Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 403
Zeg me eerst eens, wafc zijn dat eigenlijk voor menschen?" vroeg ik
op een toon en met een gezicht als zat ik in een examen-commissie.
Of 't de vraag zelf was, of de wijze waarop ze werd gedaan dit weet
ifc niet; maar Paradoxua scheen er wel een weinig door bekneld. Wel",
antwoordde hij na een poos, een socialist is een .... socialist".
Zeer goed; en een communist is een communist. Deze verklaring is
zeker ruim voldoende voor iemand die nauwkeurig bekend is met den
aard en het wezen van Socialisme en Communisme; maar voor mij, die
evenmin weet wat de heeren socialisten en communisten eigenlijk willen,
als ze 't zelven beseffen, is die uitlegging wel een weinig onbepaald,
dit zult ge moeten toestemmen.
Ik zal 't u zeggen! riep Paradoxus, die inmiddels tijd had gehad zich
te bedenken. De socialisten willen niets anders dan onze kranke maat
schappij hervormen in een gezonde dito, waarin elk lid een behoorlijk
deel van den maatschappalijken arbeid verricht en naar evenredigheid
uit den opbrengst er van goniet.
Kostehjk," zei ik, Me dunkt, ik zie al zulk een model-raaatschnppij
die natuurlijk de stichteres zal zijn van het Duizendjarig rijk des vredes,
En nu het communisme lieve vriend?
Ja, dat is nog radicaler, 't is wat men noemt de gemeenschap van
goederen" en de afschaffing van den eigendom."
Dat bevalt me een boel beter dan het socialisme," zeide ik.
Parodoxus trok een vraagteeken in zijn gezicht en daarop gaf ik hem
deze opheldering: Ik kan me geen groote maatschappij denken, waarin
ieder naar zijn beste krachten en vermogens arbeidt en een aan zijn ar
beid geëvcnredigd loon ontvangt. De allerbeste arbeider, op welk gebied
dan ook, moet naar evenredigheid tien- of honderdmaal meer voor zijn
arbeid ontvangen dan de allerslechtste en dit slaat al dadelijk een ont
zaglijke deuk in dien leegen bommenden ketel van 't socialisme. Dau
het onuitroeibaar en onsterfelijk ras der luiaards en nietsdoeners,?wat
krijgen die ? Of laat men hen eenvoudig van honger sterven ? Dit is voor
zeker het meest practische middel om van hen ontslagen te worden.
Neen, zoo'n maatschappij kan ik me niet voorstellen, maar ik kau me
wel verbeelden een maatschappij die alle goederen gemeen verklaart. In
zulk een gelukkige familie neemt iedereen wat hij voor zichzelf denkt
noodig te hobhen en daar de behoeften van den een twee- drie,- honderd
maal grooter zijn dan die van den ander en de een ook veel sterker is
dan de ander oin te nemen en 't genomene te verdedigen, stel ik ina
voor dat er in zulk een model-maatschappij voortdurend goplukhaard
moet worden en dat de Communisten elkaar zullen doodslaan dat het
liefhebberij is. Maar dat gelijkt tenminste op een maatschappelijk lovoa
en brengt vanzelf het gevolg mee, dat er eindelijk eens een heel sterke
komt, die al de anderen de baas is en slim genoeg om te begrijpen dat
het gros zijner maatschappij-genooten het geweld der sterkste communis
ten moe is; dat zoo'n heer een einde aan 't onderling doodslaan maakt,
het huishouden tot rust brengt en zegt: Nu ben ik baas, en ik zal
jelui wel ringelooren!" Ja zoo'n communistische maatschappij is heel
mogelijk, maar het duizendjarig rijk des vredes zal ze niet meebrengen,
en lang leven zal ze ook niet."
Ik denk er tenaastenbij ook zoo over, amice", zei Paradoxus met
een goedkeurend hoofdknikje dat me bijzonder voor hem innam.
Maar nu, waarde heer", hernam ik, verklaar me, om 's hemels wil,
hoe komt ge er toe onzen vreedzamen, vriendelijken, innig fatsoenlijken
IIaa<* van socialisme en communisme te beschuldigen:"'
Eigenlijk is dat vragen naar den bekenden v/eg," zei Paraloxu.9, ziet
ge niet dagelijks meuschsn om u heen dio den kring waarin ze ziuli
moeten bewogen, berieden hun waarde achten; die daarom trachten zich
boven die sfeer te verhefl'en; die minstens de gelijken willen zijn van hen
die ze boven zich zien? Dat is, wel is waar, het domste soort van socia
lisme, maar 't is socialisme. Ik geloof te mogen beweren, dat ergeen
stad in ons land is, waar dit socialisme sterker heerscht dan in de vorste
lijke residentie. Onze Uaagsche hervormers verlangen niet, dat da grooten
tot de kleinen afdalen om den gemeenschappelijken arbeid mede te ver
richten; ze verlangen tot de grooten op te klimmen, niets te doen en
voor hun plezier" te leven, zooals zo beweren dat de grooten dagelijks
en ieder uur doen. Van die kracht zijn onze socialisten. En dan
houden wc er hier eea aardig armeetjo commuoistea op na. Je weet
wat dienstboden zijn, ho Pasquino?"
Ach, lieve God, wist ik 't maar niet!" zuchtte ik. Mijn vrouw, dia
anders niet pessimistisch is uitgevallen, zegt gedurig als zoover de onze
spreekt: .,Wo hebben onze vijanden in huis."
Een zeer waar en verstandig woord van uw vrouw? zei Paradoxus met
zulk een krachtig goedkeurend gebaar, dat het me speet dat mijn vrouw
geen getuige was van dezen haren triomf,
\Ve hebben onze vijanden in huis, waarde heer," vervolgde Paradoxus
somber, en toen eensklaps van toon veranderende: Maar aan wie de schuld?"
Toch niet aan ons!" antwoordde ik, zonder me te bedenken. Luister
eens, Paradoxua, je roert zelf die snaar aan, anders zou ik er niet over
gesproken hebben, maar nu wil ik de gelegenheid niet laten voorbijgaan
eens eeii enkel woordje over onze Haagsche dienstboden te zeggen: knechts
en meiden zijn ze sinds lang niet meer; za zijn heeren en dames en, met
het ernstigste gezicht van de wereld, betitelen ze elkaar als mijnheer" en
juffrouw." Ze achten zich vooral niet minder voornaam dan de
uienschen" die ze moeten bedienen. . . .
Ja wel", viel Paradoxus met een majestueus gebaar in do rede; il:
weet er alles van en zal je er dus wel meer van vertellen. Ze achten
zich nog wel voornamer. We hadden laatst een . . . dienstmaagd je
weet, we hebben drie zulke exemplaren, een voorrecht dat vele arme
halzen ons benijden, maar dat enkele onzer slimme vijanden ons van
harte gunnen en dat wezentje bleek al heel spoedig weinig ingenomen
met onzon kostelyken dienst. Ze genoot i'150.?loon per jaar en nog
evenveel aan fooien; bovendien zooveel als waschgeld, als boterqeld, als
suikergeld, als theegeld, als koffiegeld, a!s biergeld als cbauipagnegeld,
goddank nog niets, maar dat zal mettertijd wel komen, Toen uiijn
vrouw het lieve Christientje dat, onder ons gezegd, er lang niet onaar
dig uitzag en met wie ik Zondags op klaarlichten dag gerust gearmd zou
hebben durven wandelen, zoo smaakvol wist ze zich te kleeden toen
nu mijn vrouw haar vroeg, waarom de dienst haar niet beviel, gaf deze
onbewuste communiste ten antwoord: Mevrouw ik vind het maar hard
om altijd als dienstbode te worden behandeld. Ik weet niet waarom
mevrouw en de juffrouw in 't salon op de canapéen in vertuils moeten
zitten en wij in de keuken op harde matten stoelen. We bennen im
mers allemaal menschen?"
Mijn vrouw, die anders niet aan overgroote verlegenheid lijdt, was
toch uit het veld geslagen, en toen ze van haar verbazing bekomen was
zei ze eenvoudig: Dat is heel verstandig van je gesproken, meisje. Je
hebt zeker al een dienst op het oog waar mevrouw en de dochters in
de keuken op matte stoelen en de dienstboden in het salon op de sofa
on in fauteuils zitten ? 't Zou me spijten als ik je van je geluk moest
afhouden. Zeg maar wanneer je in dien nieuwen dienst wilt gaan,
waar je zeker ook door mevrouw en de dochters bediend zult worden,
dan kan je gaan, dl is 't dadelijk.
Nu zou je zeggen, amice, dat het malle schaap door die flinke
terechtwijziging van haar stuk zou zijn gebracht ? Volstrekt niet. Een uur
later was ze vertrokken, de boodschap achterlatende dat ze iemand zou
zenden desnoods den deurwaarder om haar volle loon en kostgeld
in ontvangst te nemen omdat mevrouw haar op stel en sprong de deur
had uitgezet.
En van al dien overmoed, al die zucht naar gelijkstelling, naar
overueersching het communisme, onder de minder ontwikkelden zijn
wij, hun meerderen, zelf de schuld. Wij geven hun 't voorbeeld en boven
dien bederven we hen nog door hun zucht naar tooi en weelde aan te
moedigen. We geven hun onze kleercn voordat ze zijn afgedragen; de
dames doen daar sterk in en ook zijn er die ze voor een prikje aan haar
gedienstigen overdoen, in den regel om ze niet betaald te krijgen. Om
kort te gaan: we hebben het communisme in huis en ik voorzie dat we
weldra geen dieustaanbiedingeii meer zullen krijgen zonder dat wij ons
verbinden, om den anderen dag voor 01120 dienstboden het eten te berei
den, hun bedden op te maken en tenminste om den anderen Zondag hun
ons salon af ie staan. Bij een volgende gelegenheid zal ik er u meer
van vertellen. Addio Pasquino.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSen TOONEEL.
&tai1s3cliouwburg : Feestrisring der
Toonvelset/Ho?. Grand Théitre: De Gouden Schoen*
poetser.
Ieder was het er over eens, dat de Afd. Amsterdam van het Nederl.
Tooncelverbond'' ous (j Maart 11. een zeer aangenamen avond bezorgd
heeft. Do dagbladen hebben de bizocderheden daarvan den kunst- en
pvetliovenden volke verkondigd.
Natuurlijk was deze Feest-Voorstelling" eenigszins een Zweck...
K'^idcn, en Zicecl;... fcyer. Al de gasten waren dan ook eenstemmig
iu het gevoel, door Lucas Pater geformuleerd: Waar kan men beter
zijn..." En ie'ler-eeu was te-vredun, zou bereid geweebt zijn als kiezer
tot de leden der vertegenwoordigende vergaderingen to zeggen: Wel
iiü'jn, gijl. moet uw steun aan de Tooneelschool niet onttrekken."
Nu dat de lieer C. Schultze en Mevr. Anna Eüssing-Sablairollea
fot de cioraden van het Neder!. Tooneol behoorden, wist een ieder. Me j.
M. Lorjéheeft het rolletjcn van het leêghoofuige Zepliyrtjen, in Zijn
jaeisja komt uit", aardig gespeeld. Mej. W. Welman LLek buitengewoon
geschikt, om de eenigszias heibijige '&Icw(,uw Goedhart naai eisch te
vertolki n. Zij verdient lof, dat ze hnnr be vuiligheid aan de waarheid ten off-ii bracht.
Mcj. Crodoy, ecne echte polyglotte, die wij met goeden uitslag voor Prins
Riehard in hot. treurspel van Shaktepeare zagen optreden, was zeer hcesch.
Moj. Boos, <]j voortrellijke Gamin de Paris, vervulde hst
jonge-vrouwuüroïleijui in het komedietjen van Moreau en Delacourt niet gepastheid.
Eene ontdekking was Jufv. Sophie Bos in het balkon-tooneel van.,Romeo".
Zij heeft de partij in dien dialoog zoodanig gezegd, dat zelfs de herinne
ring van Jufv. Josuphino da Groot en Mevr. Rössinfr haar niet te veel bij
den toehoorder geschaad heeft. Ook de Heer Schwab is oen reeds aan het
tooiieel verbonden oud-leerling der school. Hij zal zijn toon en uitspraak
nog wat moeten bcstudeeren en esnige beweeglijkheid dienen te verzekeren
aan zijne gelaatstrekken, die altijd naar het komische schijnen te neigen,
eer hij zal kunnen worden aangehaald als een tooneelspeler, die het
bestaan der school rechtvaardigt.
Van de leerlingen, wier keunis we pas bij deze gelegenheid maakten,
interesseerde ons het msest de jonkman, die voor I)r. Railen-iar en voor
Blancliard gespeeld heei't. Mij dunkt daar zit een schouwspeler in.
De keus van het oorspronkelijk Indisch Tooneelspel" kwam ons,
voor deze plechtigheid, niet gelukkig voor. Men moet den jongen lieden
den indruk niet geven, dat deze niet verdiende achting bejegende proeve
nu hot toonbeeld van een goed tooneelstuk is.
De komedie, door Mevr. Cli. Birch Pfeiffer getrokken uit den roman
van Dickens Our mutual friend", werd vlot en goed door de afdeeling
Bigot van liet gezelschap Van Lier gespeeld, 't Is jammer dat het letter
kundig gedeelte van zulke stukken niet een weinig meer verzorgd kan
worden. Ileeds de vertaling Onze wederzijdsche vriend" had voor Onze
gemeenschappelijke vriend" moeten plaats maken. De gouwe schoene
poetser" ging aan.
Het stuk, zoo als al cïe bewerkingen van Frau Charlotte, zonder genoeg
zame vormkracht in elkaar gezet, laat zich met genoegen zien; de
tooncoltjens zijn lief; de opmerkingsgave en het hekeltalent van Diekeca
blijven er in uitkomen; de moeders kunnen er hare dochters met gerust'
huid heenbrengen. (De Heer II. W. M., in de Brievenbus 8 Maart, heeft
mij aan't schrikken gemankt, met zijn radikaal roor zedeJijklieid ? wat