Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?r> , ?
'fa welks nftbüjheid hij zijne woning heeft. Men sclienkfc hem een kisfje
met goudstukken, om hem to verdrijven, en liij die zich over zijne ar
moede beklaagde is op eens eëu rijk man, en kan nu (op de wijze vau
Raimb&ud) naar eene «goede partij" omzien, ofschoon bij aan liet
land' meisje Violette innig gehecht is. v
Hij kondigt haar dan ook weldra zijn huwelijk met Sylvia, de dochter
eens rijken gierigaards Pasquello aan, die de hand zijner dochter aan den
armen jonker Lsander heeft geweigerd.
Ondertuwchen voelt zich Gilles niet gelukkig. Steeds is hij bekommerd
om' Sjfn. geld, hij wordt eiken dag droefgeestiger, zoodat hij besluit de
kist met goud aan den kasteelbezitter terug te geven.
Als hij daarop eenen bruiloftsstoet voorbij ziet trekken, waarin Violette
aan Leanders arm als bruid verschijnt, komt hij buiten zich zelven. Doch
die verloving waa slechts voorgewend en Violette huwt ten slotte haren
Gilles, Sylvia Leander. De heer Poise heeft zich reeds vóór dertig jaren
door menige -vriendelijke compositie bekend gemaakt, bijv. door Bonsoir
Voisin, Les Charmeurs, La Surprise de Vamour enz. Ook Joli Gilles
is niet met gezochte wetenschap, maar toch niet zonder karakter in de
verschillende rollen geschreven. Er heerscht in het geheel eene zekere
soberheid; die van goeden smaak en degelijk talent getuigt. De muziek
is vrij bewerkt, namelijk niet naar de aloude wijze in recitatieven, Andantes
en Allegro's verdeeld, doch muzikaal gesprek en melodramatische
oogenbttkken wisselen ongeregeld af met het gezongen gedeelte.
Bijzonderen lof voor hunne oorspronkelijkheid verdienen eene romance
van Leander, een kwartet, dat in de uitvoering iets te wenschen liet,
de entr'ade voor hot tweede tafereel, een duo van Gilles en Violette en
? een trio die aan Cimarosa herinnert, zonder daarom nagewerkt te zijn.
De uitvoering was in 'fc algemeen zeer voldoende, en wij zullen het
Mlle Legault vergeven, dat zij meer gelachen dan gezongen heeft.
? Maar 'fc is tijd dat wij nog een woordje zeggen van eene meer ernstige
uitdrukking der muzikale beweging in de hoofdstad, en wel van ons
tweede eonservatoriumconcert, wat ter eere van Handels en Bachs
geboorte in 1684, geheel uit hunne werken was samengesteld,
De directeur was zoo voorzichtig geweest geene groote werken van
eenen dezer meesters ter uitvoering te kiezen het publiek zou zich
daartegen bepaald hebben verzet, en 't ware met Hiindel ea Bach voor
langen tijd gedaan geweest. Men droeg de kleine Cantate van Bach:
. (jottes zeit ist die beste zeit" voor, en dit was nog te veel.... voor 0113
publiek, al bestond overigens het programma ook uit eeu deel van eene
tfach'sche suite, eene aria of twee, drie uit verschillende werken van
Handel, orgel, fluit en clavecimbaal solo's en slechts het kleinste nummer
Largo ma non tanto uit het Concerto voor twee violen van den grootea
' Joharin Sebastiaan,
Ondanks al die verscheidenheid, ondanks al die voorzorgen om den
smaak van 't publiek te ontzien, hoorde men nog bij 't ledigstroomen
der zaal uit cleu mond van sommige habitués: C'est assommant! Cette
muïiqoe .ancienne c'est toujours la mGme chose."
Onwillekeurig herinnerden wij ons daarbij de beoordeeling van het
parijsche concertpubliek, onlangs door Georges Servières geschreven, zeg
gende: Leur oreille s'acoquine aa\x platitudes do couplets quivoques et
aux clats criards d'un orchestre canaille et dos lors toute autre musique
leur eat odieuse!"
Maar neen, zoo zwart wil ref. het Brusselsch publiek niet maken, al
ziet men ook dagelijks de operetten en cafés-chantant door duizenden
bezocht.
Om Bach en Handel to verstaan, heeft men eene geheele opvoeding
noodig. Men loert dat niet door eeaige concerten.
Om geheel rechtvaardig te wezen, willen wij zelfs toegeven, dat de
uitvoering wat sterker gekleurd had kunnen zijn. Doch dit ligb niet aan
den directeur alleen. Wij hebben reeds menigmaal het gebrek aan innig
gevoel voor dergelijke toonwerken in onze orkesten aangeduid. En dan
11 u nog het koor!
Leert het hun maar verstaan: Mensch, du musz sterben! Bereite deia
Haus!... O lieber Jesus komm!" Enz. al werd het hier ook (tantms
van den anderen kant) in 'tfransch gezongen. Bach spreidt eene zalige
troost over de teksten die den wereldling tot vertwijfeling moeten bren
gen. Wanneer hij zingt: Mijne dagen zijn geteld", drukt hij daarin
tegebjk een innige hoop op een beter leven uit. Wanneer hij uit: Kom
"zoete Verlosser", is hij even edel en ernstig als liefelijk en naief. Daarvan
verstaan de brave, vlijtige conservatoriumskoristen geen spier. Men zag
het, zonder te hooren, hier aan trekken van verveling en moedeloosheid,
ginds aan het gracieuse(t) glimlachen wat voorzeker geheel hors de saison
was. Maar geduld! Danken wij voorloopig den hear Gevaert dat hij
dit tot stand heeft gebracht. Ook de solisten laten wij niet vertrekken
zonder een aanmoedigenden handdruk. Marie Gemma (clavecimbaal),
Maüly (de voortreffelijke, schoon wat te weeke organist), de violisten
Colyns en Hubay (schoon wat modern), Mej. Elly Warnots (de dochter
van den orkestdirecteur en koorrepetiteur) die zich wachten moet voor
valsch effectbejag, en 'fc bijzonder de bekende Maas uit Londen, verdienen
onzen bartelijken dank.
De tegenwoordige directie der Momaie, bestaande uit de heeren
Stroumon en Calabresi, wordt in September e. k, opgelost. Da heer
Verdhurt, die aijne muzikale studiën te Brussel voltooide en reeds aan
andere groote instellingen voor toonkunst werkzaam was, is door de stad
Brussel met het bestuur der Groote Opera belast. Met primo October
zal fiy in functie treden; doch tot nog toe heeft hij grooten tegenspoed.
Onze beste zangeres, Mme Caron, is te Parijs aan de Groote Opera geen»
gageerd met eed sularia van 30,000 franken. Mlle Deschamps is aan de
Opéra-Comiquéaangesteld. De eerste bas Gresse en eenige andere goede
talenten verlaten Brussel eveneens. i
De lezer zal met, genoegen vernemen dat aan Jan van Beers en Peter
tit het schrijven eener feestcantate ter opening van de Antwerpschfl"
opgedragen.
Demse is voor weinige dagen in den Parkschonwburg vertoorn!. Het
zal niet noodig r.ijn een overzicht van hot drama te schrijven, wat
meniii aïlc blaJen kau vinden. Bovendien wordt het immers morgen ta
Amsterdam' opgevoerd. Ik kom er dua alleen bügelegenheid op terug.
Te St. Petersburg heeft het bij de eerste voorstelling vóór eenige dagen,
niet voldaan,
Do Vastenavond welke hier nogal dikwijls aanleiding geeft tot
Ifleine politische maniféstatiön, is dit jaar al zeer onschuldig afgeloopen.
De Dinsdag zelf was zoo regenachtig dat alle gejuich en gejoel langs da
straten verstomde. Maar dit is dan ook de groote feestdag niet. 't Ia
de eerste Zondag in de vasten waarop het meest wordt feest gevierd
en voorname bals plaats hebben.
Mogelijk is nog iets voor halfvasten in petto, maar tot heden toe zag
men slechts eenige dosijnen van min of meer versleten pierrots en
pierrettes, enz. langs de straten slingeren.
Het is op die dagen bijzonder verboden de dracht dor geestelijken, zoo
wel als die der militairen na te bootsen. De onschuldigste spot wordt
onmogelijk gemaakt daar waar de politiek" zoo overhcerrchend is, e
wij geneigd zouden zijn uit te roepen, wat Mephisto ruot minder recht
van 't klokgebrom zegt:
Das verfluohte turn toatiin bimtncl,
mnebelnd jeden Abênilliimmol,
Folgt uns bei jiiglieliem Eegebniss,
Vom erster Bad bis zum e^riibniss."
Alle vfOolijke invallen worden tot politischn manifestatiün gedistil
leerd ! Daar houdt de Vastenavoncipret van zelf op.
Brussel, 24 Febr. '85. M. A.
De drukker vraagt nog eens vergiffenis voor 't tal verschuivingen van
letters, enz. in 't laatste nummer, en verlaat zich op 't verstand van den
lezer bij fouten als de omwenteling van ccn DelaVignc", enz. enz. enz. ;
LETTERKUNDE.
De welgemeende hulde, in 't Februari-no. van De Gids" aan de na
gedachtenis van Lenau gebracht, heeft ook mij genoopt, ter eere van
dezen dichter der jeugd en van mijne eigene jongelingsjaren nog eens
een offer te ontsteken.
Hier moge namelijk de cyclus Bertlia volgen, met welken, behoudens
een twintigtal eerstelingen, dagteekenend van 's dichters verblijf te
Weenen, de bekende uitgaaf van het Bibliographisch lustiUit'' geopend
wordt en die, zooals blijkt, de gemoedsstemming weergeeft, waarin de
oplossing van zijne treurige, bedrogene liefde voor dat wieisjsn hem ver
vallen deed. Mij dunkt, reeds in Das todte Glüek" flikkert iets van
den gejaag'dea, mystischen dtemon, welke den fijnbewcrkhiigden zoon
van een losbancligen vader en eene innig lief hebbende moeder, zoo ontij
dig, na eeu tuchteloos leven, op het somberst doodbed zou werpen. Als
student, in 1821, werd Lenau met zijns karakterlooze aangebodene be«
kend; iu '25 verheugde hem de geboortevan een dochtertjen; in'27 zocht
hij zijue eigene wegen, aan de heftigste wroeging over zijn twijfelachtig
vaderschap ten prooi. Dat kind bezingt hij in vele zijner verzen, ook
ia de hier vertaalde, doch gedurig zóó dat men niet weet of 't een per
soon dan wel eene personificatie geldt, en deze en soortgelijke dubbelzin
nigheden maken zijne potizie af en toe vrij onverkwikkelijk. Ik wijs op
enkele stukjons uit de reeks Allantika en uit de Vennisclde GeilicJtle,
iu 't bizonder ook op het sonnet, get.: Palliativ", 'twelk eerst in 1810
geachraven werd en nog denzelfdea droomerigon geest ademt.
Men zou er-bij kunnen voegen, dat Lenau in dit opzicht wordt hij
Keker door zijne mede-?Sturmvügel der Revolution" Heine en Karl Beek
overvleugeld ondanks zijn buigzamen, muzikalen stijl min sober en.
streng in den vorm is, eeae fout, of wil men: een gebrek van zijne
deugden", waardoor natuurlijk den niet alleen getrouwe», maar ook dich
terlijken vertolker nu en dan groote moeilijkheden in den weg worden
gelegd.
Lenau is in 1812 geboren; zijne klaagliederen op', en over Bertha
schreef hij ia '32 en !M. Volgens Schurz, den beste zijner biografen,
moet daartoe nog Die Waldkapelle" (1828) gerekend worden, mede
voorkomende in genoemde uitgaaf, die het zij ter-loops aangemerkt
misschien wel de handigste, maar lang niet de fraaiste is en ook geene
Strenge tijdsorde in acht neemt. Die van Kn'iner & Gotta dunkt mij
verreweg schoouer uitgevoerd en bevat bovendien de smaakvolle levens
schets van Anastasius Grün, met de nooilige commentaren van jongeren
datum verrjjkt en opgeluisterd door een keurig portret uit 183!. Gemaks
halve heb ik mij echter aan den text van Leipzig gehouden en zoo
hoop ik dat, in verband met Lenau's eigen Onzuiverheid van dictie, deze
luttele hier ei» daar eenigszins vrije proeven niet al te oEhensch mogen
worden beoordeeld. Tot hernieuwde kennismaking met dezen dichter,
in 't meerendeel van wiens kleinere zangen maar toch ook ia den Fauat
en elders?het lyrische en delirische (de woordspeling is van hém-zelf)
zulk een duivelschen bond schijnen te hebben aangegaan, durf ik op mijne
beurt krachtig opwekken.
AAN "LENAU.
Heil zanger, in den maalstroom van het leven
Te vroeg geslingerd door het roekloos lot, ?
Gij waart me een evangelie, toen mijn streven
Zich doodde als 't uwe en 'k wanhoopte aan mijn Göi
Vér is die tijd; ver buiten 't aardsche zweven
Laat ik mijn geest, die 'fc eindige bespot,
Maar ??spot is zonde, en boven spot verheven,
Bleeft gij me een bron van wijsheid en genot!