De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 29 maart pagina 3

29 maart 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na. 405 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In do N. Sott. Ct. verschenen drie belangrijke artikelen over het cul* tnurpapier en de Javasche Bank". Het Handelsblad behandelde de Buitealandsohe studentes aan onze hoogescholen, Lat Vaderland de Congo?kte. Nog klonk een enkele nagalm van het levendig protest tegen den tabaksaccijns in eane rede van den heer Ilartema en in beschouwingen a Awt. Courant. UIT HET HAAGJE. XXVL 't Behoeft niemand te verwonderen, dat de hoffelijkheid ons in merg en been zit. Als we de oude rekeningen van Den Haag nagaan, zooals we er o. a. eenige in het werkje van Mr. L. Fh. C. Van den Bergh, ge titeld: 's-Gravenhaagsche bijzonderheden," vinden aangehaald, dan blijkt het dat de stadsregeering officiëele premiën schenk aan hen die haar lof verkondigden. Wees na eens niet hoffelijk tegenover zulk een edel moedigheid! Zoo lezen we dat werd geschonken: 1633. Aan die camer van Rhetoriea onder het woord jeught neem p t a e n. de somma vaii 12 pd. voor 't geene zij op de kermissa ter eere van de magistraet had den gecomponeert ende geageert. 1635. Die van de jonge camor van Bhetoiïca de somme van 18 pd., tot betalinge van de wagens daer mede sy op de meysche kermis omgereden omme hasre spelen encla gedichten voor do hnysen van de hccrcn Magistraten te presenteereu. 1C-1G. Keyser etc. eade gcmeeue broederen van de camer van Uhetorica onder twoort met genuchten alhier, de somme van 150 pd. tot ?nbsidie van de oncosten op tspelen van het spsi tot lofF van 's Gravenbage <?evnllen." Zoo ziet men dat onze voorvaderen er een gesalarieerde hoffelijkheid op nahielden, en ik denk dat wij daarvan hebben overgeërfd. Toch valt het niet te ontkennen, dat we op dit punt ook al verbasterd zija. Welk raadslid toch zou 't tegenwoordig in zijn hoofd krijgen, te durven voor^tellen een premie te schenken voor tgeene die camera van Rhetorica ter eer» van de magistraat geliefden te componeeren eude ageeren?' Men zou den man zeker voor krankzinnig verklaren. En behalve dat onze magistraat" zich voor geld geen lof meer mag laten toezwaaien, is hij veeleer veroordeeld allerlei hatelijkheden, booze aanvallen en lastige critiek te dulden, welke hem door spitsvondige krantenschrijvers met kwistige pen worden toebedeeld. Neen, wo zijn verbasterd; onze hoffelijkheid bestaat nog slechts ia echijn en ontzag toor de magistraat" hebben we in 't geheel niet meer. Terwijl ik deze voor ons beschamende waarheid overwoog, kreeg ik een genialen inval. Ware ik lid van den gemeenteraad, wat, heiaas, niet het geval is, dan bracht ik terstond mijn' denkbeeld ter tafel, hoewel ik vrees dat het in de uitvoering op zeer ernstige bezwaren zou ?tuiten. Ik zou namelijk de zaak willen omkeeren. In plaats van het gemeente bestuur ei» den raad te laten critiseeren door hat publiek, zou ik het publiek van regeeriugawege laten kapittelen. En ik verzeker u, dat het veld hier ruim is. De tekortkomingen van tal van Hagenaars zijn vele en groots. Nu is 't maar de vraag hoe, en welken vorm deze censuur het best zou kunnen geschieden. Ja, dat is een lastig geval en hoe meer ik er over peins, hoe meer ik vrees dat er in de gemeentekas geen gelden zullen gevonden worden om de heeren critici en censoren te betalen die hun welversneden pennen gelieven te leeaen om den Hagenaars op gepaste wijze hunne feilen onder 't oog te brengen. Het eenige wat er dus opzit, is de zaak aan den particulieren ondernemingsgeest over te laten. Hoe 't zij: ik houd me overtuigd dat het een weldaad voor den Haag zou zijn, indien zich een Vennootschap vormde, ten doel hebbende de zedelijke verbetering der Hagenaars. Zoo iets hebben we hier wel noodig, want te ontkennen valt het niet, dat we, met al onze Haagsche hoffelijkheid en voornaamheid, in den grond verdorven zijn. Deze philanthropisehe instelling, welke onfeilbaar goede vruchten moet afwerpen, zou dienen bestuurd te worden door eenige schrandere mannen, op wier eigen moreel gehalte niet te nauw moet worden gelet, want zoo waar als het is, dat men dieren 't best door dieren vangt, even waar ii 't dat deugdzame menschen wel de minste geschiktheid bezitten om de zedehjke tekortkomingen van anderen na te speuren. Ik zou tot dit doel zelfs de voorkeur geven aan bijzonder immoreel ontwikkelde lieden; ik ben overtuigd dat zij 't beat zich van hun moeilijke en teedere op dracht zullen kwijten. Deze schrandere mannen vormen de redactie van het orgaan der mora liteit, dat geregeld op zekere tijden behoort uit te komen en waarin ieders pekelzonden, voor zoover men ze kan opsporen, aan de publieke beoordeeling worden prijs gegeven. De vraag is nu maar hoo de noodige inlichtingen te bekomen; hoe de zonden, die men voor ons verborgen wil honden, te ontdekken; hoe de familiegeheimen en farniliesehandaaltjes uit te vorsohen. Voor schrandere mannen moet dit, dankt nüj, niet moeilijk zijn. Zij zijn natuurlijk ten volle bekend met de leer, welke ik onlangs door mijn vriend Paradoxus hoorde verkondigen, n.l. dat we onze vijanden in hnis hebben, en op dit feit afgaande, kunnen ze ta weten komen wat ze willen. Door onze dienstboden kunnen ze zich laten inlichten nopens alles wat er in onze woningen voorvalt en zelfs wat er niet voorvalt, 't Is natuurlijk voor onze gedienstigen niet enkel een qnaestie van vijandigheid, maar ook eene van geld. Zij zijn te edel moedig om ons aan den eersten den besten te verraden zonder er redelijk voor beloond te worden. Maar deze kleine onkosten zijn gemakkelijk te vinden uit de opbrengst van ons moralistisch orgaan, want uit den aard d*r zaak moet het debiet groot zijn. Bovendien houdt de vennootschap er een afzonderlek fonds op na, waaruit meer speciaal deze uitgaven kun nen bestreden worden, het zoogenaamde aflaat-fonds", bestaande uit vrijwillige geldelijke bijdragen van zoodanige Hagenaars, die hun kleine *fet niet der openbaarheid zien prijs gegeven, en die volgens het gevoelen der heeren directeuren van de Vennootschap, nog wel voor beterschap vatbaar zijn, ook al worden hun misdrijven niet in de krant publiek gemaakt. Met zulke toeschietelijke en scheutige misdadigers of overtreders der moraliteit dient toegeeflijkheid te worden gebruikt, anders zou de vennootschap, wier menschlievendheid streven een hoogst weldadigen invloed op de Haagsche maatschappij moet uitoefenen, op den duur niet kunnen bestaan. Of haar daarom toch een lang leven be schoren zon zijn, is eenigszins twijfelachtig, omdat ze, haar arbeid met een gunstigen uitslag bekroond ziende, mettertijd alle Haagsche ondeugd zal hebben uitgeroeid en in dat geval niets dan goeds meer van hare medeburgers kunnende zeggen, uit gemis aan stof het werk zal moeten staken. Nu zullen vermoedelijk tal van Hagenaars nogal veel tegen dergelijke philanthropisehe instelling hebben in te brengen; maar dan hadden ze 't ook maar zoo ver niet moeten laten komen. Ze hebben als 't wart» zelf om dia censuur gevraagd. Ze hebben hun bodem onvruchtbaar gemaakt voor wat sommige gemankeerde moralisten schend-literatuur' gelieven te noemen, maar wat ik liever met den naam van zede-predicatie" bestempel dat is ook wel zoo fatsoenlijk en dat hebben ze gedaan door zien steeds te bsmoeien met de intieme zaken van anderen, door hun onvermoeide critiek op het doen en laten van hun evenmensch, door hun zucht naar schandaal, door hun kwaadspreken en onderlinge afgunst. Geen stad die zich beter leent tot meer bedoelde openbare censuur dan Den Haag en worden dus de geheimen harer bewoners door de publieke straat en de goot gesleurd, dan heeft ze zich niet te beklagen. Voua l'aver voulu, Dauclin." OJDZO kolonel is diep ter neder geslagen. Hij heeft als candidaat voor het lidmaatschap der Tweede Kamer in zijn kiesvereeniging .juist n» stem op zyn hoofd vereeaigd, en nu rust hij onder de verdenking dat hij zelf die heeft uitgebracht. Dat is een bittere pil voor iemand die, al doet hij zich nederig voor, toch 't hart zoo hoog heeft als de kolonel. «Je hadt gelijk", beet hij nio gisteren grimmig toe, de anti-liberalen hebben weer een baron opgeduikeld." En een poos later b'et hij er eenigszins schuchter op volgen: Hoe zou je er over denken, als ik me candidaat stelde voor de liberale partij ?" Man kann 's probiren," zei ik, maar in uw plaats, kolonel, deed ik het niet. Iemand die zich in de politiek begeeft, behoeft wel is waar geen politieke overtuiging te hebboa, maar hij moet toch den schijn aan nemen alsof hij er een heeft, en als bij zich tot de kens eener rich ting heeft bepaald dia hij deukt dat hem 't meeste voordeel zou opleve ren, dan doet hij meestal onverstandig er bij te blijven. Er kunnen gevallen voorkomen dat hij zijn politieken rek moet omkeeren, bijv. om in een ministerie te komen, welnu dan behoort hij dat te doen; maar. zoo geheel klakkeloos, zonder veel hoop op een goed resultaat, is't altijd een dwaasheid." De kolonel is toen zeer peinzend geworden; hij heeft gezucht en bij 't afscheid nemen nie met meer kracht dan gewoonlijk de hand gedrukt, als wilde hij daarmede te kennen geven: nu kan ik u en den referen daris vooreerst niet aan een leeuw helpen. Nu, bij mij heeft de wil altijd voor de daad gegolden. Ik ben den kolonel even dankbaar alsof,hij me werkelijk een eerekruis had bezorgd. In den grond ia hij toch een goede kerel en 't doet me oprecht genoegen, dat hij als candidaat voor de I£amer iiasco heeft gemaakt. De hemel weet welke zonderlinge dingen hij over or.ze defensie zou hebben uitgekraamd! Ik heb hem tenminste, stukjes hooreu verkondigen, die kant noch wal raakten. Hij zou ons leger en onze schutterij gaarne op Pruisischen voet hebben ingericht en niet zoo iets moet men maai- aankomen bij Haagsche kiezers, die in hart en nieren altijd nog Fransch zijn. Ook zou hij alle weerbare burgers in den wapenhandel willen geoefend hebben, om, als de nood aan don man taocht komen, het vaderland mee te helpen verdedigen. Alsof een fat soenlijk man dat zelf zou moeten doen, zoolang hij nog geld genoeg; heeft om iemand te betalen die zich voor hem laat doodschieten! Ja officier of hoofdofficier bij de Haagfche schutterij in vredestijd, dat i3 iets anders. Een mensch is zoo niet of hij wil wel eens een blinkend pakje aan hebben, en soldaatje spelen; maar zoo iets al9 een ernstige zaak op te cemen dank je! Nu, van dergelijke onbekookt<? dingen is onze kullnnnel vol. We hooren al genoeg van zulke nonsens in de Kamers; hij behoeft er het zijne niet toe te doen. Pasquino. K C N S T. HET AMSTERDAMSCII TOONEEL. Stads-Schouwbnïg: Onilrr S.-h!l(lcr.<i; Een i'.cf Wreiiii-fje; Linn, Blond.?Yariétéa: Mej, Boos. BerüjnsoLt gezelschap. Den leden van het Tooneelverbond werd 1.1. Woensdagavond door Het Nederlandsen- Tooneel" in den Stads-Schouwburg de eerste voorstelling van drie nieuwe hollandsche stukjes aangeboden. Het eerst, vertoonde is getiteld Onder Schilders" en vervaardigd door J. J. van Kersbergen. Een aanmerking, welke wij ons zouden veroorloven op Onder Schilders" te maken, is dat men, ten eerste, niet goed hau zien wat de schrijver heeft gewild en, ten tweede, dus ook bezwaarlijk kan beoordeelen of hij tot stand bracht hetgeen bij beoogde. Heeft hij eenvoudig zekove verwik kelingen in het maatschappelijk leven tot een dramatische schets weuschen Samen te stellen, en heeft hij zijn handeling onder schilders" [doen plaats grijpen eenvoudig voor de aardigheid, om er nu eens gean beeld houwers, loodgieters of tabaksmakelaara van te maken? Heeft hij de door hem gehuldigde meeningen over schilderkunst pakjes van tooneelpoppen beproeven aan te trekken, c:n ze zoodoende meer afgerond en duidelijk in het licht te kunnen stellen en ze gemakkelijker ingang te kunnen doen vinden ? Of wel heeft hij eene schilderij willen ophangen van de waarheid, dat het hebben van zekere overtuiging in kunstzskea.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl