De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 8 maart pagina 4

8 maart 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

J) A 'S'ÏT ER D A Si MER, WE EK B L A D V O O R N E D E R L A N D. No. 402' A' l' ir. / A>. 4, r. veel ojp te leraren. Mgn kleermaker, dien ik onlangs bezocht, zette een gezicht als een gelukzalige toen ik, naast zijn rekening, een paar bankjes op de tafel legde. Ik was een oogenblik beducht, dat de man m» ia «jjn geestvervoering wilde omhelzen. Hij kon dan ook niet nalaten Z$n erkentelijkheid lacht te geven en me tevens te verklaren dat hij ia den Haag oog nooit zulk een slechten tijd had gekend als den tegen* woordigwi, Ou» deae z|jn verklaring te staven, dreigde hij zijn boek" voor OM Pp te slaan, maar ik wendde dit gevaar af, door de ernstige Tenwktrhig dat ijj& woorden voor mij even heilig waren als zijn boek. En uit dat boek zou 't ma gebleken zjjn, dat de cliënten," die anders prompt vóór l Juli hun rekening betaalden, nu hun post van 't vorig jaar nog niet hadden afgedaan. Van de volbloed Haagsche cliënten," die uit voorname nonchalance gewoon waren om de twee, drie, vier of meer jaren iets van hun doorloopende rekening aan te zuiveren, zou hij liefst maar niet spreken, 't Was zelfs te pijnlijk om er aan te deuken. Werk genoeg, mijnheer," besloot hy zijn roerende jeremiade, zelfs to veel werk; ik weet er soms niet door te komen, want hier in den Haag wil gaarne iedereen netjes gekleed gaan, weet u." Ja, dat wist ik maar geld, mijnheer, daarom moet je niet komen; tenminste tegenwoordig niet: 't is maar een miserabele tijd." Waar zou 't aan liggen?" vroeg ik, van 't beginsel uitgaande, dat heeren kleermakers op 't punt vau alwetendheid niet onderdoen voor de hoeren barbiers. Och, mijnheer," luidde het antwoord, de chic, weet u ? Ce men seden willen hier allemaal hooger vliegen dan hun vlerken hen dragen kunnen*, ze moeten overal met hun neus bij zijn en op den duur houdt dat niet vol.... En dan de suiker, weet u"?... Wat, de suiker? Wordt hier zooveel suiker gebruikt? Ik dacht dat de Hagenaars zoet genoeg van zichzelf waren". Mijn kleermaker was wel zoo vriendelijk om die flauwe aardigheid waarover ik nog bloos te lachen, hoewel ik een onbestemd vermoe den had, dat hy 't deed omdat zijn oog juist op de bankjes viel, die nog op de tafel lagen. Toen vertelde hy me, tot opheldering, dat Lier in Den Haag ijselijk" veel Indische families wonen, die bijna allen meer of minder in de suiker crisis betrokken waren. En die Indische lui, ziet u, brengen hier anders veel geld onder de menschen". Ja, daar kon wel iets van aan zyn. Maar, hoe dan ook dat het, van achteren beschouwd, maar eon heel slap wintertje is geweest wat onze winterver-strooiingen betreft, dit kan ik u verzekeren. Om maar iets te noemen: als ik de partijen uitzonder van den minister van burëenlandsche zaken die er, geloof ik, /^OOOTepresentatie-gelden voor krijgt en van den minister van justitie, welke partijen ik da eer niet had bij te wonen, alsmede het flamloyantt ronflant en assommant familiaar avondje by mijn vriend den kullunnel, dat ik daarentegen met mijn zeer gewaardeerde tegenwoordigheid mocht opluister ~n, dan, geloof ik, dat over het algemeen de Haagsche gedistingeerde families, ouder welke zich hier ongeveer alle families rangschikken, dus wij ook, het zeer economisch voorbeeld van het Hof hebben gevolgd. We zijn geen enkelen keer uit gevraagd geweest en onze beste kennissen hebben zich liefst maar gehouden alsof de winter nog komen moest. Nu, des te beter: veel slag om wezenlijk gezellig en zonder bluf bg elkaar te komen, hebben we hier toch niet en daarom blijf ik liever thuis. En dan de Opera ? Ja, wat zal ik u daarvan zeggen ? 't Is maar gelukkig, dat mijn vriend Van Hamme de zaak niet voor eigen rekening en risico exploiteert, anders, vrees ik, zou 't er ditmaal niet to best met hem uitzien. De Opera is altijd geweest de trots der Hagenaars en een opera-voorstelling een hunner fijnste versnaperingen délices, zeggen ze liefst aan den feestdisch der Muzen. Maar, zonder nu in de verto eenige aanspraak te willen maken op den titel van muzikale specialiteit, durf ik toch wel beweren, dat de Opera dezen winter niet bijzonder ge schitterd heeft. Niettemin behoorde 't publiek van de Opera ook dezen winter tot het fijnste, en daarom blijft het ook altijd voornaam om de Opera te bezoeken, Onverschillig of er goed of slecht wordt gespeeld en gezongen. De heel Voorname bezoekers luisteren toch niet eu praten liefst hardop onder de voorstelling, tot groote hinder en ergernis van minder voorname lui, die iets voor hun geld wenschen te hooren en het overige publiek is allicht tevreden als 't een avond in gezelschap van de Haagsche haute volée mag doorbrengen. Dan hadden we de Hollandsche komedie.?Neem 't me niet kwalijk, als ik me aan die geijkte benaming houd. Ja, die komedie heeft dezen winter een leelijke streep door de rekening gehad. Erkend moet het wor den, dat er in de laatste jaren onder 't beschaafd Haagsen publiek zich meer liefhebberij" voor 't Hollandsen heeft geopenbaard, en 't is nu niet meer bepaald een schande om naar een Hollandsche tooneel-voorstelling te gaan. Ik heb er zelfs zeer gedistingeerde menschen gezien, die er vroeger hun neus voor optrokken, Maar- wat vooral werkte als een magneet, dat was de tegenwoordigheid van 't Hof. De opera was Sinds lang in den koninklijken ban gedaan; daarentegen genoot de Hollandsche Komedie een nooit gekende gonst. Het publiek liet zich allergewilligst door de schouwburg-directie massregeln en zorgde stipt, dat het, tot den laatsten man, vóór 't ophalen der gordijn op zijn plaats zat, als recht zoete kinderen die op een voornaam feest zijn gevraagd. Waarom ook niet? Velïn kwamen niet om de voorstelling, maar wel om het Hof, en zg dio om de voorstelling kwamen, waren toch ook zeer in hun schik dat het Hof er was. Zoo ken ik families, die voor 'fc eerst in hun leven een abonnementsloge in den Hollandschen Schouwburg namen, onder beding echter, dat ze het gezicht op de koninklijke loge moesten hebben, anders bedankten ze er voor. En dan was 't een genot te zien, hoe do menheer van zoo'n familie geen oog van de vor stelijke loge afwendde en hoe hij zijn best deed om de aandacht der booge bezoekers tot zich te trekken. Ik ken er een die allerverruakelijkst poseerde, tot groot genoegen van zijn kennissen beneden, die zich met hem dikwijls meer amuseerden dan met de voorstelling op het tooneel. Hij was onbetaalbaar, die mijnheer. Maar, ziet ge, ook dat is gedaan. Da vorstelijke familie heeft dezen winter den schouwburg in 't geheel niet bezocht, tot bittere teleurstelling van tooneelibten en publiek. Wat de reden is van dezen ommekeer, kan ik niet zeggen. Men vertelt dat er in tegenwoordigheid der vorstelijke familie Leve de Republiek!" op het tooneel is geroepen, omdat het zoo in 't stuk te pas kwam, en dat dit een ongunstigen indruk heeft teweeg gebracht. Nu, als 't waar is, weet da directie thans big ondervinding, dat Voretengunst een gevoelig kruidje-roer-mij-niet is. En wat nu de voorstellingen zelf betreft... Maar ik heb de rol van tooneelcriticus niet op me genomen. Ik wil alleen maar zeggen, dat ik voor mij, liefst geen Iloliandsche tooneelisten in Fransche moderne stukken zie. 't Is maar een quaestie van smnak, anders niet. En dit maakt dan ook dat ik naar geen Hollandsche komedie ga, om een uit het Franseh vertaald soms niet al te best vertaald drama te zien, tenzij ik, zooals mijn vriend de kullunnel zich uitdrukt, er voor gecom mandeerd" wordt. Dan hadden we d3 Duitsche opera in 't Gebouw. Dat was g'oed; daar hoorden we goed zingen en daar kon men de echte muziekliefhebbers bij elkaar vinden: een heel ander publiek dan in de Fransche, minder aristocratisch" over 't algemeen, maar, pardonneer me, degelijker. Daar kwam niemand om zich te pronk te zetten in een loge, 't ge noegen van anderen te bederven door hardop te praten, en elkaar veeren te trekken. Men kwam er om muziek te hooren, $>our e Ion motif de la caitse. De Diligentia-concerten: voortreffelijk mijnheer, ook in 't Gebouw en die door velen bezoclit worden, omdat het fatsoenlijk is. Prinses Hendrik kwam er geregeld, maar zeer bepaald enkel en alleen om goede muziek te hooret. De echte liefhebsters leert men op die bijeenkom sten spoedig kennen; ze staan midden onder het voorlaatste of laatsta stuk op om onder groot gedruisch de zaal te verlaten. Of de directie al dringend en herhaaldelijk het geëerde publiek verzoekt, niet onder do uitvoeringen heen te gaan, ja-wel: morgen brengen! De dr.mes storen er zich niet aan. Haar kopje thee, dat haar thuis wacht, ia haar heel wat liever dan de fraaiste solo of symphonie. Dan kan ik nog spreken over de lezingen in. Oefening kweekt kennis," die soms een zeer aangeaamen avond verschaften en die nu veel drukker werden bezocht dan vorige jaren esn omstandigheid die z^ker iemand ook al aan de slechte tijden toeschreef. Hij beweerde namelijk, dat er nu veleu kwamep om eeu avondje vuur en licht uit te sparen. Ik ben zoo vrij dit voo* laster te houden. Wie die lezingen bijwoonde, kwam er om zich te laten verwarmen door het vuur der welsprekendheid en te laten beschijnen door het licht van den geest. Ik zou nog over andere vermakelijkheden kunnen spreken over Strauss-avondjes bijvoorbeeld, waar de oude lui meer dansen dan de jonge. dito en waar om met mijn vriend Justus van Maurik te spreken veel op bezien" komt helaas! meestal tevergeefs maar dat zou mo te ver, misschien wel op glad ijs voeren. Ik eindig liever, nu ik zeker weet van niemand nog iets kwaads te hebben gezegd. Pasquino. K U N S T. HET AMSTEEDAMSCfl TOONEEL. Stads-scbouwburg; Plalijn & Co. Zomertheufra v. Lier: Berlijascb. tooaeelgezeluchap. Parksolionwburg: Dcnise. Iemand, een letterkundig ontwikkeld nederlander, die ondernemen zal in don loop der twintigste eeuw een woordenboek, inhoudende eene be schrijving des levens eu van de beteekenis van vaderlandsche tooneeldichters uit het verleden, samen te stellen, zal op een der eerste bladzijden aan de letter F. gewijd een niet gemakkelijke taak te vervullen hebben. Hij zal eene kenschetsing moeten geven van het talent van den heer Eosier Faassen en dit zal bijna onmogelijk zijn. Waarom? Omdat dan ons schouwburgpubliek en er mee samen het vermogen der schrijvers, om den smaak van dat publiek onmiddelijk te bevredigen, veranderd zal zijn. Een der grootste verdiensten des heerea Kosier Faassen nu, die verdienste, welke den kern van zijn geheel talent uitmaakt, bestaat in zijn vermogen om aan het gros der schouwburgbezoekers dadelijk te geven hetgeen zij ver langen. Over vijftig jaar nu, wanneer nog alleen de kunstwaarde van thans geschreven tooneelstukken zal bestaan, zullen de schrijvers van letterkundige geschiedenissen elkaar verlegen aanzien, niet wetend hoe het raadsel van het welslagen des heeren Rosier Faassen te verklaren. Het zal eene be langwekkende, hoe zeer ook veel tijd kostende, bezigheid zijn: uit-eentezetten hoe, in verband met hetgeen de lieden tegenwoordig aan den schouwburg vragen, in verband met het'soort genot dat zij er wenschen te ondervinden, het werk van den heer Faassen volledig aan den dus ge stelden eisch beantwoordt. Gelukkig hebben wij, nu, in 1835, met het literaire in Foassen'g tooneelspelen niet meer te schaifen. De tooneelbaoordeelaar, die daarover be gint, preekt, zoo als de heer Huet te recht opmerkte, in een ledige kerk. Wij zullen een inhoudsopgave, die reeds in dit blad werd medegedeeld, niet herhalen. Een paar opmerkingen over de karakters en het spel mogen volstaan. De handeling, welke ons in Platijn &'Co." wordt voorgesteld, speelt ge heel en al op door en door Hollandschen bodem, in de Zaanstreek en in Amsterdam. Dit ig een der aantrekkelijkheden van het stuk. De beide Platijnen, Simon en Arend, zijn geen van tweeen eenvoudige gewone lieden. Zij hebben beide iets bijzonders achter den rug: de een heeft de groote, zee bevaren, de andere heeft geleden aan een harts

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl