Historisch Archief 1877-1940
No. 403
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
Eena opmerking ten slotte die misschien de deur dicht doet: denk u
.«ens de mogelijkheid dat ge directeur van den reinigings-dienst geworden,
aanvallen te 'verduren hadt van het mensehensoort dat ge zoo vaak ia
uwe kadetjes sprekende invoert en wier holle theorieën en ongepaste uit
vallen ge zoo terecht wraakt! Denk u verder de mogelijkheid dat ge door
<le publieke opinie gedwongen werd stil-levens op te mimen als die welke
?wij op het Oetgenspad en elders mochten bewonderen en die de hoop in
mügeboren deden worden dat de oud hollandsche schilderschool eenmaal
weder in vollen luister zal stralen. (Jan heeft gelijk, die gedachte is
vreeselijk.) Ook bedenk ik zooeven dat een mijner vrienden, een vermaard
sehilder, op het oogenblik bezig is met het vervaardigen van een doek,
waarbij de beroemde avondschool" in het niet zal verzinken. Gerard
Dou schilderde toch drie dagen over een bezemsteel en mijn vriend ar
beidt reeds drie weken aan een bakkersmand zonder oor die hij in de
Lauriergracht zag drijven.
Als ik u nog een raad schuldig' mag zijn, pa, verzoen u dan met uwen
ouden vriend Sagittarius; hij is een gemoedelijk man en ; al mijne pogingen
echragen, waar het geldt f e beletten, dat ge in uw verderf zoudt loopen.
Mocht ge eenige achterwielen kunnen missen, dau zoudt ge mij door
toezending daarvan zeer verplichten. De roem eens vaders jaagt ook den
zoon op onkosten en de positie die gij tegenwoordig in de maatschappij
bekleedt, noodzaakt mij tot groote verteringen.
Adieu pa, volg mijne adviezen en geloof mij steeds,
Uw gehoorzame Zoon
Jan.
P.S. Wij hooren hier op school, dat tegenwoordig te Amsterdam
iederen nacht minstens tien brandkasten worden gestolen. Wat is van
dit gerucht waar? Wanneer ge mij ongunstige berichten zoudt moctei.
melden omtrent het wakkere politie-corps, dat ons beiden zoo lief en
dierbaar is geworden, beschouw dan da vraag als niet godaan. Ik wil
voortaan, evenals gij, de politie met de dooden gelijk stellen, waarvan
men enkel goed spreekt."
Ik heb op dit degelijk schrijven van mijn braven zoon die de grijze
haren zijns vaders toont te eeren, het volgende geantwoord:
Waarde Jan."
Je brief heeft mij recht veel genoegen gedaan en ten bewijze daarvan
strekke bijgaande bankbiljet van vijf en twintig gulden, CA G'25, waarvan
jo mij de goede ontvangst wel zult berichten.
Met aandacht heb ik je beschouwingen gevolgd en ze hebben mij bekeerd,
want, Jan, ik zie van mijn plan af om directeur van dan reinigings-dienit
te willen worden. Dit kost mij wel eeno opoffering, want reeds had ik
kaartjes a la minute laten drukken met het opschrift:.,Professor Aquarium,
directeur van den reinigings-dienst der stad Amsterdam", maar eulin, i i;
zal mij die getroosten en de kaartjes zuinig bewaren, want wellicht komen
/e jou of een van je zoon?, wanneer jo die krijgt, boter nog te pas.
Je hebt volkomen gelijk jongen om er mij indachtig op te waken dat een
werkzaam man, gelijk ik ben, geen baantjes moet vervullen die hem
niets te doen geven.
Wat ben ik toch ontzaglijk blij Jan, dat je op den goeden weg bont
geraakt; vroeger was er roering in mijn binnenste en tot in mijne inge
wanden toe wanneer ik aan je toekomst dacht, want ik vreesde dat j o
er-n dargenen zoudt worden waarop de woorden van den psalmist niet
loc' te passen zijn: Wolgelukzalig zijn zij die niet zitten ia het ge
stoelte der spotters." Je bent serieus en degelijk geworden .lan en volgt
je vader na, dat is goed en braaf en als je zoo voortgaat kan je het nog
tot minister van waterstaat of commies aan het stadhuis brengen.
Wat de brandkastendieverij aangaat mijn zoon, moet ik ja toeroepen,
geloof volstrekt niet alles wat er van verteld wordt en bovenal neem jo
wel in acht om ook maar een greintje aan te nemen van hetgeen de
couranten vertellen die onder gewoonte leugenachtige en verdraaide be
richten omtrent de feiten opnamen. J)e ware lezing is dat tot heden
slechts twee brandkasten gestolen zijn en dat wel onder zeer eigenaardige
omstandigheden.
Je weet Jm, hoe dom en bnvooroordceld ik vroeger over de politie
dacht; je herinnert je wellicnfc ook hoe ik, voor een tweetal jaren, onbe
raden genoeg was, om een adres aan den gemeenteraad mede te teekenen,
waarin reorganisatie van dat corps (ik bedoel ran de politie) gevraagd
werd; terecht noemde onze burgervader toen de klachten der adressanten
deels onjuist, deels overdreven; terecht sorteerde de v.akkere heer .JhVU
(die in het sorteeren, en dat wel speciaal van diamanten, een baas is) do
onderteekenaars toen in sérieusc en niet-sérieuse personen.
Maar wat wilde ik ook wed^r zeggen '.J O ja ik wensch te verklaren,
dat ik in den laatsten tijd een groot vereerder van oaze politie ben ge
worden en er niets kwaads meer van wil hooren ; sedert de brandkast
geschiedenissen bewonder ik het achtbaar corps zeUX
Wat heeft men al niet beweerd Jan: (onder die men versta ik de
goddelooze spotters waarvan de psalmist spreekt). Men zeide dat toen de
brandkast bij Lievegoed gestolen werd, geen enkel politie-agent in de buurt
van het feit was geweest.
Natuurlijk was het een infame leugen: er waren zelfs twee politie-agen»
ten in de onmiddellijke nabijheid die zich bij een bakkersoven zateu te
warmen.
En wat insinueert men nu weder! Men vertelt dat toen de brandkast
tnj Zeijdner ontfutseld werd, op het Realen-eiland geen toezicht was.
En de porster dan die het break-ijzer vond en de heeren dieven aan
liet werk zag? vraag ik met verbeten woede, (de laster-praatjes der spot
ters maken mij woedend Jan) is ecne porster soms niemendal ? s eer.e
porster met haar porhout niet precies even goed als een agent met een
sabel? Laat ik je eens vertellen hoe de vork aan den steel zit. Je hebfc
toch wel eens van kleptomanie gehoord niet waar? Welnu die beersclit
tegenwoordig zeer sterk en vele lieden zijn met. de zucht behebt om den
inhoud van brandkasten na te zien, en die, 't zij onder ons gezegd, te
verdonkeremanen.
Het^eiadujaael ia betreurenswaardig, maar ia deze slappe tijden ver
j
klaarbaar en de christelijke liefde gebiedt om de zieken naar den ziel,
dio zich aan dergelijk feit schuldig maken, met verschoouing te behandelen.
Ea dat doet mi onze politie met roerende nienschïievendheid en tracht
er niet naar om de oagelukkigen te vinden cue aan ziekelijke aandoenin
gen gehoor geven ; de brandkasten echter vindt zij Jan, waarachtig die
vindt zij heel netjes vier en twintig uur later, wauneer zij opengebroken
en ledig zijn.
Gerust jongen, wij leven hier in Abrahams schoot en het eeuwigdurend
geniaal, dat er in Amsterdam beter politie-toezicht. moest, bestaan, ia dwaa»
en onbekookt. Wat gebeurt hier, goed beschouwd, eigenlijk;1 Heeft meu
nog ooit gehoord, dat er bij den Burgemeester, bij een dar Wethouders
of Gemeenteraadsleden, u f zelfs bij een der Hoofd-commissarissen vau
politie is ingebroken? Is het ooit voorgekomen, dat men ecu inspecteur
heef r geschaakt of een brigadier wegaioSi'clde?
O Jan, je bent ecu bedaarde en degelijke jongen; vermaan je kameraden
uit Amsterdam om toch niet alles or voorwaardelijk te gelooven, wat meu
belieft te verteilen; prent hun gezag en eerbied voor de hooge overheid
i u en breng hun aan 't verstand, dat de Amsterdauische politie de beste
ter wereld is en aan gvoote gestrengheid groot e lankmoedigheid weet
te paren.
Ik heb in later jaren veel geleerd Jan; ik liet jou in je eigen sop
gflarkoken en zie, je bent een knappe .joegen geworden; ik begrijp thans
ook de motieven der politie, wanneer zij in e t boosdoeners niets temaken
wil hebben. Zij heeft de overtuiging erlangd, dat zij er slechts op die
wijze brave en deugdzame menschen van kan maken.
Mijn tijd is kostbaar mijn zoon. ik moet aanstonds college houden,
waarin ik de wenschelijkheid zal betoogen om in Amsterdam vele borg
ruggen te doen ontstaan in het genre van den buit aan do brug voor
de Ferdinand-Bolstraat; die ruggen zijn noodig: lo. uit een aesthetisch
oogpunt en 2o. omdat men in eeno wereldstad in do gelegenheid moet
ziju om zijn nek te kunnen breken wanneer inen daarin pleizier Leeft.
Geloof mij, mijn zeen.
je liefhebbende vader
Aquaritis,
UIT III2T HAAGJE.
XXIV.
Ahveer is mo liet Haagje onder een nieuw gezichtspunt verschenen,
maar (Liniaal een gelicel nieuw, zoo oorspronkelijk mogelijk, ik zou
bijna zeggen: zoo waanzinnig mogelijk. Den Haag is een stad van socia
lisme, van communisme, ja, T, zon me niet verwonderen als er een draadje
nihilisme doorliep". . . . Wat blieft u .J hoor ik den verbaasden lezer
vragen. Ja, mijnheer; maar ik 'ben do verkondiger dezer zonderlinge
leer niet. Ze is vnn tcija vriend I'ivradoxus die er soms maar een slag
naar slaat ai.-s de biindeman naat' 't, ei, gelijk al zijn naamgenooten doen.
En aog mooier, hij verdedigt zijn machtspreuk. wat anders de
gev/ooütc zijner iamiiie niet is, en ik moet erkennen, ditmaal mefc eeu
schijn van recht on waarheid, welke menigeen, minder scherpzinnig dau
ik, in zijn geloof en overtuiging zou doen wankelen. Den Haag een
broeinest van socialisme en communisme! 't, Is kras. Ja, men hoort
tegenwoordig wonderlijke dingen. Do menschen geneeren zich voor niets
meer; zo durven met de buitensporigste denkbeelden voor den dag komen.
Om maar weer iets te noemen: Een zekere heer Lefèbve durfde hier
op een zoogenaamde Soiree rausicale et aceoustique" cuzen heeren
speculatieve bouwmeesters een le?je in 't bouwen te geven. Kan men zich
rots unziunigers voorstellen? Wanneer die hoeren architecten hun woningen
7iict verhuurde)). ja, dan had mijnheer Lefèbre misschien eenigo aan
leiding om hen op enkele kleine gebreken in hun bouwmethode opmerk
zaam te maken, die ze dan waarschijnlijk ook wel zouden willen verhelpen,
maar nu, terwijl het publiek hun huizen niet leeg laat sfaan en dus
toont met h«n bouwerij ingenomen ie zijn, uu hebben ze het volste
recht den heer L. van hun verheven standpunt toe te roepen: ..Alk Theorie
ist grait! Ea do practijk is beter dan de leer! Wat praat gij vau (e
dunne tus.ïchenmuren en het aaneensluiten der balken van belendende
huizon onderling, waardoor liet geluid zich zoo gemakkelijk van de ee»«
woning naar do andere ovcrplant? Xiemand heeft ?,ich daarover bij
oi:s ooit beklaagd, bovendien, wie verveelt het niet altijd uitsluitend zijn
eigen piano te hooren en luistert niet eens gaarne naar die van cea acder?
Gij z'jt de eerste en eenigo die ons met te dunne tusschen-mureii en der
gelijke nonsens aan boord komt. En wel beschouwd, wat gaat bet u aan?
Zijn uw tussclien-inuren te dun, laat ze d a on, dikker maken, maar
bemou u niet met, onze zakea. Of zijt ge misschien ook bouwmeester en
is 't jalonsie de métier, die u zulke ongepaste, dingen zeggen dcet? '
Aan zulk ceu terechtwijzing heeft de heer Lefèbra zich eigenlijk bloot
gesteld en als ze hem niet op de een of andere wij/:3 in druk wordt
thuis bezorgd, is dit alleen te wijten aan de zolfbewusheid en het recht
matig gevoel van eigenwaarde, dat onze geniale speculatieve bouwmees
ters zich zelf ea hunne architectonische wonderen ver verheven doet
achten boven de nietige en nietswaardige critiek van iemand, die oi getii
verstand van Iran vak beeft, of van een eenzijdig standpunt oordeelt.
Hun standpunt is dat der speculatieve bouwmeesters en daarop kan
een bezitter van een fwsc'e et atelier accottstïr/uc" zich naar 't schijnt
tiet verplaatsen, enzoovoort.
Enlh), dit staaltje alleen, om n te doen zien hoever tegenwoordig de
driestheid der mensdien gaat in 't verkondigen van allerlei machtspreu
ken en 't zich bemoeien met de zaken van anderen, nog wel van
speculatieve bouwmeesters.
Ik keer terug tot mijn vriend Paradoxus. e weet. dat hij tot ecu
zijtak behoort, der familie Orthodosus, die blijkbaar sterk aan't afnemen
is, ten minste hier in Den Haag ontmoet raen maar zelden iemand uit
dit vroeger zoo machtig ras. Nu dan, mijn vriend Paradosus zei niets
meer of minder, dan-dat wa hier omgevea zijn van socialisten en COIB*