De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 5 april pagina 7

5 april 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ik sprak daar cooeven van zijn gestrengheid als chef van een der meest omvangrijke administraties van ons land. Maar van een anderen kant werden mjj ook 4e meesjt treffende staaltjes van zyn goedhartigheid meegedeeld. Zoo w«rd b. T. op Bekeren dag tegen een stationschef van een spoor wegnet, d*t ond& zyn bestuur stond, een klacht, ingeleverd. Het gold een lichte overtreding maa? de klager was in zijn recht en de chef werd door Paulin T«labot tot e«n zware boete veroordeeld, die op zijn traktement gekort w»rd. ?Maar de statrönschrf had een vrouw en drie kinderen. Dit kwam den $>afroon ter ooréen den volgenden dag reeds zond hij onder couvcrt en Bonder zich bekend te maken het dubbel bedrag der boete aan den schul dige, dien hij had moeten straffen. En zoo iets gebeurde meermalen. Zjj, die zoo in 't geheim weldoen, zijn dun gezaaid in dezen tijd van nrise en scène. In de handschriften schijnt ook al 'de klad te komen. Dtze week werd er een verzameling verkocht, welke lang voor een der fraaiste en aeldzaamste was gehouden, de collectie van baron Taylor. Men dacht, dat het op de verkooping warm zou toegaan, want do catalogus bevatte meer dan honderd beroemde namen. Schrijvers, schilders, musici, tooneelschrijvers: Béranger naast Talma, Victor Hugo en Rossini, Mll. M ara en Berlioz, Pradier en Dorval, Yillentain en Horace Vernet. Beroemdheden van allerlei aard. Helaas! de uitslag was bedroevend. Sommige brieven zijn bij het hoopje ?verkocht. De geheele correspondentie van Scribe werd voor 50 francs weg gegeven. Die arme Scribe! het zal nog zoover komen, dat men hem bij *fc gewicht kan koopen. Zeldzame stukken zelfs vonden ternauwernood gegadigden. Bijvoorbeeld een brief, waarin Alexandre Dumas père uitweidde over hetgeen er ten gunste zgner aanstaande candidatuur voor de Academie alzoo zon kunnen gedaan worden. Een der niet verwezenlijkte druomen van den grooten Sihnjver, dien het Instituut als zoovele anderen aan de deur liet staan. Zoo veel meer interessants nog werd er geveild, maar men bleef onver schillig. Alweder een mode, die verdwijnt. En die steeds meer zal verdwijnen, totdat het handschrift zelf eindigt met totaal te verdwijnen. En dit zal gebeuren zonder twijfel in een niet al te ver verwijderde toekomst. Het een nekt het ander. De electriciteit pakt ons in. De telegraaf en da tekphoon zullen het schrift verdringen. Hoeveh-n zijn nu reeds veel te lui om te schrijven! Als Mine de Sévignó in onze dagen leefde, zou zij zelfs de helft raindcr papier gebruiken, mis schien zou z\j zich wel tot telegraphische dépêches bi-pa'.en om havo doch ter de verzekering te geven van hare eens zoo woordenryke genegenheid. Wolk een ontzaglijke omb er in gewoonten en de manier vun doen. Hebben wij het niet veel ta druk om nog tijd te vindon voor de intieme eu'respondentie? De schrijvers van beroep doeu langer niets gratis, zelfs aiet vuor hun vrienden. En de rest bepaalt zich hoo langer zoo meer tot tet hakkelend, laconisch smakeloos telegram. En dat is nog niet alles. Want voor een telegram m n est mon dan nog de pen .ter hand nemen. Maar met de teler/hoon behoeft ook dat niet meer. Wanneer straks ieder vertrek van dat onmisbaar toest. l zal zijn voorzien, zal alles per draad behandeld worden, liefde, vriendschap, be langen, koophandel.... alles! Men zal het leven bespreken. Er wordt niet meer geschreven. Wij naderen het einde van het handschrift, geloof mij vrij. Dit, zal zeer jammer zijn, want door het handschrift drong iaën door tot ia het inner lijke der karakters. Maar zouden er nog karakters zijn? Dezer dagen kwam in een salon de quaestie van Zandt, vrolke do hooiden warm begint te maken, op het tapijt. Onder de eersten die vurig party trokken voor de zangeres, was ook de barones de X. Deze wond zich bij haar edelmoedige verdediging hoe langer zoo meer OP, totdat zij vuurrood werd van dri.t. Haar man, die dit zag, wendde zich tot iemand die narist hem stond en sprak: Ziet ge, daar is nu niets aan te doen! zoo is mijn vrouw nu een maal. Zoodra zij de party voor de vervolgde onschuld opneemt, is zij »ch zelve geen meestur meer. l)an is 't een engel van drift!.... Feuillet, die te Versailles woont tegenwoordig om daar rustig en ongestoord ayn stuk voor het Theatre-Franrais te schrijven, had onlangs Benige vrienden bij zich. Men sprak over de liefde, het eeuwig nieuwe, en ook nu ontbrak het niet aan een stroom van theorieën. Het is een algemeena regel, aldus laat ecu, der sprekers zich liooren, dat wanneer een vrouw.... Mijn vriend, valt Feuillet hem eensklaps in do rede, spreek toch Hooit van algemeenen regel Als er van de vrouw sprake is, denkt i»en slechts aan uitzonderingen. A. B. _? LETTERKUNDE. Die Kreuzfalirer. Erzahlung aus dern dreiaehnten Jahrhundert von Felix Dahn. De serie van kleine romans uit den tijd der volksverhuizingen faeeffc Dahn ditmaal afgebroken tenzij met Felicitas en Bissttïa deze als geëindigd beschouwd moet worden om ons in die Kreusfahrer in de dertiende eeuw te verplaatsen. Voor een historischen roman is deze eeuw zeker een bg uitstek geschikt tijdvak; althans weinig tijdperken der geschiedenis bieden den dichter zulk een rijkdom van te verwerken sk>f. Vooral geldt dit van de eerste helft dezer eeuw, in welke Dahn's laatste roman ons verplaatst, 't Was een zeldzaam tooneel, dat de christenheid destijds te aanschouwen kreeg. De keizer, de heldenkeizer Fredérik II onderneemt een kruistocht naar 't Heilige land, en terzelfder tijd doet de grimmige paus Gregoor IX een kruistocht tegen den gebannen beizer prediken, verbiedt den christenen in het Oosten Frederik te ge hoorzamen en laat zijne Zuid-Ttaliaansche Staten verwoesten. Frederik tracht langs diplomatieken weg van sultan Alkamil van Egypte een. voordeeligen vrede te verkrijgen en tegelijkertijd werken de Tempelier!, wien de bslangen der christenen bovenal ter harte moesten gaan, den keizer zoo veel mogelijk tegen. Dit is de achtergrond van de schilderij, dia Dahn ons te genieten geeft. De historische gegevens zijn bijzaak. Hot is den schrijver niet zoozeer om den kruistocht te doen, als wel om de lotgevallen van enkele kruisvaarders, De lezer verwachte derhalve niet in dezen roman als 't ware den vijfden kruistocht mede te maken. Alleen het eerste bock verplaatst ons in 't kamp der kruisvaarders, en dan nog slechts op een eenzamen voorpost. Daar komen wij ia kennis met de hoofdpersonen van het verhaal; de grootste helft van dit eerste boek wordt ingenomen door een lang gerekt gesprek tusschen een duitschcu ridder, Friedmutk von Fragsburg, den edelen grootmeester der Duitsche Orue Hcrmann von Salza en Walther von der Yogdweide, en heeft ten dool den Icxer gelegenheid te geven op de hoogte te komen van de in gewikkelde tijdsomstandigheden. Dit gedeelte van 't verhaal eindigt met de gevangenneming van genoemden duitschen ridder en van zijn dienaar Ilezilo. Hot tweede boek verplaatst ons naar Duitschland, en de lezer hoort uit den mond van Ilezilo ea van een duitschen herbergier Böppele het verhaal hunner lotgevallen. Deze afdeeling is zeer vermakelijk, daar de avonturen van den laatstgenoemde en zijne snaaksche aardigheden wal geschikt zijn om de lachspieren in beweging te brengen. Maar hoe zeer met talent geschreven van dezen schrijver verwacht uien immers niet anders uit, deze beide afdc-elingen, die het eerste deel en daarmede de grootste helft van 't verhaal uitmaken, zou men toch den schrijver van Oilltins Trost niet herkennen. De lezing kan als lichte uitspauningslectuur zear zeker een aangename verpooziug verschaffen, maar de aar digheden van dea boertigen duitseker zijn toch niet van bijsonder fijn allooi. De tweede aftle.ding van die Kreusfuhrcr doet denken aan de romans vol avonturen uit da vorige eeuw, maar door een Dahn verteld .en ont> daan van de erotische- bijzonderheden, welke velen dier verhalen kenmerken, Zoo komisch als het tweede boek is, zoo tragisch is kot derde. Ik wil haar of hom, die Dahns roman nog niet ter hand nam, het genot deif lezing niet vergallen door den inlioud van dit tweede deel in bijzonder heden weer ts geven. Het behelst de lotgevallen van den duitschen ridder Fiïcdmuth na zijne gevangenneming. Hier komt Dahn eigenlijk eerst tot zijn recht; da levensbeschouwing, die uit sommige zijner vroegere wer ken spreekt, vinden wij in dit boek terug. Uiterst, treurig zijn de voorval* ICD, die ons worden geschetst Toch laat de lening een ik zou haast Keggen weldadigcn indruk achter, wegens den adel van karakter van Eommige personen. Zelfs vrouw Wulihcid, dat weinig vrouwelijke lid van het zwakkere geslacht, boezeiuh ons medegevoel in. Van zachtheid is bij haar geen sprake, en van teedcrhcid in hare liefde geen spoor. Toch heeft zij den man, die haar naar het altaar leidde, lief, al is het op hare wijze en wanneer iemand de hand naar het voorwerp haror liefde uit strekt, wanneer zij govaar loopt het te verliezen, dan is ieder middel baar goed genoeg, om wat zij haar recht noemt te verdedigen. Als karakters! udte is vrouw Wulfheid een der personen, die in div'.en romnn 't meest op den voorgrond treden; de indruk, dien wij van haar ontvangen is van hot begin tot het einde wat Dahna landslieden unJiciinisch noemen. Een scherpe tegenstelling met haar vormt Demu'.h; bij deze vrouw is do liefde slechts opoffering, voor ?,ich zelve vraagt zij niets, als slechts hij, dien zij bemint, gelukkig is. lx ie t haar eigen treurig lot drijft haar in den dood, maar 't bewustzijn den man, aien zij hare liefde schonk, ongelukkig te hebben gemaakt. Ridder Fnedosntk komt niet tot zij» recht; hij is een goede jongen, vroom en braaf; maar mij dunkt menig lezer zal zich afvragen wat, toch wel do oorzaak mag geweest, zijn dat deze man zoo vele vrouwenharten voor .zich deed kloppen. Buiten de strenge plichtsbetrachting, waarop hij roemen kan, heeft hij weinig aantrekkelijks. De historische personen, die in die verhaal optraden, Hermann von Salza en WaUher von der Yogelweide, zijn wel geschikt om den leger belang in te boezemen; zij vervullen ovcawel slecht? ondergeschikte rollen. Bijzonder fraai zijn de natuurbeschrijvingen van 't woeste Oost-Pruisen, die Dahn ons te g»nieten geeft; niet echt dichterlijken gloai zijn de bladzijden aan die landstreek gewijd, geschreven. Wat :t historisch gedeelte betreft, daarin zal raeu iemand als Daluj eist licht op een fout betrappen. Even wel komt ook i n dit boek een zwakke zijde van den historischen roman aan 't licht. Een roiran is wel geen leerboek voor geschiedenis; toch dienen de historische voorvallen die verteld worden, op waarheid te berusten. Is dit niet het geval, dan werkt een dergelijk verhaal slechts valscho voorstellingen in de hand. Al is echter aan dea hier gestelden eisch voldaan, dan blijft het voor den lezer, die niet in gelijke mate als de schrijver op de hoogte is van het behandelde tijdvak, dikwijls uiterst moeilijk om te onderscheiden wat historisch waar en wat aan des schrijvers phantasie ontsproten is. Vooral geldt dit van den tijd van keizer Frederik II. Tijdens zijn leven en na 2ijn dood deden allerlei verhalen en legenden omtrent dezen vorst de ronde. Wat was natuurlijker'? Door den een vergood en door den ander verafschuwd als ware hij de anti-christ, werd hij beurtelings ten hemel toe verheven en van allerlei boosheden beschuldigd. Ook in dit verhaal vinden wij daarvan voorbeelden; voor den lezer zal het evenwel dunkt mij moeilijk zijn OEI uit het hier gegevene zich een juiste voorstelling van den keizear te vormen. Toch erken ik gaarne, dat wat wij uit de gesprekken van "de verschillende personen in dezen roman over den keizer vernemen, een getrouw beeld jreeft van de verhalen die destjjda omtrent Frederik in omloop waren. Ook wat wij weten van den indrnb door het Oosten en da ongeloovigen op de kruisvaarders gemaakt, komt hier tot zijn recht. Als voorbeeld van 't geen met de zoo even geopperde bedenking bedoelt wordt, diene het volgende: Ten tijde van Frederikp kruistocht of kort daarna, werden de Tempeliers beschuldigd dat zij den keizer aan den vijand in handen hadden willen spelen. Latere onderzoekin gen hebben aangetoond., dat ook d& verbaal waarscbrjoijik

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl