Historisch Archief 1877-1940
m-ürn
DE, AM St ?£ R D A M M E R, W E E K B L A O VOOR N E D E Ri, A N D.
kT
t Antwoord is: Hoe minder Laar, hoe eer!" Welnu zoo ook: Hoe <?
.meer de menschelijke geest een werk doordringt on door de oefening
|lit weftt uit te drukken, des te meer zal dit een kunstwerk zijn.
Kunstwerken, om nu alleen van schilderijen te spreken, zijn aan geene
«obool gebonden, en vee hem, die meent dat alleen voorschriften den
kunstenaar vormen.
. Hierbij valt mij het volgend geval in.
Wanneer men de groote zaal van het Antwerpsen museum binnentreedt
vindt men bijna aan 't einde, aan de linkerband eene schilder}} van
Rubens, voorstellende Den ongeloovigen Thomas." Welnu, zou men wel
villen gelooven dat de achtergrond daarvan overschilderd is? En weet
gü, door wien? Door den beroemden professor van Erce van nu een
40?50 jaren geleden.
Be leeraar meende dat de achtergrond slecht afstak bij de figuren, en
ette er, tot Rnbens grooteren roem (?) den borstel op.
Dat is de invloed der doceerende en niet scheppende kunst, want Van
Bree, r'l riep hij ook beschilderde doeken van 30 vierkante meters in
't leven, en al stelden dezen ook de edelste onderwerpen (bv. de Opwek
king der dochter van Jaïrus) voor Van Bree was geen groot kunstenaar,
en het ia een bewijs van een frisch en nieuw leven, dat men aan zijne
: richting den oorlog verklaart, of laat ons liever zeggen, dat mannen
van geni-e daaraan den oorlog verklaren.
De middelmatigheid moet zich in de eerste plaats tevreden stellen met
. in alle stilte eigen krachten te beproeven. Ondertussclien verdient ook de
nieuw» richting in 't algemeen ontzag. Om welke reden 't ook zij
Gallait, Portaels en Balat hebben zich van de commissie voor de kunst
tentoonstelling" teruggetrokken, en zullen waarschijnlijk door mannen
van den Essor en de Vingtistes worden vervangen. Nu, du cltoc des
opinions jaillit la vérifê!
, Dit moet ons troosten bij 't eigenaardig geval wat onlangs te Ant
werpen heeft plaats gehad.
De commissie van het museum koopt een Van Dijck", het portret van
Cezar Alexander Scaglia, een prelaat, die te Antwerpen in het klooster
der minderbroeders heeft gewoond. De echtheid van het werk wordt be
streden. Men wordt warm van beide zijden. Experten Iworden benoemd,
' en met algeffleene stemmen verwerpen deze heeren de authenticiteit. Wel
bestaat er in Engeland een tweede portret van Scaglia door Van Dijek
geschilderd, doch daarvan is het Antwerpsche niet eens geene kopij. Dat
de onderteekening aan de schilderij ontbreekt is van niet onbeduidenden
invloed op het oordeel der commissie geweest. Wat mij betreft, geen lid
der commissie zijude, heb ik ook het kunstwerk tot heden niet bestudeerd.
Doch zeker is het in elk geval dat wij hier een werk voor ons hebben
uitmuntend door fijnheid van.teekening en verdere uitvoering.
Wij aijn ondertusschen in onzen tijd zoo historisch gevormd, dat wij
van elk kunstwerk de dagteekening van het ontstaan en den naam des
ontwerpers willen kennen. Ja van de eene zijde uiten de min-wijsgeerig
gevormde kunstenaars eu critici volzinnen als deze: Faire do l'artpour
l'art est chose sublinie et d'une admirable loyauté." Vnn den anderen
kant -echter rooft men zich de hairen", strijdende over eenen naam ea
eene dagteekening.
En in de tonenwerold ? Wie stelt er belang in eenen Madrigal,
een Gigue of eene Gavotte, wanneer men den naam des auteurs niet
kent?.... Toch was het eene uitmuntende gedachte dat de heer Gevaert
de uitvoering van December, aan historische muziek gewijd, voor drie
weken liet herbalen, al waren de auteurs der voorgedragen cornpositi<:n
ook menigmaal niet bekend.... Men moet het publiek wel naar zijn
smaak vragen-.... maar zoo min mogeljjk! Men moet niet zijnen wan
smaak of onwetendheid vleien, maar die zoeken te verbeteren, op te
helderen; vooral wanneer men altoos volle zalen heeft, gelijk het Con
servatorium. Den eersten keer moge het publiek zoggen: C'est assommant";
den tweeden keer zullen Arcaddt, Desprez, Lass, i)ach, Handel, heel
dragelyk (NB.!) worden; den derden keer zal men misschien den
tooneelkijker er by op de knie laten zinken; den vierden keer zelfs met....
genoegen toehooren.... Gelukkig dat de genoemde genieën zich niet
kunnen omkeeren in hun graf!
Doch nu eea ander praatje! Nauwlijks is Joll Gilles met algemeen en
bijval begroet, of de operette Rip-Eip wekt in den schouwburg des Ga
leries een algemeenen en zelfs onstuiraigen geestdrift op. Hip FJp is
alweer uit Parijs tot- ons gekomen. De tekst was oorspronkelijk in 't
engelsch geschreven door den Amerikaan Fornic, maar door Meilhac en
Gilles (Meilhac, den onvermijdelijken Meilhac, den préte-nom, gelijk
Scribe in gijnen tijd) voor het fransche tooneel ingericht.
De heer Planquette, de componist, is eeii buitengewoon goedhartiga
en naïeve man. Met eene zelfverloochening, die aan 't bovennatuurlijke
grenst, heeft hij de muziek van den Freischütz op den tekst toegepast,
onverschillig of hij voor een oorspronkelijk genie gehouden wordt.
Maar er is toch een zekere gang on leven in zijne operette, die aan
het niet minder.... goedhartige publiek, wien liolin des lols (Freïscliiïtz)
veel slechter zou bevallen, zeer behaagde.
Men moet dan ook bedenken dat aan de mise en scène geene kosten
waren gespaard.
Het zal onbelangrijk zijn den nieuwen bariton Ceste, Blej. Lanthelme,
CBZ. hier te noemen en te prijzen.
Overigens is er misschien nog een en ander uit de provincie in
te halen. Behalve de uitvoering te Antwerpen van Bomeo en Juliette
van Berlioz, di* wij nu ook eerstdaags te Brussel verwachten, hadden er
eenïgo belangrijke uitvoeringen te Gent, Luik, Verviera, Namen, enz.
plaats. In Gent is vooral het opkomen van kamermuziek merkwaar
dig, te Luik deed zich Sarasate hooren onder anderen in'een Caprice
van Gulrand die wel wat sterk geinstrumenteerd is; te Namen (eene stad
van 30,000 inwoners) voerde men de symphonie in B van Beethoven
uit, en vermeldde uitdrukkelijk dat men haar geheel zou doen hooren.
Oafc speelde men het septuor voor strijkinstrumenten: klavier en trom
pet van Sain'Saëna. Het vond evenwel geenen bijval.
Ten laatste vermelde ? ik nog dat Ze Capitaine ntèr van Josep Met'
tens, vroeger in 's-Gravenhage uitgevoerd, na eene omwerking, met veel
bijval te Hamburg ia 't hoogduitssMoorFlemmich vertaald, is opgevoerd.
Brussel, 2 -Maart '85. M. A.
UIT PARIJS.
XII.
Een roezïge week maar al dat gewoel en die flfukte overstemd
door den beroemden naam vaii Victor Hugo, gelijk de trotsche eik zich
verheft boven het lage struikgewas. De meester, die reeds bij zijn leven
de onsterfelijkheid heeft veroverd, werd Donderdag drie en tachtig jaar.
Die verjaardag is als het ware een nationale feestdag geworden, die
door iedereen, wiens hart warm klopt voor den roem des vaderlands,
met vreugde wordt gevierd.
Verder is Victor Hugo een dier zeldzaam voorkomende beroemdheden
waarom allen eendrachtig zich scharen, [slechts door óén gevoel, dat der
bewondering bclieerscht. Na jaren en jaren lang een strijdbaar held
geweest te zijn, is bij door do macht van zijn gepie een vredestiebter
geworden. Tegenover zijne persoonlijkheid worden alle wapenen afge
legd: jalousie de métier, sektenhaat, politieke geschillen.
Ea waarlijk het doet een tnenscli goed, zoo eens met verwijdering van
alles wat scheidt, allen zich als broeders n te kunnen gevoelen in
enthousiasme.
Difc jaar is de heuglijke dag, bijzonder in de letterkundige wereld
gevierd en droeg de apotheose een mcar intiem karakter.
. Een groot feestmaal in het Hotel Continental, den dichter aangeboden
door de uitgevers van de nationale Editie zijner werken, waaraan onze
grootste kunstenaars hunne medewerking hebben toegezegd, als gold het
de versiering van een Fanthé. De verschijning vau een buitengewoon
nummer van den Gil Bias, waarvoor op alle _ bekende schrijvers een
beroep was gedaan. Vervolgens bij Victor Hugo aan huis een receptie,
door een laugen stoet van vrienden, uitverkorenen en edelen bijgewoond.
Dat is een hart verheffend schouwspel in deze dagen van algemeene
verdeeldheid, van ergernissen, dreigementen, conflicten, hatelijkheden en
verdachtmaking; een weldadig iets in dezen tijd, die beter schijnt te
kunnen haten dan liefhebben; een hartverheffend schouwspel nog eens,
die toegestoken handen in plaats van gebalde vuisten. Een recht
gelukkige variatie op het gewone gebaren-thema.
Aan u, meester, onze hartelijke dank voor dat uur van verpoozing en
verademing, dat gij ons hebt verschaft en dat ons heeft vertroost en
goed gedaan!
Al was het ook vluchtig en kort, dat sursitm corda was er ons niet
te minder lief en goed om.
Sursunt corda.' Ziedaar het door de Académie opgegeven thema,
waarop de Paganini's van het rym die naar den in. 1883 uit te reiken
kroon en bankbiljetten, waarover men op de qiial Conti in het belang der
yoèiietilture te beschikken heeft, hunne variatiëa moesten maken.
De resultaten schijnen juist niet schitterend.geweest te zijn, zoo weinig
Bchifcterend zelfs, dat onze onsterfelijken, als vierschaar vergaderd, elkan
der, volgens het zeggen der rapporteurs, niet liebbenikunuen aanzien
zonder in lachen uit te barsten.
En wat dat lachen nog erger maakt is het feit, dat het opgewekt
werd door stukken, dio reeds een voorafgegaan onderzoek hadden door
staan. .Nu kan men eens nagaan, wat die anderen wel moeten geweest zijn.
Slechts acht candidaten waren boven blijven drijven, acht op de hon
derd misschien. Al do anderen waren verdronken in het sop der be
achelijldieid reeds bij de eerste lezing hunner stukken. Nu komen die acht
overgeblevenen aan de beurt. Het slot der Medusa'. En daar bemerkt
men, dat deze al weinig ernstiger en degelijker zijn dan de overigen. En
ziedaar onze academici ten spijt van al hun gewicht en waardigheid, ten
prooi aan een aanval van weinig eerbiedwekkende vroolijkheid, die hen
doet schudden vaa den lach.
Als de zaken zoo moeten gaan, dau zou men verstandig doen maat
regelen te nemen, dat zulke dingen, niet openbaar werden. Want zoo'n
plotselinge uitbarsting van hilariteit is nietswaardig en doet dat instituut
zelf geen eer aan. Wanneer de academische prijskampen niét anders dan
op zulke resultaten kunnen uitloopen, wanneer sg slechts zulke onzin
nige werken in het leven roepen, waarom maakt men er dan niet kort
en goed een einde aan?
Maar het moet gezegd worden: er- waren dit jaar ook buitengewone
omstandigheden, zoo al niet verzachtende, dan tod» verklarende omstan
digheden. Had mon^niet een bij uitstek ongelukkig onderwerp gekozen?
Sttrsum corda! Voor de ooren van sommige liefhebbers van
gemeenJilaatsen en klinkende woorden had dat zeker een aangenamen klank.
Maar als men de moeite had genomen even na te denken, zou men
bemerkt hebben dat dit bout en schreeuwerig woord even hol als opge»
blazen was.
,,üie te veel hooi op eijn vork neemt" De eerste fout van een der
gelijke opgave is, dat men te veel vrijheid geeft en geen enkele grens
stelt. Mefc zulk een opschrift kan men over alles eu nog wat gaan
achriiven. Een heel slechte voorwaarde om te slagen.
Men ploetert in de ruimte rond, men verliest zich in het onmetelijke
Sursum corda! Laai ik even vragen wat het beteekent. Het hart omhoog!
Goed, maar waarvoor? Voor de letteren? voor dekuust? voor de weten»
schappen? voor vaderlandsliefde? Het is toch van niemand te vergen,
dat hij hemel en aarde in een paar honderd dichtregels zal omvatten.
Maar dat academisch onderwerp had nog een ander gebrek.
.Het was het toppunt van ongeschiktheid, vau onmogebjkheid, het)
drnischte lijnrecht in tegen al de neigingen van den tegenwoordigen ($3,
bet ging dwars tegen den stroom in.
Immers het wachtwoord van heden is niet naar omhoog maar naat
omlaag te kijken. De aspiratiën gaan hoe langer zoo meer Tflft* <W
laagte, ook waar ze reeds tot rioolpeil gedaald BJJD.