Historisch Archief 1877-1940
Na. 405
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In do N. Sott. Ct. verschenen drie belangrijke artikelen over het cul*
tnurpapier en de Javasche Bank". Het Handelsblad behandelde de
Buitealandsohe studentes aan onze hoogescholen, Lat Vaderland de
Congo?kte.
Nog klonk een enkele nagalm van het levendig protest tegen den
tabaksaccijns in eane rede van den heer Ilartema en in beschouwingen
a Awt. Courant.
UIT HET HAAGJE.
XXVL
't Behoeft niemand te verwonderen, dat de hoffelijkheid ons in merg
en been zit. Als we de oude rekeningen van Den Haag nagaan, zooals
we er o. a. eenige in het werkje van Mr. L. Fh. C. Van den Bergh, ge
titeld: 's-Gravenhaagsche bijzonderheden," vinden aangehaald, dan blijkt
het dat de stadsregeering officiëele premiën schenk aan hen die haar
lof verkondigden. Wees na eens niet hoffelijk tegenover zulk een edel
moedigheid! Zoo lezen we dat werd geschonken: 1633. Aan die camer van
Rhetoriea onder het woord jeught neem p t a e n. de somma vaii
12 pd. voor 't geene zij op de kermissa ter eere van de magistraet had
den gecomponeert ende geageert.
1635. Die van de jonge camor van Bhetoiïca de somme van 18 pd.,
tot betalinge van de wagens daer mede sy op de meysche kermis
omgereden omme hasre spelen encla gedichten voor do hnysen van de hccrcn
Magistraten te presenteereu.
1C-1G. Keyser etc. eade gcmeeue broederen van de camer van
Uhetorica onder twoort met genuchten alhier, de somme van 150 pd. tot
?nbsidie van de oncosten op tspelen van het spsi tot lofF van 's
Gravenbage <?evnllen."
Zoo ziet men dat onze voorvaderen er een gesalarieerde hoffelijkheid
op nahielden, en ik denk dat wij daarvan hebben overgeërfd. Toch valt
het niet te ontkennen, dat we op dit punt ook al verbasterd zija. Welk
raadslid toch zou 't tegenwoordig in zijn hoofd krijgen, te durven
voor^tellen een premie te schenken voor tgeene die camera van Rhetorica ter
eer» van de magistraat geliefden te componeeren eude ageeren?'
Men zou den man zeker voor krankzinnig verklaren.
En behalve dat onze magistraat" zich voor geld geen lof meer mag
laten toezwaaien, is hij veeleer veroordeeld allerlei hatelijkheden, booze
aanvallen en lastige critiek te dulden, welke hem door spitsvondige
krantenschrijvers met kwistige pen worden toebedeeld. Neen, wo zijn
verbasterd; onze hoffelijkheid bestaat nog slechts ia echijn en ontzag
toor de magistraat" hebben we in 't geheel niet meer.
Terwijl ik deze voor ons beschamende waarheid overwoog, kreeg ik
een genialen inval. Ware ik lid van den gemeenteraad, wat, heiaas,
niet het geval is, dan bracht ik terstond mijn' denkbeeld ter tafel,
hoewel ik vrees dat het in de uitvoering op zeer ernstige bezwaren zou
?tuiten.
Ik zou namelijk de zaak willen omkeeren. In plaats van het gemeente
bestuur ei» den raad te laten critiseeren door hat publiek, zou ik het
publiek van regeeriugawege laten kapittelen. En ik verzeker u, dat het
veld hier ruim is.
De tekortkomingen van tal van Hagenaars zijn vele en groots. Nu is
't maar de vraag hoe, en welken vorm deze censuur het best zou kunnen
geschieden. Ja, dat is een lastig geval en hoe meer ik er over peins, hoe
meer ik vrees dat er in de gemeentekas geen gelden zullen gevonden
worden om de heeren critici en censoren te betalen die hun welversneden
pennen gelieven te leeaen om den Hagenaars op gepaste wijze hunne
feilen onder 't oog te brengen. Het eenige wat er dus opzit, is de zaak
aan den particulieren ondernemingsgeest over te laten. Hoe 't zij: ik houd
me overtuigd dat het een weldaad voor den Haag zou zijn, indien zich
een Vennootschap vormde, ten doel hebbende de zedelijke verbetering
der Hagenaars. Zoo iets hebben we hier wel noodig, want te ontkennen
valt het niet, dat we, met al onze Haagsche hoffelijkheid en voornaamheid,
in den grond verdorven zijn.
Deze philanthropisehe instelling, welke onfeilbaar goede vruchten moet
afwerpen, zou dienen bestuurd te worden door eenige schrandere mannen,
op wier eigen moreel gehalte niet te nauw moet worden gelet, want zoo
waar als het is, dat men dieren 't best door dieren vangt, even waar
ii 't dat deugdzame menschen wel de minste geschiktheid bezitten om
de zedehjke tekortkomingen van anderen na te speuren. Ik zou tot dit
doel zelfs de voorkeur geven aan bijzonder immoreel ontwikkelde lieden;
ik ben overtuigd dat zij 't beat zich van hun moeilijke en teedere op
dracht zullen kwijten.
Deze schrandere mannen vormen de redactie van het orgaan der mora
liteit, dat geregeld op zekere tijden behoort uit te komen en waarin
ieders pekelzonden, voor zoover men ze kan opsporen, aan de publieke
beoordeeling worden prijs gegeven. De vraag is nu maar hoo de
noodige inlichtingen te bekomen; hoe de zonden, die men voor ons verborgen
wil honden, te ontdekken; hoe de familiegeheimen en
farniliesehandaaltjes uit te vorsohen. Voor schrandere mannen moet dit, dankt
nüj, niet moeilijk zijn. Zij zijn natuurlijk ten volle bekend met de leer,
welke ik onlangs door mijn vriend Paradoxus hoorde verkondigen, n.l.
dat we onze vijanden in hnis hebben, en op dit feit afgaande, kunnen ze ta
weten komen wat ze willen. Door onze dienstboden kunnen ze zich
laten inlichten nopens alles wat er in onze woningen voorvalt en zelfs
wat er niet voorvalt, 't Is natuurlijk voor onze gedienstigen niet enkel
een qnaestie van vijandigheid, maar ook eene van geld. Zij zijn te edel
moedig om ons aan den eersten den besten te verraden zonder er redelijk
voor beloond te worden. Maar deze kleine onkosten zijn gemakkelijk te
vinden uit de opbrengst van ons moralistisch orgaan, want uit den aard
d*r zaak moet het debiet groot zijn. Bovendien houdt de vennootschap
er een afzonderlek fonds op na, waaruit meer speciaal deze uitgaven kun
nen bestreden worden, het zoogenaamde aflaat-fonds", bestaande uit
vrijwillige geldelijke bijdragen van zoodanige Hagenaars, die hun kleine
*fet niet der openbaarheid zien prijs gegeven, en die volgens
het gevoelen der heeren directeuren van de Vennootschap, nog wel
voor beterschap vatbaar zijn, ook al worden hun misdrijven niet in de
krant publiek gemaakt. Met zulke toeschietelijke en scheutige misdadigers
of overtreders der moraliteit dient toegeeflijkheid te worden gebruikt,
anders zou de vennootschap, wier menschlievendheid streven een hoogst
weldadigen invloed op de Haagsche maatschappij moet uitoefenen, op den
duur niet kunnen bestaan. Of haar daarom toch een lang leven be
schoren zon zijn, is eenigszins twijfelachtig, omdat ze, haar arbeid met
een gunstigen uitslag bekroond ziende, mettertijd alle Haagsche ondeugd
zal hebben uitgeroeid en in dat geval niets dan goeds meer van hare
medeburgers kunnende zeggen, uit gemis aan stof het werk zal moeten
staken.
Nu zullen vermoedelijk tal van Hagenaars nogal veel tegen dergelijke
philanthropisehe instelling hebben in te brengen; maar dan hadden ze
't ook maar zoo ver niet moeten laten komen. Ze hebben als 't wart»
zelf om dia censuur gevraagd. Ze hebben hun bodem onvruchtbaar
gemaakt voor wat sommige gemankeerde moralisten schend-literatuur'
gelieven te noemen, maar wat ik liever met den naam van zede-predicatie"
bestempel dat is ook wel zoo fatsoenlijk en dat hebben ze gedaan
door zien steeds te bsmoeien met de intieme zaken van anderen, door
hun onvermoeide critiek op het doen en laten van hun evenmensch,
door hun zucht naar schandaal, door hun kwaadspreken en onderlinge
afgunst. Geen stad die zich beter leent tot meer bedoelde openbare
censuur dan Den Haag en worden dus de geheimen harer bewoners door
de publieke straat en de goot gesleurd, dan heeft ze zich niet te beklagen.
Voua l'aver voulu, Dauclin."
OJDZO kolonel is diep ter neder geslagen. Hij heeft als candidaat voor
het lidmaatschap der Tweede Kamer in zijn kiesvereeniging .juist n»
stem op zyn hoofd vereeaigd, en nu rust hij onder de verdenking dat
hij zelf die heeft uitgebracht. Dat is een bittere pil voor iemand die, al
doet hij zich nederig voor, toch 't hart zoo hoog heeft als de kolonel.
«Je hadt gelijk", beet hij nio gisteren grimmig toe, de anti-liberalen
hebben weer een baron opgeduikeld." En een poos later b'et hij er
eenigszins schuchter op volgen: Hoe zou je er over denken, als ik me
candidaat stelde voor de liberale partij ?"
Man kann 's probiren," zei ik, maar in uw plaats, kolonel, deed ik
het niet. Iemand die zich in de politiek begeeft, behoeft wel is waar
geen politieke overtuiging te hebboa, maar hij moet toch den schijn aan
nemen alsof hij er een heeft, en als bij zich tot de kens eener rich
ting heeft bepaald dia hij deukt dat hem 't meeste voordeel zou opleve
ren, dan doet hij meestal onverstandig er bij te blijven. Er kunnen
gevallen voorkomen dat hij zijn politieken rek moet omkeeren, bijv. om
in een ministerie te komen, welnu dan behoort hij dat te doen; maar.
zoo geheel klakkeloos, zonder veel hoop op een goed resultaat, is't altijd
een dwaasheid."
De kolonel is toen zeer peinzend geworden; hij heeft gezucht en bij 't
afscheid nemen nie met meer kracht dan gewoonlijk de hand gedrukt,
als wilde hij daarmede te kennen geven: nu kan ik u en den referen
daris vooreerst niet aan een leeuw helpen. Nu, bij mij heeft de wil
altijd voor de daad gegolden. Ik ben den kolonel even dankbaar
alsof,hij me werkelijk een eerekruis had bezorgd. In den grond ia hij toch een
goede kerel en 't doet me oprecht genoegen, dat hij als candidaat voor
de I£amer iiasco heeft gemaakt. De hemel weet welke zonderlinge dingen
hij over or.ze defensie zou hebben uitgekraamd! Ik heb hem tenminste,
stukjes hooreu verkondigen, die kant noch wal raakten. Hij zou ons
leger en onze schutterij gaarne op Pruisischen voet hebben ingericht en
niet zoo iets moet men maai- aankomen bij Haagsche kiezers, die in hart
en nieren altijd nog Fransch zijn. Ook zou hij alle weerbare burgers in
den wapenhandel willen geoefend hebben, om, als de nood aan don man
taocht komen, het vaderland mee te helpen verdedigen. Alsof een fat
soenlijk man dat zelf zou moeten doen, zoolang hij nog geld genoeg;
heeft om iemand te betalen die zich voor hem laat doodschieten! Ja
officier of hoofdofficier bij de Haagfche schutterij in vredestijd, dat i3
iets anders. Een mensch is zoo niet of hij wil wel eens een blinkend pakje
aan hebben, en soldaatje spelen; maar zoo iets al9 een ernstige zaak op
te cemen dank je! Nu, van dergelijke onbekookt<? dingen is onze
kullnnnel vol. We hooren al genoeg van zulke nonsens in de Kamers;
hij behoeft er het zijne niet toe te doen.
Pasquino.
K C N S T.
HET AMSTERDAMSCII TOONEEL.
Stads-Schouwbnïg: Onilrr S.-h!l(lcr.<i; Een i'.cf Wreiiii-fje; Linn,
Blond.?Yariétéa: Mej, Boos. BerüjnsoLt gezelschap.
Den leden van het Tooneelverbond werd 1.1. Woensdagavond door Het
Nederlandsen- Tooneel" in den Stads-Schouwburg de eerste voorstelling
van drie nieuwe hollandsche stukjes aangeboden. Het eerst, vertoonde is
getiteld Onder Schilders" en vervaardigd door J. J. van Kersbergen.
Een aanmerking, welke wij ons zouden veroorloven op Onder Schilders"
te maken, is dat men, ten eerste, niet goed hau zien wat de schrijver
heeft gewild en, ten tweede, dus ook bezwaarlijk kan beoordeelen of hij
tot stand bracht hetgeen bij beoogde. Heeft hij eenvoudig zekove verwik
kelingen in het maatschappelijk leven tot een dramatische schets weuschen
Samen te stellen, en heeft hij zijn handeling onder schilders" [doen
plaats grijpen eenvoudig voor de aardigheid, om er nu eens gean beeld
houwers, loodgieters of tabaksmakelaara van te maken? Heeft hij
de door hem gehuldigde meeningen over schilderkunst pakjes van
tooneelpoppen beproeven aan te trekken, c:n ze zoodoende meer afgerond
en duidelijk in het licht te kunnen stellen en ze gemakkelijker ingang
te kunnen doen vinden ? Of wel heeft hij eene schilderij willen ophangen
van de waarheid, dat het hebben van zekere overtuiging in kunstzskea.