De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 maart pagina 7

1 maart 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?r> , ? 'fa welks nftbüjheid hij zijne woning heeft. Men sclienkfc hem een kisfje met goudstukken, om hem to verdrijven, en liij die zich over zijne ar moede beklaagde is op eens eëu rijk man, en kan nu (op de wijze vau Raimb&ud) naar eene «goede partij" omzien, ofschoon bij aan liet land' meisje Violette innig gehecht is. v Hij kondigt haar dan ook weldra zijn huwelijk met Sylvia, de dochter eens rijken gierigaards Pasquello aan, die de hand zijner dochter aan den armen jonker Lsander heeft geweigerd. Ondertuwchen voelt zich Gilles niet gelukkig. Steeds is hij bekommerd om' Sjfn. geld, hij wordt eiken dag droefgeestiger, zoodat hij besluit de kist met goud aan den kasteelbezitter terug te geven. Als hij daarop eenen bruiloftsstoet voorbij ziet trekken, waarin Violette aan Leanders arm als bruid verschijnt, komt hij buiten zich zelven. Doch die verloving waa slechts voorgewend en Violette huwt ten slotte haren Gilles, Sylvia Leander. De heer Poise heeft zich reeds vóór dertig jaren door menige -vriendelijke compositie bekend gemaakt, bijv. door Bonsoir Voisin, Les Charmeurs, La Surprise de Vamour enz. Ook Joli Gilles is niet met gezochte wetenschap, maar toch niet zonder karakter in de verschillende rollen geschreven. Er heerscht in het geheel eene zekere soberheid; die van goeden smaak en degelijk talent getuigt. De muziek is vrij bewerkt, namelijk niet naar de aloude wijze in recitatieven, Andantes en Allegro's verdeeld, doch muzikaal gesprek en melodramatische oogenbttkken wisselen ongeregeld af met het gezongen gedeelte. Bijzonderen lof voor hunne oorspronkelijkheid verdienen eene romance van Leander, een kwartet, dat in de uitvoering iets te wenschen liet, de entr'ade voor hot tweede tafereel, een duo van Gilles en Violette en ? een trio die aan Cimarosa herinnert, zonder daarom nagewerkt te zijn. De uitvoering was in 'fc algemeen zeer voldoende, en wij zullen het Mlle Legault vergeven, dat zij meer gelachen dan gezongen heeft. ? Maar 'fc is tijd dat wij nog een woordje zeggen van eene meer ernstige uitdrukking der muzikale beweging in de hoofdstad, en wel van ons tweede eonservatoriumconcert, wat ter eere van Handels en Bachs geboorte in 1684, geheel uit hunne werken was samengesteld, De directeur was zoo voorzichtig geweest geene groote werken van eenen dezer meesters ter uitvoering te kiezen het publiek zou zich daartegen bepaald hebben verzet, en 't ware met Hiindel ea Bach voor langen tijd gedaan geweest. Men droeg de kleine Cantate van Bach: . (jottes zeit ist die beste zeit" voor, en dit was nog te veel.... voor 0113 publiek, al bestond overigens het programma ook uit eeu deel van eene tfach'sche suite, eene aria of twee, drie uit verschillende werken van Handel, orgel, fluit en clavecimbaal solo's en slechts het kleinste nummer Largo ma non tanto uit het Concerto voor twee violen van den grootea ' Joharin Sebastiaan, Ondanks al die verscheidenheid, ondanks al die voorzorgen om den smaak van 't publiek te ontzien, hoorde men nog bij 't ledigstroomen der zaal uit cleu mond van sommige habitués: C'est assommant! Cette muïiqoe .ancienne c'est toujours la mGme chose." Onwillekeurig herinnerden wij ons daarbij de beoordeeling van het parijsche concertpubliek, onlangs door Georges Servières geschreven, zeg gende: Leur oreille s'acoquine aa\x platitudes do couplets quivoques et aux clats criards d'un orchestre canaille et dos lors toute autre musique leur eat odieuse!" Maar neen, zoo zwart wil ref. het Brusselsch publiek niet maken, al ziet men ook dagelijks de operetten en cafés-chantant door duizenden bezocht. Om Bach en Handel to verstaan, heeft men eene geheele opvoeding noodig. Men loert dat niet door eeaige concerten. Om geheel rechtvaardig te wezen, willen wij zelfs toegeven, dat de uitvoering wat sterker gekleurd had kunnen zijn. Doch dit ligb niet aan den directeur alleen. Wij hebben reeds menigmaal het gebrek aan innig gevoel voor dergelijke toonwerken in onze orkesten aangeduid. En dan 11 u nog het koor! Leert het hun maar verstaan: Mensch, du musz sterben! Bereite deia Haus!... O lieber Jesus komm!" Enz. al werd het hier ook (tantms van den anderen kant) in 'tfransch gezongen. Bach spreidt eene zalige troost over de teksten die den wereldling tot vertwijfeling moeten bren gen. Wanneer hij zingt: Mijne dagen zijn geteld", drukt hij daarin tegebjk een innige hoop op een beter leven uit. Wanneer hij uit: Kom "zoete Verlosser", is hij even edel en ernstig als liefelijk en naief. Daarvan verstaan de brave, vlijtige conservatoriumskoristen geen spier. Men zag het, zonder te hooren, hier aan trekken van verveling en moedeloosheid, ginds aan het gracieuse(t) glimlachen wat voorzeker geheel hors de saison was. Maar geduld! Danken wij voorloopig den hear Gevaert dat hij dit tot stand heeft gebracht. Ook de solisten laten wij niet vertrekken zonder een aanmoedigenden handdruk. Marie Gemma (clavecimbaal), Maüly (de voortreffelijke, schoon wat te weeke organist), de violisten Colyns en Hubay (schoon wat modern), Mej. Elly Warnots (de dochter van den orkestdirecteur en koorrepetiteur) die zich wachten moet voor valsch effectbejag, en 'fc bijzonder de bekende Maas uit Londen, verdienen onzen bartelijken dank. De tegenwoordige directie der Momaie, bestaande uit de heeren Stroumon en Calabresi, wordt in September e. k, opgelost. Da heer Verdhurt, die aijne muzikale studiën te Brussel voltooide en reeds aan andere groote instellingen voor toonkunst werkzaam was, is door de stad Brussel met het bestuur der Groote Opera belast. Met primo October zal fiy in functie treden; doch tot nog toe heeft hij grooten tegenspoed. Onze beste zangeres, Mme Caron, is te Parijs aan de Groote Opera geen» gageerd met eed sularia van 30,000 franken. Mlle Deschamps is aan de Opéra-Comiquéaangesteld. De eerste bas Gresse en eenige andere goede talenten verlaten Brussel eveneens. i De lezer zal met, genoegen vernemen dat aan Jan van Beers en Peter tit het schrijven eener feestcantate ter opening van de Antwerpschfl" opgedragen. Demse is voor weinige dagen in den Parkschonwburg vertoorn!. Het zal niet noodig r.ijn een overzicht van hot drama te schrijven, wat meniii aïlc blaJen kau vinden. Bovendien wordt het immers morgen ta Amsterdam' opgevoerd. Ik kom er dua alleen bügelegenheid op terug. Te St. Petersburg heeft het bij de eerste voorstelling vóór eenige dagen, niet voldaan, Do Vastenavond welke hier nogal dikwijls aanleiding geeft tot Ifleine politische maniféstatiön, is dit jaar al zeer onschuldig afgeloopen. De Dinsdag zelf was zoo regenachtig dat alle gejuich en gejoel langs da straten verstomde. Maar dit is dan ook de groote feestdag niet. 't Ia de eerste Zondag in de vasten waarop het meest wordt feest gevierd en voorname bals plaats hebben. Mogelijk is nog iets voor halfvasten in petto, maar tot heden toe zag men slechts eenige dosijnen van min of meer versleten pierrots en pierrettes, enz. langs de straten slingeren. Het is op die dagen bijzonder verboden de dracht dor geestelijken, zoo wel als die der militairen na te bootsen. De onschuldigste spot wordt onmogelijk gemaakt daar waar de politiek" zoo overhcerrchend is, e wij geneigd zouden zijn uit te roepen, wat Mephisto ruot minder recht van 't klokgebrom zegt: Das verfluohte turn toatiin bimtncl, mnebelnd jeden Abênilliimmol, Folgt uns bei jiiglieliem Eegebniss, Vom erster Bad bis zum e^riibniss." Alle vfOolijke invallen worden tot politischn manifestatiün gedistil leerd ! Daar houdt de Vastenavoncipret van zelf op. Brussel, 24 Febr. '85. M. A. De drukker vraagt nog eens vergiffenis voor 't tal verschuivingen van letters, enz. in 't laatste nummer, en verlaat zich op 't verstand van den lezer bij fouten als de omwenteling van ccn DelaVignc", enz. enz. enz. ; LETTERKUNDE. De welgemeende hulde, in 't Februari-no. van De Gids" aan de na gedachtenis van Lenau gebracht, heeft ook mij genoopt, ter eere van dezen dichter der jeugd en van mijne eigene jongelingsjaren nog eens een offer te ontsteken. Hier moge namelijk de cyclus Bertlia volgen, met welken, behoudens een twintigtal eerstelingen, dagteekenend van 's dichters verblijf te Weenen, de bekende uitgaaf van het Bibliographisch lustiUit'' geopend wordt en die, zooals blijkt, de gemoedsstemming weergeeft, waarin de oplossing van zijne treurige, bedrogene liefde voor dat wieisjsn hem ver vallen deed. Mij dunkt, reeds in Das todte Glüek" flikkert iets van den gejaag'dea, mystischen dtemon, welke den fijnbewcrkhiigden zoon van een losbancligen vader en eene innig lief hebbende moeder, zoo ontij dig, na eeu tuchteloos leven, op het somberst doodbed zou werpen. Als student, in 1821, werd Lenau met zijns karakterlooze aangebodene be« kend; iu '25 verheugde hem de geboortevan een dochtertjen; in'27 zocht hij zijue eigene wegen, aan de heftigste wroeging over zijn twijfelachtig vaderschap ten prooi. Dat kind bezingt hij in vele zijner verzen, ook ia de hier vertaalde, doch gedurig zóó dat men niet weet of 't een per soon dan wel eene personificatie geldt, en deze en soortgelijke dubbelzin nigheden maken zijne potizie af en toe vrij onverkwikkelijk. Ik wijs op enkele stukjons uit de reeks Allantika en uit de Vennisclde GeilicJtle, iu 't bizonder ook op het sonnet, get.: Palliativ", 'twelk eerst in 1810 geachraven werd en nog denzelfdea droomerigon geest ademt. Men zou er-bij kunnen voegen, dat Lenau in dit opzicht wordt hij Keker door zijne mede-?Sturmvügel der Revolution" Heine en Karl Beek overvleugeld ondanks zijn buigzamen, muzikalen stijl min sober en. streng in den vorm is, eeae fout, of wil men: een gebrek van zijne deugden", waardoor natuurlijk den niet alleen getrouwe», maar ook dich terlijken vertolker nu en dan groote moeilijkheden in den weg worden gelegd. Lenau is in 1812 geboren; zijne klaagliederen op', en over Bertha schreef hij ia '32 en !M. Volgens Schurz, den beste zijner biografen, moet daartoe nog Die Waldkapelle" (1828) gerekend worden, mede voorkomende in genoemde uitgaaf, die het zij ter-loops aangemerkt misschien wel de handigste, maar lang niet de fraaiste is en ook geene Strenge tijdsorde in acht neemt. Die van Kn'iner & Gotta dunkt mij verreweg schoouer uitgevoerd en bevat bovendien de smaakvolle levens schets van Anastasius Grün, met de nooilige commentaren van jongeren datum verrjjkt en opgeluisterd door een keurig portret uit 183!. Gemaks halve heb ik mij echter aan den text van Leipzig gehouden en zoo hoop ik dat, in verband met Lenau's eigen Onzuiverheid van dictie, deze luttele hier ei» daar eenigszins vrije proeven niet al te oEhensch mogen worden beoordeeld. Tot hernieuwde kennismaking met dezen dichter, in 't meerendeel van wiens kleinere zangen maar toch ook ia den Fauat en elders?het lyrische en delirische (de woordspeling is van hém-zelf) zulk een duivelschen bond schijnen te hebben aangegaan, durf ik op mijne beurt krachtig opwekken. AAN "LENAU. Heil zanger, in den maalstroom van het leven Te vroeg geslingerd door het roekloos lot, ? Gij waart me een evangelie, toen mijn streven Zich doodde als 't uwe en 'k wanhoopte aan mijn Göi Vér is die tijd; ver buiten 't aardsche zweven Laat ik mijn geest, die 'fc eindige bespot, Maar ??spot is zonde, en boven spot verheven, Bleeft gij me een bron van wijsheid en genot!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl