefheb, Vader.
N o g v e e l vuriger dan ik u haat. Want sta ik ook hier in kete
nen voor u: Ik ban toch uw eerstgeborene. Mijn is des hemels erfdeel.
Wraak nam ik voor mijn moeder, die na tien winters van ellende stier!',
wraak op Alvader, die slechts voor zijn zoon Loki nooit een vader was.
Balüer heeft hij vermoord, niet iu openlijken tweestrijd verslagen, om
dat Odiens lieveling dan in YiTalhal hem wenr de eerste plaats betwist
zou hebben. Naar Hol komt Loki niet, daar mag Balder do eerste zijn.
Hij wenscht niet te heersenen op Odiens zetel. Niet kan Loki Odien ver
vangen, hom wel verderven, hem en da wereld, liet is beter af te breken
dan op te bouwen: te veel wee is er in de wereld." Beginnen we weer
te syinbolisecrcn, dan kan de ondergang van Odien en Loki op hetzelfde
moment en door eJIra.ir goon andere beteokonis hebben dan liet goed;;
en slechte, de luvcnvarwckkcnde en Icvenvci'aiati.ïende kracht sterven e
gf lij k. Nooit zal oneindig g o l u k z ij n in de w e r e l cl,
n i ui m e r zal het kwaad a 11 e e a h e e r s c h o n.
Voor den onedolen, lagen angst der goden voor den ondergang, hssft
Loki bittere slotwoorden en hoogmoedige verachting over. De gedachte
can het stervensuur ontlokt hem de trotsche woorden: Ik vel den
hoogste n e c r, o u val dooi' hem, na h e ai noem ik m ij
cl e n h o o g s t e." Slet deze zekerheid voor oogen laat hij zich rustig
binden en wegvoe;-2D, de vervulling dor Norcensjireuk is hem gewis:
eens wor.it In vrij en daarmee hun aller verderf. ..Leef wel, Vader,
eenmaal n ia liefde en haat, mag ik u weerzien." l>cae
afschcids'ivocr.' > tot OJien gericht, kenmerken ten slotte opnieuw het
tweeledige iii Uahn's Loki: hst goedo en booze principe met elkaar in
strijd, de engel en cie duivel in ó>i vereend.
Hot kan niet anders, of Eaiaut's opvatting van Loki moot eea geheel
andere zijn. Uit vroegere werken van deze twee schrijvers is hun beider
verschillende denkwijze en beschouwing over mensclien en dingen roeds
bekend. Van de wcekhartigheid en tweeledigheid, r.an des duitschen
professors vuurgod eigen, vindt men in den Loki uit Godenschemering
niets, deze geest der ontkenning is meer uit óón stuk. Deze Loki is
de onderzoekende, alles cynisch ontledende geest,
die, geen plaats in de wereld a, a u het gevoel, het
gemoedsleven toekennend, met zija nuchter verstand
in het wezen der dingen doordringt en dezen, naar
gelang van hun nut voor z ij n h e e r s c h a p p ij, recht
van bestaan g o e f t.
In do voorstelling dor feiten en ia de opvatting zijner personen is da
hoïLind'jche schrijver clo meest bekende mythologische overlevering ?vrij
getrouw nagekomen. Emants neemt in overeenstemming met do Edda
aan, dat er in den oertijd een bondgenootschap tusschen Odien en Loki
bestaan heef!', en d.it de eei-ste door eeden aan den vuurgod gaketend is.
Alvader heeft das eea schuld op zich geladen; door zijn schuld lijden
alle goden en gaan zij hun ondergang te gemoet.
Henriette van der Mey.
(SM volgt.)
?) Dat ,.T.oï;j" en logc-n'
(.OMW VOUJIJ
'? iaalkuudia aan elkander vsrwsnt zouden zjju, is niet
£ftt.
Mai-ianne, drama, 5 tafercelen,' vertaald door
Taco II. de Beer.
De schrijfster heeft een vrouwennaam ten titel aaa dit, tooneelstuk ge
geven, om dat zij de belangstelling opgemerkt had, die dergelijke betite
lingen doorgaands gaande maken. Er was anders niet de minste reden
voor. Do hoofdpersoon is de min bekende dichter Joh. Christian Günther,
geb. S April 1G93 te Striegau, overleden te Jena, den 15 Maart 1723.
't Is jammer, dat Mariannc, weduwe van een Raadsheer eu verliefd op den
dichter, niet geschetst is. Bij eenig talent, had do schrijfster een mooyen
groep kunnen maken van L'Jwmme entre ses deux maitresses: Günther-,
tusschen Mariannc en haar nièce Leonora Jaclimann. Hier gebeurt
intusschen niets van. Marlanne valt uit de lucht, als zij hoort dat Lconorc
de uitverkorene van den dichter-losbol is; Leonore trouwt sans coup
férir met Fr/ia lUlhlcj. een fatsoenlijk koopman, en assisteert bij da
laatste oogcnblikken van GüxUicr, die, tot het allerlaagste vervallen, als
een dronken bedelaar sterft ia de armen van Mariannc, welke tot hem
zegt: ..Ontvang dozen liufdekus, al komt Lij niet van het meisje, dat
gjj"bemïnd hebt"!!! 't Is uitstekend. Ces alli.mar.ds wenfvntpasd'autresl
''t Ergste is, dat onze bekwaamste tooneelspelers hunne krachten moeten
besteden om zulke dingen te vertooaen.