Historisch Archief 1877-1940
11
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 404.
i
embryo's van mijn letterkundig scheppings-verrnogen aan don minister
van oorlog to zonden; hij kan er misschien in de Kamers een bluf mee
slaan en zeggen dat het vrijwilligers zijn die zich uit eigen beweging
btf hem zijn komen aanmelden. Neen amice, ik denk tegenwoordig
aan ernstiger dingen.
Ik geloof, kolonel", zei ik, dat ge de publieke zaak een grooten dienst
Zoudt kunnen bewijzen".
Werkelijk? Waarmede als ik vragen mag?"
Met n candidaat te stellen voor de Tweede Kamer", zei ik driestweg.
De kolonel bleef staan, keek me strak in de oogen en vroeg toen nog
al scherp: Is dat een oorspronkelijk idee van u."
Van mij alleen", antwoordde ik kalmpjes.
Zoo!" zei de kolonel, langzaam voortstappende. Ik weet niet", ver
volgde hij met de hem eigen bescheidenheid, of ik de publieke zaak
werkelijk een grooten dienst bewijs door me candidaat te stellen, maar
wel weet ik dat ik in de Kamer vooral geen minder figuur zou maken
dan menig anden"
Ik geloof, kolonel, dat pre als militaire specialiteit zelfs een uitstekend
figuur zoudt maken," zei ik, hoewel in mijn ziel overtuigd, dat de man
't jammerlijk moest uileggen. Maar we zijn nu eenmaal in Den Haag ge
woon elkander allerhoffelijkst voor den gek te houden, en doen we dat
niet, dan wordt het ons kwalijk genomen. Om me bijv. met den kolonel
onherroepelijk te brouilleeren, heb ik niets anders te zeggen dan wat ik
stellig geloof, nml. dat hij evenveel voor Kamerlid geschikt is als onze
poes. Ik vraag u, waarom zou ik dit doen en moedwillig van een vriend
een vijand maken?
Jawel," zei do kolonel met lofwaardige bescheidenheid, als militaire
specialiteit zon ik nog wel een woordjo kunnen meepraten en 't dezen
minister lastig genoeg maken als 'k verkoos. De quaestie is maar, amice.
hoe kom ik in de Kamer? Onder ons gezegd en gebleven ik ben nu
bezig de parlementaire vcrmen in loco te bestudeeren, want op de vormen
komt het toch ook veel aan..."
Zeker, zeker, kolonel. Maar mag ik vragen voor welke partij ge u
caudidaat denkt te stellen?"
Ja, amice, daar heb ik heel ernstig over nagedacht. Ik zal je zeggen
hoe ik de zaak beschouw. Ik ben voor mezelf met hart en ziel liberaal
want conservatief en reactionnair, zie-je, dat is eigenlijk gezegd, maar
nonsens. Ik zal je dit bij gelegenheid wel eens uiteenzetten. Maar wat
is nu 't geval ? Je weet, of je weet misschien niet, dat de rcsidentielucht
niet overladen ie met liberalistische bestanddeelen en dat een conservatieve
ezel met een adellijk kroontje tusschen zijn ooren hier altijd nog iets
meer kans heeft om in een raadzaal te komen dan een verstandig liberaal
man. Wat nu bij een dergelijken stand van zaken te doen als men de
politieke loopbaan wenscht in te treden? Ik ben, wel beschouwd, in de
candidaten-wereld nog wit papier. Ik kan op me laten schrijven wat ik
wil. Zeg ik vandaag: ik ben liberaal, men zal me evengoed gelooven
alsof ik zeg: ik ben reactionnair. Wil ik nu in de Kamer komen, dan
vrees ik zal er vooreerst wel niets anders voor me opzitten dan m e ultra
conservatief te verklaren? en hiermede ben ik dan ook reeds druk
bezig..."
Ik vrees, kolonel," zei ik een weinig sch'chter, dat uw gemis aan
een adellijken titel u wel eenigszins in den weg zal staan. Zooals ge zelf
hebt doen uitkomen: dat is hier zulk een uitstekende aanbeveling. Waart
ge graaf of baron, of eenvoudig maar jonkheer, en bijgevolg ook behouds
man, dan zon de conservatieve partij naar niets meer vragen. Ge waart
dan ia 't bszit van de eenige hoedanigheden welke de partij voor een
bruikbaar kamer- of raadslid vraagt."
Ja, zie-je," riep de kolonel netelig, ...daar heb-je't nu! Wij liberalen
pas op, dat-je aan niemand vertelt, dat ik liberaal ben! Wij hebben er
altijd een handjo van te smalen op de udellijko lui zooals indertijd
vriend Kegge altijd den mond vol had van adellijke heeron en groote
hanzen maar nu zie je alweer uit dit voc rbeeld, dat adeldom toch zoo
hersenschimmig niet is als wel eens beweerd wordt! Met een titel brengt
een partij je in de Kamer en zonder titel blijf je er uit. Nu is 't waar,
het lidmaatschap van de Kamer is meer een eerebetrekking dan een
positie, maar zie-je, 't ,'j-eeft relief on invloed en men kan iemand nog
eens een dienst bewijzen."
De kolonel ging nu geducht aan 't doorslaan en toen hij een
oogenblik ophield om adem te scheppen, zei ik hoel effen: Ja ja, kolonel, zoo
beschouw ik het lidmaatschap van de Kamer ook... tennaastenbij. 't Is
waar, al dio leden, geen hunner uitgezonderd, beweren dat ze in de
raadzaal zitten alleen om 's lands belangen te behartigen en volstrekt
niet uit eer- of heerschzucht, maar ik voor mij doe toch liefst e^n weinig
van dat beweren af. Ik zie er daarom ook geen bezwaar in, waarde
kolonel, dat gij het contingent der belanglooze, zelfopofferende strijders
voor onze maatschappelijke en politieke belangen in da Kamer gaat
versterken. Met uw overtuiging kunt ge doen wat ge wilt. Zorg, als ge
in de Kamer komt, dat ge stemt in den geest uwer kiezers, dan hebt
ge de meeste kans om ook herkozen te worden, en dan zult ge eens
zien hoe ontzettend veel vrienden gs krijgt. Vergeet dan ook mij niet,
waarde kolonel, en zorg dan toch vooral, dat eindelijk onze vriend de
referendaris den leeuw krijgt. Ik heb gezien dat hij onlangs de decoratie
van het Borstbeeld van den Bevrijder" heeft gekregen, een versiersel
dat tegenwoordig zeer in do mode is en naar ik hoor betrekkelijk niet
duur; maar een leeuwtje zal hem toch aangenamer zijn."
Goed," zei de kolonel met onnavolgbare grootmoedigheid; maar"
liet, hij er nederig op volgen; wo zijn nog zoo ver niet. Komt het er
eenmaal toe, wat kan ik dan voor u doen >"
Als ik een volwassen jongen had, zou ik zeggen, help hem aan een
betrekking van consul of zoo iets, bijv. in Egypte; maar ik kan alleen
maar wat voor me zelf vragen; bezorg me dan ook maar een leeuw."
Goed," zei de kolonel. Ge verdient hem en zult hem hebben. Smake
lijk eten!" Pasquiuo.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCII TOONEEL.
Pavkschouwbnvj;: lid Zatifff>vf?tst. Grand Thétre:
Xe'dy. Frascati: Di Regimftilsilacliter.
Do Heer Voitns van Ilamme heeft den mnzikalen ,.children of song''
een niet gering kunstgenot, in de verloopen dekade, bereid: Mcv. Fidea
do Vries droeg hier in de hoogste mate toe bij. Intusschen wist de erva
ren schouwburgbeat uurder ook de avonden, die niet aan het théutre lyriyue
gewijd zijn, op eono wijze te stoffeeren, dat hij nog af en toe volle zalen heeft.
Van de (10, 70 blijspelen van den oud-Officier Gustav von Moser ia
liet Zangersfeest" een der best gelukte. Tot aanbeveling van die wer
ken strekt bij ons, dut hun inhoud meer mot do hollandsche zeden strookt
dan de meeste fransche voortbrengsels. Wij hebben, van de Xlle Eeuw
af', den frauschen literarischen invloed zeer sterk ondergaan; maar onza
(gelukkig) zeer taaye duitsche nationaliteit is altijd ruim zoo veel aan
die der oostelijke naburen verwant gebleven. Gelukkig ook, nieiVte-min,
dat wij de hoogere {esthetische kracht der Fransche scheppingen genieten
kunnen, en daarin door geen esprit de clocJtcr (zooals de Iloogduitsehers)
worden verhinderd.
liet weefsel van Het Zangcrsfcest" is weer van huishoudelijken aard,
de strekking is onwraakbaar, do onderhoudende aardigheden komen uit
toovalligs misverstanden voort.
De naam van dca vertaler schijnt Jac. de Vos to zijn. Wij dachten aan
Jan C. De rcJaktie kwam ons goed voor. De tooneelsclükking (van L.
B. J. Moor) niet minder.
De vertooners waren: Miaj. Scheepers (die wij met genoegen zagen als
Slino Thauzdle)', de Ilenr van Wcsterhoven, die in gemak op het tooncel
veel vooruitgegaan is; Mej. Anna Fuchs, eone geoefende tooneelisto van
onzen Stadsschouwburg, de Heer A. van Zuylen, die zijn naam geen
oneer doet, Mej. A. Poolman, die te midden der dames van dien naam
nu wel geen eerste plaats inneemt, de Heer De Vries, die zich nog een
weinig nouveau scvrübetoont, onzo oude kennis de lieer Ellenberger,
een charac de sterk gegrimeerde lieer van den Heuvel, en do laatste,
niet de minste, de oud-üirekteur Moor. Ds wijze, waarop de voorstelling
gegeven werd, rechtvaardigde alszins de to-vredcnheid van het dankbaar
publiek.
Wat wij, in ons varia; artiko1, van Mevrouw Rirch Pfeiffers
omwerkiugcn van romans tot dramaas in 't algemeen zeiden, en moer bizonder
van die van Dickens, is ook ve-ïlzias toepasselijk op Nelly". Da scherp
zinnige en fijngevoelige mensclienkeimcr-rojKaHC/er kan het niet helpen,
dat de verhoudingen in zijn kunstwerk verstoord worden, door het uit
knippen en samenvoegen van doelen, die in hot bock door wclgewikte
overgangen verbonden waren, of dat voorvallen, dio hij beschrijft in eeu
met oordcel daarvoor gekozen stijlvorm, bij de vertoocing ecu
melodratische kleur krijgen, die datgcna wat bestemd was diep aandoenlijk te
zijn, somtijds iets la'clnvckkends bijzet of ten minsio stuitend voor het.
gevoel: zoo, bijv., het stelen door den ouden Davtil Ti'Cut van het door
zijn dochter gespaarde goudstuk.
Stukken als Nelly" hebben intusschon de eigenaardigheid, dat zij aan
zckero schoonheden de detail, die ook zelfs de verouderde vertaling van
C. J. Koobol niet geheel kon doen verloren gaan, uitwerkselen van
zedelijken aard verbinden. En ofschoon nu do kucst alleen tot aangewezen
taak heeft schoon te zija, zoo behoeft toch het bereiken van een
zeclekuudig oogmerk haar niet noodzakelijker wijze hot ccsthetiesch doel te doen
missen. lu-tcgendeel. De kunst heeft, in de eerste plaats, het volk langs
resthetischen weg te verhclfen, ma.ir zij mag zeer wel den zedelijden zin
des dichters bij haar werk inroepen, en hanteercu alzoo een mes, dat, zoo
als Breóroözeggen zou, van twee kanton snijdt.
Dit heeft plaats in Nelly" en bezorgde, onder andoren, een handgeklap
aan den Heer Kuys, die er anders nog maar niet in heeft kunnen slagen
een cigealijk-gczeguo akteur ts worden. Hij maakt den indruk van een
fatsoenlijk jong mensch, met een eigenaardig familie-dialekt, ten wiens
opzichte du lieer van Liar nu en dan de h^uschheid heeft hem een roiletjen
te laten vervullen.
Den Dantd Qnilpvsua den lieer Veltinan kent men: 't is een meester
lijke schepping. Zijn waardige vriend iVrtS.J (Bipot) was weer onnoodig
Sterk gegrimeerd. Als hierover geklaagd wordt, door iemant, wiens
gozicht door het schrijven tamelijk bijziende geworden is, dan heeft men
niet te vragen, wat het is voor toeschouwers mot normale oogen.
Vroeger speel Jen de Heer Vos en Mevr. Coelingh de rollen van Trcat
en Nclly. 't \Yas recht een kolfjen naar de hand van tien gomoedelijkeu
K. Vos maar men moet erkennen, dat de Heer Ilesselink dit voorbeeld
geen oneer aandeed: hij had, als oude man, zeer goede oogcnblikken.
Jufv. Fanny van Biene heeft minder innigheid, dan Mevr. Goelingh ia
haar spel en toon wist fa leggen; toch was de uitvoering zeer voldoende.
De Heer Lageman zag er heel wel uit, als zoo'n engelscli advokaat, maar
hij weet wel, dat hij den toon van dezen nooit vatten zal.
Mevr. Albregt?Engelman heeft uitmuntend do schoonmoeder gegeven.
Hare lange klaus, tegenover Lord Sampson en Mr. Ilunipltrey, was alleen
reeds ean gang naar de Amstelstraat waard.
'c Is jammer, dat men niet ieinant die Engelsch kent, zoo'n stak eens
laat nazien en de uitspraak van vreemde woorden regelen. Het manster,
waar mïesler bedoeld wordt, het miestries, voor meddcm; ontbrak ook nu
weer niet.
Liever, fiïsscher, gezond-gevoeliger oparaatjen clan La fille du. regiment
heeft JJonizetti nooit geschreven. Het is aangenaam, wanneer men eenige
operettes van Offenbach en f-ecocq achter den rug heeft, zulk een min
vermoeyeud, no'it geforceerd-grappig, nooit indecent zangspel weer eens
te hooren. Het brengt de publieke smaak weer eens in een beter zog.
Wij haasten ons hier bij te voegen, dat er in de laatste jaren reeds een
revirement ten goede zich in de operetten-sfeer heeft voorgedaan; men
keert tot den opéra comique te-rug. Het hybridische in de Grande Du«
chesse", de Belle Helene", Orphée aux enfers" begint te mishagen,
wanneer het niet door zeer voortrefljjke talenten gered wordt.