De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 5 april pagina 4

5 april 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 4.06 dat we ons intra muros een .roes aan «urajao of crême-de-vanille drinken, hoewel zulk een roes heel wat akeliger moet zijn dan een zuiver nationale jenever-dito, van welken ieder fatsoenlijk rnensch zulk een rechtmatigen afschuw heeft." Wie drinkt er na thuis likeurtjes!" zei mevrouw, verachtelijk den neus optrekkende. Mijn vriend Paradoxus lachte minachtend mede en zeide: ..Ik geef' je onze knappe wetgevers cadeau, begrijp je? Dat ze den minderen man Kooveel mogelijk beletten misbruik te maken van sterken drank, dat vind ik niet alleen goed, ik zou zelfs het gebruik van dien gemeenen jenever, dat nationaal vergif, geheel willen verbieden; maar een fatsoenlijk mensch te beletten een onschuldig likeurtje te gebruiken, dat noem ik dwaas, amice. Nu regeering en wetgevers zich eenmaal op dien tyrannieken weg hebben begeven, kunnen ze mij mettertijd ook gaan voorschrijven welke saus ik bij mijn vleesch moet eten." Ik vond de redeneering des heeren Paradoxus verpletterend voor onze wetgevers, zooals ge lichtelijk begrijpen kunt. Niettemin achtte ik me van mijn standpunt" als Nederlander verplicht iets tot hun verdediging in te brengen en ik waagde het andermaal zeer bescheiden in 't midden te brengen: De wet kan geen 'uitzonderingen maken ten pleziere van don beau» monde en ten bate van heeren confiseurs." Ik had eigenlijk spijt dat ik me aan die verdediging had gewaagd, want ik kreeg den wind van voren en nog wel van twee kanten tegelijk. Zeker kon de wet uitzonderingen maken; ze moest uitzonderingen maken. Zooals die wet daar lag, was ze een paskwil. Oorspronkelijk had ze ton doel, de dronkenschap, die nationale ondeugd, te beteugelen; maar nu was men dat doel ver voorbij gestreefd; de dronkenschap onder de lagere klassen en die was 't die men bestreed Icon er immers geen haar minder om worden door fatsoenlijke dames Ie beletten een glaasje vatiillelikenr te gebruiken? Maar onze Staten-Generaal waren ook alleen good orn znlke bespottelijke wetjes in do wereld to helpen brongen, in plaats van zich met ernstige landsbelangen bezig to hoiuL;n, etcaetera. Enfin, ik kwam er alles behalve glansrijk af en na moet ik erbij zoggen, dat zooals mijn vriend Paradoxus en eehtgrmootie do zaak bcredencernn, 29 vrij wel de algemeene opinie van den Haagsche beau-monde weerse-ven. Men is hier in hooge mate verontwaardigd op do meerderheid in de Kamer, die de high-life met het gepeupel, do adellijke mavasqnino-di-Zara met de gemeenu foezel over ('éne kam heeft gelieven ta schoren. De be langstelling in de beraadslagingen over de drankwet was dan ook voorbeeldeloos. 't Was duidelijk aan het gedistingeerd publiek op do tribune te bemerken, dat er in de vergadering een voor het fatsoenlijk Ilaagccue straatleven nllcrgcwichtigste quaestio werd behandeld. Ik herinner 7510 niet, ooit zooveel dames met zulk een onverdeelde belangsteiling naar do orakeltaal onzer woordvoerders te hebben zien luisteren. 3Inar, belaas! do slag is gevallen, en ik verbeeld me, dat het feit niet zonder invloed op de gedistingeerde Haagsche samenleving blijven kan. Wat er uit voortvloeien mag, zal de tijd moeten loeren. Behalve de drankwet heeft de revolver-schoono, Jeanne, c!e gemcederen hier ernstig bezig gehouden, en do belangstelling in hot naderend proces is ten hoogste gespannen. Ik geloof met cenigo zekerheid re mogen zeggen, dat indien een Uaagseh;1. jury in do zaak uitspraak moest doen, de lieve jonkvrouw er minstens even goed zou afkomen als movr. iiuguer; te Parijs, hoewel haar zaak cenigszins anders is. Ikhob heeron allerwarmst partij voor haar hooren trekken en, nota bene, dat waren hc<:ren die nog wel iets anders op hun conscientio hadden dan Jeanno's slachtoffer. Maar onze Haagsche heeren zijn do galanterie zelve en terecht vinden zo het zonde-en jammer, dat zulke mooio armen, schouders en andere bekoor lijkheden wellicht zullen veroordeeld worden, in eon nare gevangenis «??<* te kwijnen. Onze kullunnel zou zeggen: Dat is het standpunt". Pastjiiino. K U N S T. HET AMSTERDAMSCH OOXEEL. Erederooa Mf,orlje. De vertooning van dit spel heeft, dezo weck, al hot andere, (lat do tooneelwaereld opleverde, overschilderd. Het was inderdaad eeno belangrijke gebeurtenis. Ges-brand Adriaenszoon Bredero *), die met veel boerterij steeds swangcr ginck van herssen" en met zijn weynigh kints-school-frans" zich nog al handig wist te ori nteeren in de sfeeren, die hem stol voor zijne dramatische werkt». In ver den, had de groote stoutheyt" gehad den gepresen Terrntius" niet alleon «mal Hollandsch," maar zelfs plat Amsterdams" te laten ..revelkallen", De dichter verhaalt ons, dat de nae-gebuur-stedcn" niefc nalaten da taal van het Moortje" te bcgekfccn, en vraagt de Meesteren der wijtboroemde Latijnsche Tale" vergeving voor hetgeen hij zicli onderstaan heeft, De hoofdinhoud van don Ennuchus", die hier voor het Moortje" heeft plaats gemaakt, is gebleven; maar Gcrbrand heeft al wat nithcemsch luidde, ten goede zijner mede Burgers verschikt on gestelt of 't hier tn Nederlandt waer gebeurt". Ann deze wijziging hebben wij do fraaiste brokken in hot stuk te danken, al zijn, in het verband der deelea, die ccht-amstordainsche uit weidingen wel v/at lang. In 't geheel valt op do dramatische samenstel ling der fabel evsn-min te roemen als op do naauwkeurige omschrijving der charakterverschcidenheid van de verscliillende personen. Eigenlijk komen er maar vijf personaadjos in het stuk voor (van de vijftien, d.'* Bredero opvonrt) welke cenigszias op den eernaam van type niog.m JUH-spraak maken. Het is de zeer op Moy-Ael (een-i niet erg suyverlijcko Weduwe") verslinpercle koopmanszoon Mifsdcrt, Awjcnict, de ocreehto en geestige Dienst-meyt" van Moy-Acl, Gcsrtruiit, do Minne-moer", Boemert, nde Kapiteya", en vooral Jïac/ic'/tod-j:;dcPanl,cker:'. De overige personaadjes zijn zeer vaag van lijnen en enkelen loopec zelfs eenigszins in elkaar. Het stuk is geëvenredigd aan de vatbaarheid en denkwijzen van liet Amsterdamsen publiek van 1615, en de kunstenaars en kunstenaressen van 1S85 hebben het bewijs geleverd, dat zij volkomen tegen de taak zijn opgewassen, om dit oude spel met historische trouw ten tooneele te brengen. Mevr. Stoetz, als Geertntyt, heeft hare praatjens in den rechten toon aan de man gebracht. Mej. Chr. Poolman heeft de rol van Ioy-Aél bepaald gered: want al onderdrukt men op het programma hare qualiteit, (?een Snol'') het- beloop van het stuk is gebleven zooals het was, en ik duid het Jufvr. Poolman niet euvel, dat, ze, bij haar best, a sauvéles «pparcnccs. Mej. Weiman was wel een weinig te jong als Angenicl, maar zij hoeft de levendige figuur met veel kordaatheid weergegeven. Do overige Dames hadden partijen van te weinig beteekenis om er bij si" i l to staan. De Heer Schwab heeft den ., Jongheüngli" lïilsaert met oenc oordeelkun dige afwisseling van stemming gespeeld. Do lilaauw satijnen linten op zijn wambuis waren tamelijk onhistoriesch. Van do andere Heerou, die om het zeerst levendigheid in hunne rollen wisten te. brengen, blonk de lieer Schulzo 'i, meest uit. Hij had van Kaclcrlacl; esn iïlascarillc gemaakt, eon Jiommc. « intrigues, vlug als water: zijn houdingen en gebaar waren uitnemend. .Bewonderenswaardig was de heerschappij over de oude taal, die de voordracht kenmerkte. De kostumen verdienen minder lof. In 't algemeen charakterizoerdon do, lijuon 7,00 min als de stoffen met duidelijkheid de dracht van Kilo. Ik maak een uitzondering voor den lieer Spoor, die, als liocmcrt, te-rccht do Spaansche herinneringen getrouw was gebleven.' Do s;:honvvburg was goed bezet; niciar niet schoon: ?'"> pCt waren Ilt.-eren. Bredero heeft, naar het, licht van zijn tijd, een onderhoudend en niet on betamelijk stuk geiovord. Men moet, echter de schildering der detail* uit het, volksleven niet overschatten: Bredero had de elementen, om zich liosn. maar voor 't grijpen. I fits anders is liet: of het stuk voor onzo tjjd geschikt is. Ik hecht, niet tövod waarde aan do slotsom, dat, lïitsacrt zich schikt naar de in zichten van Kacl-ciïttcJ:, om zijn medehabituébij Moy-ael van zijn geld te ontdoen, on dat W-ri'sn^n', noodeloos als Mooriu verkleed, ecu meisje r. ..verkracht" hecfr. waar hij mc-0 trouwt, en dio lui, als zoon uit een deftig gi-slf.eiit, w^l zofv hebben kunn/n krijgen zonder dit, boevonstufc. Molières llüpuricn 'keert ook aan "t slot, nnar sa cJiïre Cft^ette; maar ik (onleen vorzot aan tegen do boweering van Brcdero, dat er ..leeringen'' in i'i. spel zijn besloten. Van de lief.loloozüLiefde der Lichte \rouwen'' werd;, men niet overtuigd. Onzedelijk kan men het, stuk echter niot noamen: maar het is indcsent. Do zedelijkheid blijft, is eeuwig, onverandm-» lijk. l .'c eisehen dor dceenfic veranderen als crn blad op een boom. En nu strijdt do voorttelling dor geschiedenis \an Moij-ael on hare omgoving ton ui'orste met ons modern europccsch schaamtegevoel. De beginselen dr>v voegzaamheid laten, in onze dagen, do geschiedenis van eon al to goelijk weeuwtjen op do planken niet toe. Het, onophoude lijk in- en uitloopyii der mnnschon komt al te duidelijk met de cigenaardizhei-.l van T>''i~ii/-fii:!s publiek h tl i s over-con. Do n'gissr-nr De Lrur verdient de hulde en den dank van het pu bliek. Hij hooft het er mot, de mi se en sccnc zeer gelukkig afgebracht. 't Is voor do artiesten, die vrij wat moeita aan do instudeoring besteed, hebben, te v/enschen, dat hoi stuk nog ecnige malen vertoond zal wordon. Evenredig aan onze behoeften en gevoeligheden is hot echter niet. W;it het publiek ook zoggen moge, lic1; andwoord op de vraag. Wat betaamt r" kan ieder ooganhlik gegeven worden en er zr.l uit blijken, dat men alleen als uitzondering zulk een vertooning kan toelclcn. Eer ik eindig, nog ecu woord van erkentelijkheid voor de eigenaardige oude muziek, die als inleiding de bij don entrc'adcs gediend hoeft. 2 Ap. ' Alb. TIi. ") 't Tfl inmmcr, tia.t men bijna fnvral u-.- vonl-:olmemw fpolling van B,-(tJi:rfir> fybrnikt iKcft. Op &'? fu'.yr- plast-, wa.av r[\ paot (in ui.-n Iwr-eden nnanival) he?lt inon Laar misbruikt, door aan dr 2o u dan no;j een adrappingistceljcn te verbinden, ala of er nog een o bij hounle! MEDEA OP HET NEDEIÏLANDSCII TOONEEL. Hebt gij de Medea gezien V" Zoo ging eenigen tijd geleden herhaal delijk uit v f ?! c monden de vraag. JDc Medea, die woorden klonken mij herhaaldelijk in de ooreu; de, do Medea, alsof dat nu do eigenlijke, ot de canige Msdea, de Medaa bij uitstek was! En toch er sy'n meer Medea's geschreven, er is zelfs in do grijze oudheid een dichter geweest, en zijn jiaam was Euripidcs. deze dichter loefde 400 jaren voor onzo tijd reke ning, dus 21 eeuwen voor Logouvé, en nu wil het toeval, dat, ook hij eeno Medea heeft, geschreven. In het verouderde''1 Grieksch heette dit stuk nu wol is wnar Mcdeia, maar dat kon de schrijver niet helpen, hij kon niet, raden, dat de Latijnen later, als zij eerst Griekonlands kunstschatten hadden geplunderd, ook do taal cu letterkunde zonden plunderen en, de sago der Mudcia zich toceigenende, dien naam zoi:dca veranderen. Ik zog dit alieen om diegenen to verzoenen met onzen Euripides, welke vol acsthotischen waan absoluut, een modern kleed eischen bij de vertaling van een AcFchylus, bijv.: Xa, Euripidcs ea vóór Eunpidos hebben nog veel Kchrijvera eon Medea geschreven, maar tot, aan de dagen van Legouvó gold die vpn Euripides nog voor de beste; maar cela t'iaic uutrefois ainsi." Gij mofct weten lezers, dio Medc-ia \&n Euripidcs v/as zoo vol mytho logie, KOO vol geieordlicid, dat het tijd werd dat er een nieuwe kwam, v.'ant de stof was nogal aardig verzonnen door Euripides, ''t', was jatameidat man zoo onverstaanbaar \vas. Zij leondo zich anders nogal uitm:ir.tc:id voor het moderne toonsol, van noodlot en het godendom, bij ds oude slukken anders schering ea inslag werd men minder gewaar dan bij Aescuyliiri ca Sophoules; ook ds personen hadden meer belang voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl