De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 maart pagina 10

1 maart 1885 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

, f9- ' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 401 OPLOSSING VAN S.GHAASPROBLEEJÏNo. 7. l A 3- A8ÜK. ut E 6 (a - ? B 9 O 8 mat. (Mooi! l ..... F 7 nt Pd. (b a B 7 nt E 4 mat. b G i - c 5 (o 2 .Pd- -07 mat. (e) a Pd. D 4 mat. (d) D. G 4 (d 2 Pd. geeft mat. t..... ^ 2 Pd. D 4 mat. Pd. speelt P. spoel, Oploaaing van en kol e Curiosa. Batdiheergambieb Weener partij. . i l Dl?H6+ K.?.E 7. . ; ; . Zwart H 4 F 2+? 2 H 5 F 7 + E 7 D 6. 3 K. D 3 C 8 F 5U $ £ 4 B S +? enz. 3 Ad libitum Pd. C 5 ?*? + of B. nt E d. mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Jaiit is oo. 6 en 7 opgelost door T. d. M. te N.N.; no. 7 door J. H. N, te Venlo; W. v. H. te Delft DO, 7 en 8; de O. V. en B. te Kaatsheuvel 7; Heari te Amsterdam, C en 7. Nog is .juist opgelost No. 7 door B. te A; 7 en 8 door Hoi" te Botterdam; ins gelijks Met Z'n Vieren te Amsterdam; No. 8 door De G. V. en B. te Kaatsheuvel ?n J. H. N. te Venlo. FEUILLETON. DE GESCHIEDENIS VAN EEN 6ENIE. NOVELLE '. ' & VAN OSSIP SCHÜBIN. In deze omgeving groeide Gesa op. Zijn moeder was een van die vrouwen, die voor hun huisdeuren stonden te kijken --naar het vooitknirpen van den tijd. Zij was de type van een schoone Vlaamsche, ? groot, eenigszins zwaar gebouwd, met fraaie vormen en een gelaatskleur van melk en bloed. Hare roode lippen sloten zich over fraaie witte tanden; zij had de vooruitstekende oogen en het vijke golvende blonde haar waarmede Rubens zijn Magdalena's sierde. Wanneer zij niet in den schouwburg wezen moest, en niet voor de huisdeur stond, lag zij op een slroozak in haar zolderkamertje rooversgeschiedenissen te lezen uit oude tijdschriften, die bij een uitdrager gekocht waren en van de eene buurvrouw uit de ruo Havestein naar de andere gingen. Zij was lui en (raag, goedaardig maar zwak, en had toch altijd een liefkozing over voor Gesa en een vriendelijk woordje voor een dikken grijzen kater, dien zij van de straat had opgenomen. Zij leefde slechts hij den dag. In het begin der maand overlaadde zij den kleine met lekkernijen, tegen het einde der maand maakte zij schulden. Reeds van zijn vroegsten jeugd was Gesa zeer muzikaal. Voor dat hij nog spreken kon, zag hij met zijn groote donkere oogen verrukt tol zijn moeder op, wanneer zij hem in haar armen in slaap zong. Een vriend van Margarelha leerde den knaap viool spelen. Gesa leerde verwonderlijk vlug, en toen eindelijk de financiën der zangeres steeds in treuriger toestand geraakten, besloot zij eenig voordeel te trekken van het talent van haar zoon. Toen hij dus 'nauwelijks negen jaar oud was, bezorgde zij hem een plaats bij het orkest van een circus, dat zijn tent had opgeslagen op de »Grand Sablon." Het personeel bestond uit een acrobaat van buitengewone schoonheid, een zeer knorrigen dwerg Molaro ge naamd,, vier open en een poney, wiens grootste kunstsluk was, om op drie poolen te loopen, hetgeen eigenlijk volstrekt geen kunst maar een gebrek was. e muzikale plichten van Gesa bestonden daarin, dat hij bijge staan door een ouden fluitist de muziek begeleidde van een kort ademig jongmensch met lange haren, die op een versleten piano walsen en polka's trommelde, hoewel hij, zooals hij eens zuchtend aan Gesa bekende, zijn geheele leven vergeefs verlangd had eens een treurmarsen te mogen spelen. ^ liet circus gaf zijn voorstellingen des namiddags van twee tot vier uur, maar het was er altijd leeg. Terwijl Gesa op de ver hooging voor het orkest aangebracht werktuiglijk zijn gemak kelijke partij speelde, zag hij met kinderlijke nieuwsgierigheid naar beneden in het circus. Hij zag, hoe de acrobaat pronkend in rose tiicot en groen-zijden broek met een gouden band om 't hoofd, luchtsprongen maakte of behendige toeren aan het trape zium verrichtte. Hij zag den dwerg met zijn kort rood haar en half blauw, half geel tricot flauwe grappen maken en altijd werd de dwerg toegejuicht; hij zag de apen bevend hun kleine toeren verrichten. De lucht van zaagsel, gas, sinaasappelschillen en open kroop den kleinen vioolspeler in den neus en hij niesde. Dan werd hij slaperig. Zijn viool zweeg. »Allons donc!" hijgde de pianist met de voeten stampend.' Dan opende Gesa <le oogen en zijn blik ontmoette dien van zijn moeder, die kalm beneden aan het einde der zijbaan zat en hem lachend toeknikte. Hij speelde voort.' Wanneer 'Margaretha niet door repetities ver hinderd Werd," sloag. zij geen voorstelling van het circus over, en Gesa verbeeldde ai«h, dat zij kwam om hem te hooren vioolspelen. Maar eens-op een tlag wss Gesa brutaal tegen den dwerg Molaro en dit kostte hem zijn betrekking als lid van het orkest;toch bleef zijn.moeder een even getrouwe bezoekster van het circus. Eens op een namiddag in April, toen hevige regenbuien en on stuimige wind den stryd tusscheo winter en lente voerden, zat Gesa, die sedert hij geen geregelde bezigheden meer had, ijverig de oude ridderromans zijner moeder las, geheel en al in een vreeslij ke spookgeschiedenis verdiept met de ellebogen op de tafel de handen onder 't hoofd, over de 'vaile bladen van een gescheurde courant gebogen. Margaretha trad op hem toe en zeide verlegen: »je avond eten staat klaaV in de kast, je behoeit niet op mij te wachten ik kom van avond laat i'hnl?, vaarwel mijn lieveling!" »Dag moeder", antwoordde hij onverschillig. Hij was er aan gewoon, dat zij laat t'huis kwam en zag dus nauwelijks van zija lectuur op. Zij ging maar vijf minuten later kwam zij terug. »IleU ge iels vergeten moeder?" vroeg Gesa. »Ja", zeide zij zacht. Zij bloosde en zag verlegen in 't rond. Toen boog zy zich over den knaap, kuste hem vurig en lang, terwijl zij zijn hoofd tegen haar borst drukte, fluisterde: »God zij met u," en verdween. Gesa las verder. Een oogehblik later wilde hij iets glinsterends wegvegen, dat den toch reeds onduidelijken druk der courant bevlekte, liet was een traan zijner moeder. ... O ?",.':«'» *»? 4 ?»:-?»?* ? t » Gesa legde zich dien avond ter ruste zonder de deur te sluiten, zooals gewoonlijk wanneer Margaretha naar den schouwburg wa?, maar toen hij den volgenden morgen ontwaakte, vond hij het bed zijner moeder ledig. »Moeder!" riep hij angstig »moeder." Ilij wist wel, dat zij hem niet meer kon hooren, maar hij riep dat woord om zijn beangstigd hart lucht te geven. Hij trok snel zijne kleederen aan en spoedde zich naar buiten op straat. Het was een gure morgen. De gesmolten sneeuw had het water in de goot doen zwellen, dat door den morgenwind heen en weer werd bewogen. Enkele matte zonnestralen verlichtten de kerkramen, en de sombere orgeltonen weerklonken van uit de grijze kerkwandcn tot op de ledige straat. Gesa weende bitter en riep steeds luider en klagender: »moeder, moeder." Zij was altijd zoo goed voor hem geweest. Ilij blikte overal om zich heen. De gansene wereld was thans eenzaam voor hem, want hij begreep, dat zijn moeder hem ver laten had. De kinderen in de Rue Ravestein begrijpen zoo sne!. Daar werd hem plotseling een lange magere hand op den schouder gelegd, hij zag op en bemerkte een heer naast zich, dien hij kende. Deze bewoonde de eerste verdieping van het huis waarvan Margaretha een zolderkamertje bewoond had. fïij was bleek als de Christus aan het kruis en zag bijna even treurig: »Arm kind," zeide hij zacht, szij heeft je verlaten.". Gesa beet zich op de lippen, het bloed steeg hem naar de wangen en hij schudde de hand van den vreemde van zich af. Hij schaamde zich en gevoelde voor de eerste maal, dat medelijden vernederend is. Maar de vreemde streek hem vriendelijk over 't hoofd en zeide nog eens: »Arm kind maar ge moet het haar niet kwalijk nemen, dat doet de liefde F' »Wat is liefde?" vroeg Gesa, hem strak aanziende. De vreemde glimlachte weemoedig: »een ziekte eenkoorls," zei hij daarop snel een koorts, waarin men van veel schoons droomt, maar waarin men veel slechts doet." IV. Mijnheer Gaston Delileo, dit was eigenlijk de naam van don vreemdeling, maar in de rue Ravestein was hij slechts bekend als »de droevige heer." Hij was lusschen de veertig en vijftig jaar oud, had een geel perkamentachtig gezicht, half bedekt door een baard en lang, steil, zwart haar, dat hem over 't voorhoofd hing. Behalve in de warmste zomermaanden, was hij steeds op straat in een grooten, donkerblauwen mantel gehuld. Ongeveer zeven maanden geleden had hij zijn intrek in de rue Ravestein genomen: hij liefkoosde de kinderen, groette alle moeders vriendelijk, was algemeen bemind en ging met niemand om/ Vóór haar vlucht had Margaretha hem een brief gezondenmet de bede zich hét lot van den knaap te willen aantrek ken, en zij had zeer veel mensehenkennis aan den dag gelegd/ toen zij juist zijne barmhartigheid inriep. Zijne vrouw was ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl