Historisch Archief 1877-1940
, ttowen «n zïjn eenïg dochtertje werd by familie in Frankrijk
opgevoed, daar het hem in zijn jonggezellen-huishouding moeilijk
zoo zijn gevallen, het toen nog slechts zevenjarige kind een goede
.opvoeding te geven.
Eenzaam en verlaten en toch met een hart, dat naar liefde
- smachtte zonder ooit bevredigd te worden, nam hij zonder verder
bedenken den knaap tot zich. »Kom met mij ontbijten", zeide
hij eenvoudig, nam het verlaten kind bij de hand en voerde het
naar zijne woning.
Nadat het maal was afgeloopen begon de heer Delileo met die
zucht tot systematiseeren, welke allen zeer onpraclische raenschen
.eigen is, over zijn schrijftafel gebogen, een opvoedingsplan te
maten, een verdeeling der lesuren en eindelijk een lange lijst van
allerlei zaken die Gesa nu en binnen de eerste tien jaren noodig
zou kunnen hebben. In dien tijd liep de knaap nieuwsgierig
het kleine, met een groen tapijt bedekte vertrek op «n neer en
bekeek verwonderd de meubelen, die een eigenaardige mengeling
aanboden van Style empire en Louis Philippe. Aan de wanden hin
gen eenige schetsen van beroemde meesters met opdrachten; »aan
mijn waarden vriend enz." eenige in zwarte lijstjes gevatte hand
schriften van beroemde dichters en bovendien nog het vluchtig
uitgevoerde portret van een .schoone vrouw in een wit zijden
kleed met paarlsnoeren om den hals en Een kroon op het hoofd.
t Is dat de koningin? vroeg Gesa zijn nieuwen beschermer.
Deze zag op zijn werk en antwoordde met zekere plechtigheid:
«Mijn, kind, dat is de beroemde Gualtieri!
»Zoo r zeido Gesa en was nog even wijs te voren. Hoe had hij het ook
kunnen weten, dat de beroemde Gualtieri in haar tijd de beroemdste
en helaas ook de meest beruchte zangeres der wereld was geweest!
»Zij was ook een koningin de koningin van den zang," voegde
Delileo er na een korte pauze tot opheldering bij.
»En hebt u haar gekend?" vroeg Gesa, die nog steeds verdiept
was in den aanblik der romantisch gekleede dame.
»Zij was mijn vrouw," zeide Delileo langzaam en met nadruk,
»Zoo! dan heeft zij u zeker zeer lief gehad? zeide Gesa ernstig,
met hot plan om iets zeer vriendelijks te zeggen.
Maar Delileo voer een huivering door de leden, en hij wenddo
het hoofd af.
Onder het portret stond* iedcren dag op een oud zwart marnier
tafeltje in een geborsten blauwe vaas een frissche bloemruiker, f
. .... ? y
v
Eeeds spoedig nadat hij den knaap tot zich had genomen, be
merkte Delileo den grooten muzikalen aanleg van zijn bescher
meling, en dank zijne vroegere connexies met de kunstenaars
wereld, kon hij Gesa het onderricht bezorgen van een der be
roemdste violisten aan het Conservatorium te Brussel. Voor het
overige nam. hij Gesa's opvoeding zelf op zich. liet was een
eigenaardige opvoeding, dat is zeker!
»Ecn nauwkeurige kennis der spelkunst en een uitgebreide
kennis der letterkunde. Ziedaar wat tot een algemeene beschaving
noodig is," beweerde Delileo, smeer behoeft men niet te kennen."
De spelkunst van Gesa liet ondanks Delileo's ijverige pogingen
steeds veel te wenschen over; in de letterkunde echter maakte
hij de grootste vorderingen. Zijn kennis .daarvan strekte zich uit
van Montaigne's Essais Delileo's stokpaardje tot aan Delileo's
eigen roman zijn tweede stokpaardje.
Deze roman, getiteld Prometheus, wachtte reeds tien jaar long
vergeefs op een uitgever en droeg volkomen den stempel van
Delileo's karakleiy oudenvetsch en vol onpractische theorieën
over. wereldhervorming. Hot begon met een sprookje en eindigde
met een ode.
Menigen avond bracht de oude heer door met het voorlezea
van dit prul, waarbij Gesa steeds met den plechtigsten ernst
toeluisterde, zooals alle geloovige gemoederen plegen te luisteren
naar wonderverhalen, waarvan zij niets begrijpen.
Het was een zonderling paar, die afgeleefde man met zijn
zenuwachtige rusteloosheid, de rusteloosheid van iemand die zijn
doel nog niet bereikt heeft en het graf reeds dreigend ziet
geopend, en de vroolijke knaap met zijn gezonde traagheid, de
overmoedige traagheid van iemand, die zich bewust is van zijn
talent, en wien het leven nog eindeloos toeschijnt. De afgematte
geest van den man wendde zich van het troosteloos tegenwoordige
naar de droombeelden van het bloeiend verleden. De nog
door geen ondervinding verlamde verbeeldingskracht van dien
knaap verdiepte-zich slechts zegepralend in de toekomst. Beiden
waren dwepers maar Delileo was zeker de meest onpraclische
van de twee. i
Arjn,e GjBjpA, slileo! Hij behoorde tot _ die soort van
allesomvattende genieën, welke het nooit tot iets brengen in de wereld.
Muziek, schilderkunst, letterkunde en staathoud kunde had hij bij beur
ten mét den grootsten ijver beoefend. Met de grootste geestdrift
had hij geloofd aan de verbetering der sociale toestanden, aan d*
theorieën der St. Simonisten en zich bij deze broederscha p aange
sloten. ;
De overlevering verhaalt, dat de St. Simonisten bij de verdeeling
van den arbeid hem de taak hadden opgedragen om geld te geven en
schoenen te poetsen, want slechts voor deze twe e zaken had men
hem kunnen gebruiken; later had men hem ingedeeld bij het
bataillon dier beroemde Bdrie honderd", die zich op weg hadden
begeven om in verre streken de moeder der secte te zoeken, nadat
madame De Stael namelijk deze eer van de hand had gewezen.
Zijn geld had hij aan de zaak opgeofferd, maar zijn illusies
werden bedrogen. Toen had hij zich van de wereld teruggetrokken
om zich en zijn bedrogen verwachtingen te verbergen. Hij wenschte
niets lierer dan vergeten, geheel vergeten te worden, -ten'minst*
voorloopig want in de toekomst ja in een verre nevel
achtige toekomst hoopte hij nog steeds iets.... voor zij a-roman l
Onderlusschea voorzag hij in zijn onderhoud door het copiecreu
-van muziek zooals Rousseau gedaan had.
* ? ? ? " ? t » f ? i ? ? . ''' '-j
Twee, drie jaren verliepen en Gesa groeide op tot een schoonea
l'ongen man.
Wat de veredeling van geest en hart betreft was h ij/veel aan
Delileo verplicht, maar de vorming van het karakter liet de
zonderlinge St.-Simonist geheel a|n de natuur over en zoo begon
zijn geheele persoonlijkheid meer en meer den stempel te dragen
van een droomerige zorgeloosheid, die ieder ervaren
manschcnkenner weinig goeds voor de toekomst zou hebben voorspeld.
Bovendien kon hij nooit het juiste midden houden tusschen
gloeienden ijver en moedelooze traagheid, het ontbrak hem geheel
aan volharding en geduld, en wat hem niet door zijn genie werd
ingegeven leerde hij nog slechter en moeilijker dan de minste
leerling van het conservatorium.
Maar over dit alles dacht zijn muziekleeraar niet na. Hij be
merkte slechts de snelle vorderingen van den knaap, was trotscli
op zijn leerling, en stelde hem nu eens aan dezen, dau aan genca
muziekliefhebber voor.
Niet alleen dat Gesa vioolspeelde met een voor zijn leeftijd
verwonderlijke virtuositeit, maar hij improviseerde ook zeer fraai,'
tenminste volgens het oordeel van zijn leermeester. De onder* zoo
flegmatische Brusselaren waren dan ook verrukt over zijn vele
eigenaardigheden; zijn muzikaal talent, zijn vreemde naam Gssa, zijn
fraai-donker gelaat en het feit dat hij van een hongaarschcn zigeuner
afstamde. Hun geestdrift over zijn spel bereikte dan ook steeds
het toppunt in deze woorden: »comme c'est tsigane!" Eindelijk
kwam de dag waarop Gesa voor 't eerst voor 't publiek zou
optredea en zich op een concert zou laten hooren. Met jeugdigen
overmoed verheugde Lij zic'i op zijn debuut; de angstvallige Da^
lileo daarentegen verloor zijn eetlust en slaap ea vol bezorgdheid*
om den knaap een teleurstelling te bespareu, hield hij niet op
liem voor te preeken, dat hij het zich niet moest aantrekken,
wanneer hij fiasco zou maken.
Gesa verveelden deze preeken, en hij liep weg, om met de han
den in..den zak stampvoetend van .boosheid de Bue Ravcstoia op
en neer te loopen, terwijl de oude Dslilco zich onderiusschcn in
eija kamer opsloot en zich op het ergste voorbereidde. '
Op den avond van het concert was hij niet te bewegen de zaal
te belreden; in ademlooze spanning stond hij voor de deur der
artistenkamer en hield zich de ooren toe.
Ondanks al zijn pogingen, om ieder geluid af te sluiten, Hoorde'
hij echter plotseling een zonderling gedruisch hij liet de han-'
den zinken. Was het een geroep van brand ?... neen... ee»:
daverende toejuiching was het een juichtoon uit honderden*
keelen!.... Een oogenblik later was bij in de artistenjcamer £tt,
stoot zijn pleegkind in de armen!
Allen drukten den knaap de hand, prezen hem en voorspelde^
hem een schitterende toekomst. Hij nam deze huldigingen aan^
als verschuldigde eerbewijzen, met den naïven trots, dien men1
jonge talenten zoo gaarne hoewel met een
medelijdenden-glimlach vergeeft, maar zelfs hij deinsde terug voor den omvang
zijner zegepraal, toen de deur geopend werd en een elegante
jonge man hem met uitgestrekte handen tegemoet tracL^ivrtj
was Alphonse de Sterny.
»Mijn jonge vriend," riep hij uit, »ik wilde den avond nie
voorbij laten gaan zonde^kennj^me^.u te maken,
; te *"