De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 8 maart pagina 12

8 maart 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

B-E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 402 Behukstndie van Jacobie en Geld. l A8 8 ? F8 P6« K. -O 7 t F 6 D 6 B D 6 D 7 (D INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juist la opgelost No. 8 en 9 door W. v. H. te Delft; P. te Utrecht; V. K. te W. BRIEFWISSELING. (Iet z'n vleten. Plaatsing volgt spoedig. B i A a (i K. B 6 A 2 H 2 +1 H 2 H7 + i wint. ) 2 F 3 B 8 + K. 06 3 B 3 E 6 + 06 B 6 E 6 E 8 + B 5 ~ B 6 6 K. 0 8 en moet winnen. FEUILLETON. DE GESCHIEDENIS VAN EEN GENIE. NOVELLE VAN OSSIP SCHUBIN. (3 VIL Met de meeste hartelijkheid nam de beroemde de Sterny den kleinen begaafden maar onbekenden van Zuylen in zijn bescherming. Hij noodigde den knaap ontelbare malen bij zich om met hem te dejeuneeren, zoodat Gesa een onmisbaar meubel, neen liever een geliefkoosd ornament werd in de sierlijke vertrekken van den kunstenaar. Dan moest hij zijn viool meebrengen, en voor zijn beschermer impnniseeren waarbij deze hem dan somtijds op de piano begeleidde. Hij wist Gesa tot een gesprek uit te lokken en lachte soms uitbundig over de eigenaardige opmerkingen van den knaap. Wanneer de Sterny een zijner kennissen ontmoette, kon hij niet nalaten hem te vragen: «Hebt ge mijn kleinen zigeuner al gezien?... ik moet mijn zigeuner eens aan je voorstellen. Een wonderkind een echt wonderkind! Hij improviseert als Chopin maar toch weer op een geheel andere manier. Gisteren deed hij mij een aanhaling uit Shakespeare en van morgen merkte hij op dat Marsala niet zoo goed was als Tokayer. En mooi is hij -\ croquer ?" In de groote wereld van Brussel verspreidde zich de mare van shet achtste wereldwonder," en ter zijner eere gaf de vorstin S.... een muzikale soiree, waarop het wonderkind echter n oogenblik groot gevaar liep al zijn beroemdheid te verliezen. De Sterny had met de meeste hulpvaardigheid voor alle kleinig heden zorg gedragen, opdat zijn beschermeling een goeden nadruk zou maken. Hij had hem een paar fraaie verlakte schoenen laten maken; toen de bewuste avond gekomen was, trok hij hem eigenhandig de witte das recht en bracht hem in zijn eigen rijtuig naar het paleis der vorstin. Maar reeds in de prachtig versierde vestibule ontzonk Gesa alle moed, hij, die in de concertzaal het publiek onverschrokken het hoofd had geboden klemde zich hier bijna kinderachtig bevreesd aan zijn beschermer vast. «Hebt gij het wonderkind meegebracht?" riep de vorstin de Sterny reeds bij het binnentreden tegemoet. Zij was een blonde, levendige, zeer vriendelijke dame, en daarbij zeer bijziende, zoodat zij voortdurend haar lorgnet voor de oogen hield. sHebt gij het wonderkind meegebracht?" riep zij op een toon, alsof dit wonderkind iets zeer grappigs moest zijn. »Zeker, hier is hij hij heet Gesa van Zuylen Gesa c'est dröle, nietwaar vorstin? Mag ik u verzoeken mijn wonderkind zeer omzichtig te behandelen, hij.is bijzonder gevoelig." »Zoo... werkelijk! Dat is alleraardigst. Hei doet mij altijd genoegen wanneer jonge kunstenaars een zekeren trots bezitten, dat staat hen goed. »Maar wat heeft hij fraaie oogen" Gesa steeds met haar lorgnet aanziende D mijn man had mij reeds van zijn schoone oogen verteld. Een echte Zigeuner! is het waar, dat hij onlangs een aanhaling uit Shakespeare heeft gedaan wat heb ik mij daarover geamuseerd...." Toen, daar andere gasten binnentraden, »doe mij 't genoegen De Sterny en maak het uw wonderkind zoo aangenaam mogelijk, ge zijt hier immers t'huis. Dit was de omzichtige wijze waarop de vorstin het gevoelige wonderkind behandelde. De Sterny plaatste den knaap voorloopig in een hoek, waaruit hij hem echter weldra te voorschijn haalde o;n hem aan eenige dames en heeren voor te stellen. Gesa nam een trotsche houding aan. De dames vooral waren zeer vriendelijk, zeer beschermend maar geene dacht er aan het woord tot hem zelf te richten. Allen spraken over hem, bij hem, alsof hij een siandbeeld was, of geen Fransch kon verstaan. Zij verwonderden zich over hem, en prezen hem en dan vergaten zij hem weder, en begonnen terwijl hij bij hen stond, met elkaar over aniere dingen te spreken. Hij werd meer en meer verlegen en had eindelijk ecu gevoel alsof hij op zeer gevaarlijk glad, dun ijs liep. Een huivering voer hem door de leden, alles was zoo glanzend en koud hier. De fijne, welluidende stemmen om hem heen, deden zijn ooren pijn lijk aan, licht en scherp als sneeuwvlokken ruisten de woorden langs hem heen. Hij had wel willen schreien. Hij was een wonderkind men staarde hem door een lorgnet aan, men sprak over hem en bemoeide zich verder niet met hem. Onder anderen ving hij deze woorden op: »hij komt uit de Rue Ravestein" »wat is dat, de Rue Ravestein?" >ja, dat is moeilijk aan een dame uit te leggen" »waarlijk T'... maar hij maakt toch werkelijk een zeer goeden indruk" »hij ziet er volstrekt niet bourgeois uit!" Gesa werd de keel als toegeschroefd. j Zal men van avond niet het genoegen hebben u te hooren?" vroegen de dames, die zich om de Sterny heendrongen. ? ? ??????e** Mij f' antwoordde deze.... iMij? Ik ben van avond slechts regisseur. Het oogenblik was gekomen! Gesa zou spelen, en het hart klopte hem in de keel. Het was niet hij, maar een lompe ver legen lummel, die de viool in de hand nam. Midden in het g-moll concert van Mendelssohn bleef hij steken, sloeg eenige maten over, nam zijn tempo te snel en bracht het stuk slechts met moeite ten einde. Men had het zelden zoo slecht hooren spelen. De Sterny was buiten zich zelven en Gesa had wel in den grond willen zinken van schaamte. Eenigen applaudiseerden omdat zij er niets van bemerkt hadden, anderen omdat zij volstrekt niet geluisterd hadden, de meesten haalden echter de schouders op en zeiden: »de Sterny is een enthusiast." Toen de Sterny een woordje voor den armen kleinen zigeuner in 't midden wilde brengen, verontschuldigingen voor hem maakte en beweerde, dat hij zelf hem nog nooit zoo slecht had hooren spelen, antwoordde men hem: »Kom, wij nemen u niets kwalijk De Sterny; wij weten wel, dat ge een enthusiast zijt." Het gezelschap schertste en lachte, en gebruikte eenige ververschingen. Daarop kwam een gezantschap der dames De Sterny smeeken zich ook eens te laten hooren, en met zijn gewone welwillendheid en zijn zegevierenden glimlach plaatste hij zich voor het klavier. Nadat hij zijn spel geëindigd had, naderde hij Gesa en zeide: »Mijn beste jongen, tracht nu eens een oogenblik kalm te worden! Verbeeld je slechts, dat ik je eenige toehoorder ben en fantaseer iets. Kunt ge het thema niet herinneren, dat ge me onlangs hebt voorgespeeld? Je geheele toekomst hangt er vanaf, en ik zou zoo gaarne trotsch willen zijn op mijn beschermeling!" Deze laatste woorden verrichtten wonderen. »Ik zal spelen alleen om u niet tot schande temaken!" fluisterde Gesa. De knaap was doodsbleek en hij beefde over al zijn leden, toen hij zijn viool in de hand nam even schitterds zijn ocgen toen verscholen zij zich droefgeestig achter zijn donkere wimpers. Zijn hootd brandde, een ongekend vuur deed hem gloeien, en wilde, smachtende melodieën klonken hem in de ooren Heelt hij die melodiön gedroomd, of heeft een klagende herfststorm ze hem uit het-,verre vaderland toegevoerd? Zijn het de weerklanken van zijn moeders liederen, die zij eens van h.iar minnaar leerde en waarmee zij later haar kind in slaap zong, gezeten op den drempel harer woning in het armoedige straatje, waarin de droeve Heiland nederblikte. Wie zal het zeggen! Wild ruischten en klaagden de tonen zijner viool, zooals men dat slechts van een Hongaarschen zigeuner hoort, vreemde modulaties, vreemde melodieën, een storm van hartstochten, ein digend in een' luid en ontstuimig gejubel... en hij zweeg. Ademloos staarde hij voor zich. Hij wist dat hij het beste gege ven had, wat hij bezat en hij luisterde gretig naar wat er zou volgen. Indien hij een storm van toejuichingen verwacht had, zooals op zijn eerste concert, werd hij teleurgesteld. Slechts een dof geritsel, als van dorre bladeren, die door den herlstwind worden bewogen, ruischte door de zaai; als uit de verte hoorde hij woorden: allerliefst, bekoorlijk, origineel...." Ilij boog het hoofd, en tranen verduisterden zijn blik. Daar naderde de Sterny en klopte hem op den schouder. »Bravo! bravo!" riep hij uit B wij hebben onzen roem gehandhaafd!" en terwijl hij zich met een zegeviarenden glimlach tot het gezelschap wendde, sprak hij » welnu, had ik te veel gezegd?" Gesa hoorde echter niet, wat er geantwoord werd hij dmkla

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl