De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 maart pagina 11

1 maart 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

, ttowen «n zïjn eenïg dochtertje werd by familie in Frankrijk opgevoed, daar het hem in zijn jonggezellen-huishouding moeilijk zoo zijn gevallen, het toen nog slechts zevenjarige kind een goede .opvoeding te geven. Eenzaam en verlaten en toch met een hart, dat naar liefde - smachtte zonder ooit bevredigd te worden, nam hij zonder verder bedenken den knaap tot zich. »Kom met mij ontbijten", zeide hij eenvoudig, nam het verlaten kind bij de hand en voerde het naar zijne woning. Nadat het maal was afgeloopen begon de heer Delileo met die zucht tot systematiseeren, welke allen zeer onpraclische raenschen .eigen is, over zijn schrijftafel gebogen, een opvoedingsplan te maten, een verdeeling der lesuren en eindelijk een lange lijst van allerlei zaken die Gesa nu en binnen de eerste tien jaren noodig zou kunnen hebben. In dien tijd liep de knaap nieuwsgierig het kleine, met een groen tapijt bedekte vertrek op «n neer en bekeek verwonderd de meubelen, die een eigenaardige mengeling aanboden van Style empire en Louis Philippe. Aan de wanden hin gen eenige schetsen van beroemde meesters met opdrachten; »aan mijn waarden vriend enz." eenige in zwarte lijstjes gevatte hand schriften van beroemde dichters en bovendien nog het vluchtig uitgevoerde portret van een .schoone vrouw in een wit zijden kleed met paarlsnoeren om den hals en Een kroon op het hoofd. t Is dat de koningin? vroeg Gesa zijn nieuwen beschermer. Deze zag op zijn werk en antwoordde met zekere plechtigheid: «Mijn, kind, dat is de beroemde Gualtieri! »Zoo r zeido Gesa en was nog even wijs te voren. Hoe had hij het ook kunnen weten, dat de beroemde Gualtieri in haar tijd de beroemdste en helaas ook de meest beruchte zangeres der wereld was geweest! »Zij was ook een koningin de koningin van den zang," voegde Delileo er na een korte pauze tot opheldering bij. »En hebt u haar gekend?" vroeg Gesa, die nog steeds verdiept was in den aanblik der romantisch gekleede dame. »Zij was mijn vrouw," zeide Delileo langzaam en met nadruk, »Zoo! dan heeft zij u zeker zeer lief gehad? zeide Gesa ernstig, met hot plan om iets zeer vriendelijks te zeggen. Maar Delileo voer een huivering door de leden, en hij wenddo het hoofd af. Onder het portret stond* iedcren dag op een oud zwart marnier tafeltje in een geborsten blauwe vaas een frissche bloemruiker, f . .... ? y v Eeeds spoedig nadat hij den knaap tot zich had genomen, be merkte Delileo den grooten muzikalen aanleg van zijn bescher meling, en dank zijne vroegere connexies met de kunstenaars wereld, kon hij Gesa het onderricht bezorgen van een der be roemdste violisten aan het Conservatorium te Brussel. Voor het overige nam. hij Gesa's opvoeding zelf op zich. liet was een eigenaardige opvoeding, dat is zeker! »Ecn nauwkeurige kennis der spelkunst en een uitgebreide kennis der letterkunde. Ziedaar wat tot een algemeene beschaving noodig is," beweerde Delileo, smeer behoeft men niet te kennen." De spelkunst van Gesa liet ondanks Delileo's ijverige pogingen steeds veel te wenschen over; in de letterkunde echter maakte hij de grootste vorderingen. Zijn kennis .daarvan strekte zich uit van Montaigne's Essais Delileo's stokpaardje tot aan Delileo's eigen roman zijn tweede stokpaardje. Deze roman, getiteld Prometheus, wachtte reeds tien jaar long vergeefs op een uitgever en droeg volkomen den stempel van Delileo's karakleiy oudenvetsch en vol onpractische theorieën over. wereldhervorming. Hot begon met een sprookje en eindigde met een ode. Menigen avond bracht de oude heer door met het voorlezea van dit prul, waarbij Gesa steeds met den plechtigsten ernst toeluisterde, zooals alle geloovige gemoederen plegen te luisteren naar wonderverhalen, waarvan zij niets begrijpen. Het was een zonderling paar, die afgeleefde man met zijn zenuwachtige rusteloosheid, de rusteloosheid van iemand die zijn doel nog niet bereikt heeft en het graf reeds dreigend ziet geopend, en de vroolijke knaap met zijn gezonde traagheid, de overmoedige traagheid van iemand, die zich bewust is van zijn talent, en wien het leven nog eindeloos toeschijnt. De afgematte geest van den man wendde zich van het troosteloos tegenwoordige naar de droombeelden van het bloeiend verleden. De nog door geen ondervinding verlamde verbeeldingskracht van dien knaap verdiepte-zich slechts zegepralend in de toekomst. Beiden waren dwepers maar Delileo was zeker de meest onpraclische van de twee. i Arjn,e GjBjpA, slileo! Hij behoorde tot _ die soort van allesomvattende genieën, welke het nooit tot iets brengen in de wereld. Muziek, schilderkunst, letterkunde en staathoud kunde had hij bij beur ten mét den grootsten ijver beoefend. Met de grootste geestdrift had hij geloofd aan de verbetering der sociale toestanden, aan d* theorieën der St. Simonisten en zich bij deze broederscha p aange sloten. ; De overlevering verhaalt, dat de St. Simonisten bij de verdeeling van den arbeid hem de taak hadden opgedragen om geld te geven en schoenen te poetsen, want slechts voor deze twe e zaken had men hem kunnen gebruiken; later had men hem ingedeeld bij het bataillon dier beroemde Bdrie honderd", die zich op weg hadden begeven om in verre streken de moeder der secte te zoeken, nadat madame De Stael namelijk deze eer van de hand had gewezen. Zijn geld had hij aan de zaak opgeofferd, maar zijn illusies werden bedrogen. Toen had hij zich van de wereld teruggetrokken om zich en zijn bedrogen verwachtingen te verbergen. Hij wenschte niets lierer dan vergeten, geheel vergeten te worden, -ten'minst* voorloopig want in de toekomst ja in een verre nevel achtige toekomst hoopte hij nog steeds iets.... voor zij a-roman l Onderlusschea voorzag hij in zijn onderhoud door het copiecreu -van muziek zooals Rousseau gedaan had. * ? ? ? " ? t » f ? i ? ? . ''' '-j Twee, drie jaren verliepen en Gesa groeide op tot een schoonea l'ongen man. Wat de veredeling van geest en hart betreft was h ij/veel aan Delileo verplicht, maar de vorming van het karakter liet de zonderlinge St.-Simonist geheel a|n de natuur over en zoo begon zijn geheele persoonlijkheid meer en meer den stempel te dragen van een droomerige zorgeloosheid, die ieder ervaren manschcnkenner weinig goeds voor de toekomst zou hebben voorspeld. Bovendien kon hij nooit het juiste midden houden tusschen gloeienden ijver en moedelooze traagheid, het ontbrak hem geheel aan volharding en geduld, en wat hem niet door zijn genie werd ingegeven leerde hij nog slechter en moeilijker dan de minste leerling van het conservatorium. Maar over dit alles dacht zijn muziekleeraar niet na. Hij be merkte slechts de snelle vorderingen van den knaap, was trotscli op zijn leerling, en stelde hem nu eens aan dezen, dau aan genca muziekliefhebber voor. Niet alleen dat Gesa vioolspeelde met een voor zijn leeftijd verwonderlijke virtuositeit, maar hij improviseerde ook zeer fraai,' tenminste volgens het oordeel van zijn leermeester. De onder* zoo flegmatische Brusselaren waren dan ook verrukt over zijn vele eigenaardigheden; zijn muzikaal talent, zijn vreemde naam Gssa, zijn fraai-donker gelaat en het feit dat hij van een hongaarschcn zigeuner afstamde. Hun geestdrift over zijn spel bereikte dan ook steeds het toppunt in deze woorden: »comme c'est tsigane!" Eindelijk kwam de dag waarop Gesa voor 't eerst voor 't publiek zou optredea en zich op een concert zou laten hooren. Met jeugdigen overmoed verheugde Lij zic'i op zijn debuut; de angstvallige Da^ lileo daarentegen verloor zijn eetlust en slaap ea vol bezorgdheid* om den knaap een teleurstelling te bespareu, hield hij niet op liem voor te preeken, dat hij het zich niet moest aantrekken, wanneer hij fiasco zou maken. Gesa verveelden deze preeken, en hij liep weg, om met de han den in..den zak stampvoetend van .boosheid de Bue Ravcstoia op en neer te loopen, terwijl de oude Dslilco zich onderiusschcn in eija kamer opsloot en zich op het ergste voorbereidde. ' Op den avond van het concert was hij niet te bewegen de zaal te belreden; in ademlooze spanning stond hij voor de deur der artistenkamer en hield zich de ooren toe. Ondanks al zijn pogingen, om ieder geluid af te sluiten, Hoorde' hij echter plotseling een zonderling gedruisch hij liet de han-' den zinken. Was het een geroep van brand ?... neen... ee»: daverende toejuiching was het een juichtoon uit honderden* keelen!.... Een oogenblik later was bij in de artistenjcamer £tt, stoot zijn pleegkind in de armen! Allen drukten den knaap de hand, prezen hem en voorspelde^ hem een schitterende toekomst. Hij nam deze huldigingen aan^ als verschuldigde eerbewijzen, met den naïven trots, dien men1 jonge talenten zoo gaarne hoewel met een medelijdenden-glimlach vergeeft, maar zelfs hij deinsde terug voor den omvang zijner zegepraal, toen de deur geopend werd en een elegante jonge man hem met uitgestrekte handen tegemoet tracL^ivrtj was Alphonse de Sterny. »Mijn jonge vriend," riep hij uit, »ik wilde den avond nie voorbij laten gaan zonde^kennj^me^.u te maken, ; te *"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl