Historisch Archief 1877-1940
_
Ko. 402
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tocht voor de jenever. Deze eigenaardigheden zijn in hun karakter van
tooneelfiguron eigenlijk alleen verdedigbaar indien zij iets van hun volgende
lotgevallen ophelderen. Dit gebeurt echter niet. De een raakt wel weder
aan den drank, en de andere bewijst aan een zulks onwaardigen neef
een groote weldaad, maar ook met een gewoon huiselijk verleden achter
den mg zouden zij zoo hebben kunnen doen.
Wijlem, eenvoudig bij het onnoozele af, en van Bingeren Jr., blnfferïg
en quasi-voornaam bjj het .kermiegast-achtige af, staan tegenover elkaar.
'Dit ia de eenige tegenstelling, die in het stuk voorkomt.
Het meisje tusschen hen beide in, Engel" of Engeltje" genaamd, is
net voorbeeld van merkwaardige karakter-verandering, dat in het stuk
te vinden is. Eerst is ze een trotseh dorpsmeisje, daarna een behaagzieke
etedelinge, eindelijk een nederig lief moedertje.
De type van den heer van Bingeren Jr. kan niet op nieuwheid bogen,
evenmin als de nog niet genoemde vrouwentypen.
Het stuk werd goed gespeeld door de leden van het Kotterdamsoh
gezebichap.
Platqn & Co. schijnt echter tot nu toe op minder roemruchte wijze zijn
succes te vinden dan met de meeste vorige stukken van den heer Faasscn
het geval was. Of deze omstandigheid hieraan toegeschreven moet worden,
dat er andere merkwaardige stukken voorgesteld worden, die dezen win
ter déaandacht grootendeels in beslag nemen, is niet zeker. Het is integen
deel ook mogelijk, dat er eene heele lichte, heele lichte verkoeling van het
publiek ten opzichte van Faassen's werken, aanvangt. En of dit waar zij
of niet, in elk geval handelde de heer Faassen voorzichtiger, zoo hij, gelijk
Sardou, in de keuze en behandeling zijnet onderwerpen meer afwisseling
bracht. Zeker, op vaderlandsche wijs vaderlandsche toestanden te schil
deren, is een dankbare arbeid, maar toch, de volksgunst is zoo gemakkelijk
verspeeld, wanneer er te veel aan dezelfde koorden getrokken wordt.
Ziet Sardou. Van het vraagstuk van het fransche burgerlijk huwelijk
(Daniël Kochat) springt gij met hem naar de russische nihilisten over(Fódora).
Van een cabinet particulier" van het hedendaagsche Parijs (Uivorgons) uit,
komt hu n overstelpen met de weelde en pracht van den ondergang van
het Romeinsche Keizerrijk. Zoo houdt hij steeds de opmerkzaamheid
gaande en houden de namen zijner stukken zelfs van te voren in spanning.
Eveneens door verscheidenheid in de keuze van zijn repertoire te bren
gen verlengt het Duiteche tooneelgezelschap van v. Lier's
Plantageschouwburg zijn verblijf hier ter stede. Wij meenen ontdekt te hebben,
hetgeen wellicht voor ieder ander een oud nieuwtje is, dat door aan
zijn tooneelgezelschap den titel van .... Ensemble" te geven, men
eenigszins wenscht aan te duiden: zoo er al geen lichten van de eerste grootte
onder ons worden aangetroffen, geen kunstenaars die alle bewondering
voor z:ch alleen eischen, wij daarentegen dat gemis ruimschoots vergoeden
door een uitmuntend, vloeiend, onderling ten uiterste overeenstemmend
samenspel. Zoo er al niet n onder ons is, die geniaal, die groot speelt,
wij spelen, ieder afzonderlijk en samen als geheel, correct, goed, zonder
gebreken. Wij vormen het Ensemble" van het Residenz Theatre."
Nu is het zeker dat het bedoelde Berlijusche tooneelgezelschap in n
opzicht aan zijn aldus gestelde aanspraken voldoet. Een waas van mid
delmatigheid ligt er over heen gespreid. Sommige leden hebben enkele
goede hoedanigheden, doch er ontbreekt zooveel aan ieder in 't bijzonder
en aan allen in 't algemeen, dat de middelmatigheid als volkomen mag
worden beschouwd, liet is geen skehte kunst, die hier geleverd wordt,
volstrekt niet, tamslijk, redelijk goede: middelmatige. Men kan zich best
amuseeren bij do voorstellingen van het Ensemble", maar dan moet men
voor zijn bezoek een avond kiez^, dat er een Duitsche Schwank" wordt
vertoond. In dit genre voldoet het gezelschap beter dan wanneer er
vertalingen, al z\jn ze ouk door Lindau vervaardigd, van fransche
tooneelepelen worden gegeven.
Ziedaar nu de drie eerste tooneelen der hoofdstad, die tegelijkertijd
enise" gemonteerd hebben. Wanneer wij de zaak rooskleurig beschou
wen, vervalt het denkbeeld van geld- of succes-concurentie, en zien wij
een uitgbreide erkenning van en hulde aan Dnmas' belangrijk talent, iu
dezen driestrijd.
De Parkschouwburg geeft dus ook Denise". Och, waarom ook niet!
Dit stuk of een ander! Eene bepaalde richting schijnen de heeren
v. Hamme en Moor hunne artisten toch riet uit te sturen. Het bijzondere
big de voorstellingen van dit gezelschap blijft, dat men vooreerst nooit
kan nagaan aan wie de verschillende rollen zullen worden toebedeeld,
daar allen er beurtelings voor alle emplooien worden gebruikt, en dat
men ten tweede, wanneer eenmaal de vertooning plaats heeft, van het
gezelschap steeds den indruk krijgt alsof het uit verschillende kunstenaars
bestond, die elkaar nog gansch vreemd zijn, sedert gisteren zich eerst tot
een troep hebben gevormd. Deze twee eigenaardigheden zullen natuurlijk
wel met elkaar in verband staan. De artisten schijnen geen volmaakt
samenspel te kunnen verkrijgen, indien zij elkaar telkens in nieuwe
emplooien, als vreemdelingen, ontmoeten.
In Denise" speelt de hr. Ruysbroek voor André", de heer de la Mar
voor Thouvenin, de hr. de Vries voor Fernand, dehr. Moor voor Brissot:
mevr. v. Westerhoven speelt Denise, mej, Heijblom voor Marthe, mej.
Scheepers voor mevr. De Thauzette, mevr. v. Korlaar voor mev. Brissot.
Behalve de hr. Moor, die naast zijn traditioneele fouten natuurlijk ook
weder veel van zijne traditioneele voortreffelijkheden te zien gaf en die
meestal evenzeer uitmunt in karakterrollen als zijn spel in hartstochtrollen
te wenschen overlaat, en behalve de hr. de la Mar, die een goeden toon
had en goede gebaren maakte, voldeden de hr. De Vries en mej. Heijblom,
die beiden een toekomst hebben.
7 Maart, E. J. W,
HET TOONEEL TF ROTTERDAM.
Denise.
Ook Rotterdam heeft thans zijne Denise-voorstelling gehad, Bij deze
bespreking der voorstelling wensch ik o\er het stuk zelf niets te zeggen,
daar dit blad reeds menig woord er aan gewijd heeft bij de verschillende
opvoeringen te Amsterdam, en ik wensch mij uitsluitend te bepalen tot
de vertooning door de Rotterdamsche afdeeling van het Nederl Tooneel.
Alleen wil ik mijne verwondering te kennen geven, dat Dumas, wanneer
hij Denise in hot derde bedrijf laat uitwijden over baar kind, er niet heeft
bijgevoegd, of de baker ook bijtle geboorte heeft gezegd, dat het kind
sprekend op zijn vader lijkt en van welk hout het kistje was, waarin het
werd gelegd, toen het was gestorven.
Den naam der min, die het kind zoo slecht heeft opgepast, *,ou men
waarschijnlijk ook wel gaarne hebben vernomen, men zou met het menscb
in het vervolg voorzichtig kannen zijn.
Wij kunnen de Rotterdamsche opvoering niet vergelijken met de andera
in ons land, omdat wij slechts deze hebben gezien, maar wat wij wél
kunnen, dat is de Rotterdammers yan harte geluk weuschen met de uit
muntende vertooning.
De hoofdpersoon, Denise, werd door mej. De Groot vertolkt. Het spel
dezer actrice ia in den laatsten tijd door mij nog al eens ongunstig be
oordeeld. Haar declameeren, wanneer eenige pathos in haar rol lag,
haar huilerig spreken en geaffecteerd spel, wanneer zij smart moest
uitdrukken, deden mij menige opmerking neerschrijven.
Vrijelijk wil ik ook bekennen, dat ik naar den Schouwburg ben gegaan
met de gedachte, dat van de rol van Denise weinig zou te recht
komen. Mej. De Groot heeft mijn vooroordeel schitterend gelogen
straft, zij heeft tevens de woorden gelogenstraft, die ik verleden jaar na
haar optreden in De Industrieel schreef, toen ik zeide, dat rollen als die
van Claire te moeilijk voor haar waren, want haar Denise, een zeker
veel moeilijker rol, is een meesterstuk van opvatting en uitvoering.
Verdwenen zijn hier geaffecteerdheid en huilerigheid, zij hebben plaaia
gemaakt voor natuurlijkheid en waarheid. Vooral trof mij dat bij het
elot van het tweede bedrijf en bij het verhaal, over haar kind in liet derde.
Dit verhaal, dat de handeling vreeselijk stoort en dat, niet, uitstekend
voorgedragen, moet doen denken aan het bekende woord van Napoleon I:
Du sublune, enz. is door Mej. de Groot zóó gezegd, dat op óa
oogonblik, honderden zakdoeken te voorschijn kwamen; grooter succes heeft
er zieh Dumas zeker niet van voorgesteld.
Heb ik over het spel van Mej. de Groot eenigszins uitgowijd over da
andere hoofclvertooners kan ik korter zijn, daar bijna allen met hunne
nieuwe rollen in Denise het akemeen oordeel over bun spel zijn komen
staven. De vertolking van de rol van Mevr. Brissot door Mevr.
Beersmans is onuitsprekelijk grootsch geweest; zij heeft dio kleine moederrol
onverbeterlijk weergegeven. Hetzelfde geldt van den Brissot van onzen
uitstekende D. Haspels dat was geen spel meer, dat was waarheid. Do
heer J. Haspels, die de rol van 'Ihouvenïn speelde, kon mij dit maal
niot erg bevallen; hij sprak een beetje Leidsche Plüinsch (in de ouda
beteckeuis) en liet v/el ecus bij den edelen houvenin de accsntu;ering der
woorden van den marquéHaspels om dfcii hoek gluren.
Men heeft van den heer Jan C. de Vos nu al zoo dikwijls gezegd, dat
hij geen mooie stem heeft, dat eene herhaling onnoodig is. Wij ten minste
wenschen bij de beoordeeling van dezen acteur dit euvel niet meer op den
voorgrond te plaatsen en willen de verklaring afleggen, dat hij zijne
moeilijke rol van Andréuitstekend heeft vertolkt. Deze rol is mijns
inziens de moeilijkste van het geheele stuk, omdat Andró wel een der
hoofdpersonen is maar toch den heolen avond lijdend persoon is.
Op hem valt tevens de gansche zwaarte van da tendenz. Mej. Vink
heeft weer in de rol van ZTartha bewezen, dat wij eens in haar, wanneer
zij op dezelfde wijze als tot heden voortgaat, eene van Nederlands grootste
actrices zullen bagroeten. Mevr. Burlago's jeugdig uiterlijk, heeft haar
ditmaal parten gespeeld, want niets verraadde in haar do Mevr. de
Thauzotte, de oud geworden maitresse; do woorden over haren zoon
klonken uit haar mond al heel gek. Kleeding, uiterlijk en spel waren er
vooral op berekend, ook nu nog te willen bekoren.
De weinige sympathie voor de moeder deed den zoon nog meer in da
schaduw staan. Deze zoon, Fernand, werd gespoeld door den Heer Pool
man. Wij duiden het hem niet ten kwade, dat bij niet meer van die
rol heeft gemaakt, want ze ligt geheel buiten zijn emplooi; ze moest hom
echter wel opgedragen worden, omdat 't heeren-personeel van de Rot
terdamsche afdeeling zoo klein is geworden, dat, da heer Poolman, be
halve den heer de Vos, de eenige jonge acteur van eenige beteelzenisvan
dit gezelschap meer is. De kleinere rollen werden door Mevr. Faassen,
Mevr. Poolman en den beer Faassen goed vervuld.
5 Maart 18815. B. S.
KUNSTBESCHOUWING.
Pulcliri Studio.
Den Haag, Februari.
Mocht de 2do kunstbeschouwing der werkende leden volgens de meening
van velen voor de meesten barer voorgangsters onderdoen, mij schijnt zij
toe toch zooveel schoons en belangrijks opgeleverd te hebben dat zij een
bespreking overwaardig is.
De aanwezigheid van een kunstwerk als het stadsgezicht van
Jacob Maris zou op zich zelf reeds voldoende zijn ora genot te doen
smaken. Het thema is ditmaal in Dordrecht gekozen. De kunstenaar
geeft ons een donkera huizenmassa, bekroond door een kerkgebouw met
een stompen lichtkleurigen toren. Dit alles teekent zich kranig af tegen
de witte, op elkander dringende wolken en het fijne blauw van een
wolkschaduweffect. De voorgrond wordt gevormd door een stadshaveu
met een eindeloos gewemel van echepen. De grootheid der compositie
en het harmonisch geheel van kleur en toon dezer teekening, geven een
bewoi derenswaardigen indruk van het genie van den meester.
Naast dit stadsgezicht was een kleiner dito geplaatst van Bosboom, dat
noch door compositie, noch door uitvoering aantrok en dan ook door de
nabuurschap van Dordrecht onopgemerkt bleef. Daarentegen kwam ons»
groote kerkenschilder in het krijt met een kijkje op den trap van het
Prinseubof te Delft ea de graftombe vaa Priua Willem I in dezelfde stad,