Historisch Archief 1877-1940
No.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ik sprak daar cooeven van zijn gestrengheid als chef van een der meest
omvangrijke administraties van ons land. Maar van een anderen kant werden
mjj ook 4e meesjt treffende staaltjes van zyn goedhartigheid meegedeeld.
Zoo w«rd b. T. op Bekeren dag tegen een stationschef van een spoor
wegnet, d*t ond& zyn bestuur stond, een klacht, ingeleverd. Het gold een
lichte overtreding maa? de klager was in zijn recht en de chef werd door
Paulin T«labot tot e«n zware boete veroordeeld, die op zijn traktement
gekort w»rd.
?Maar de statrönschrf had een vrouw en drie kinderen. Dit kwam den
$>afroon ter ooréen den volgenden dag reeds zond hij onder couvcrt en
Bonder zich bekend te maken het dubbel bedrag der boete aan den schul
dige, dien hij had moeten straffen. En zoo iets gebeurde meermalen.
Zjj, die zoo in 't geheim weldoen, zijn dun gezaaid in dezen tijd van
nrise en scène.
In de handschriften schijnt ook al 'de klad te komen. Dtze week
werd er een verzameling verkocht, welke lang voor een der fraaiste en
aeldzaamste was gehouden, de collectie van baron Taylor. Men dacht, dat
het op de verkooping warm zou toegaan, want do catalogus bevatte meer
dan honderd beroemde namen.
Schrijvers, schilders, musici, tooneelschrijvers: Béranger naast Talma,
Victor Hugo en Rossini, Mll. M ara en Berlioz, Pradier en Dorval,
Yillentain en Horace Vernet. Beroemdheden van allerlei aard.
Helaas! de uitslag was bedroevend. Sommige brieven zijn bij het hoopje
?verkocht. De geheele correspondentie van Scribe werd voor 50 francs weg
gegeven. Die arme Scribe! het zal nog zoover komen, dat men hem bij
*fc gewicht kan koopen.
Zeldzame stukken zelfs vonden ternauwernood gegadigden. Bijvoorbeeld
een brief, waarin Alexandre Dumas père uitweidde over hetgeen er ten
gunste zgner aanstaande candidatuur voor de Academie alzoo zon kunnen
gedaan worden. Een der niet verwezenlijkte druomen van den grooten
Sihnjver, dien het Instituut als zoovele anderen aan de deur liet staan.
Zoo veel meer interessants nog werd er geveild, maar men bleef onver
schillig. Alweder een mode, die verdwijnt.
En die steeds meer zal verdwijnen, totdat het handschrift zelf eindigt
met totaal te verdwijnen. En dit zal gebeuren zonder twijfel in een niet
al te ver verwijderde toekomst.
Het een nekt het ander. De electriciteit pakt ons in. De telegraaf en
da tekphoon zullen het schrift verdringen.
Hoeveh-n zijn nu reeds veel te lui om te schrijven! Als Mine de Sévignó
in onze dagen leefde, zou zij zelfs de helft raindcr papier gebruiken, mis
schien zou z\j zich wel tot telegraphische dépêches bi-pa'.en om havo doch
ter de verzekering te geven van hare eens zoo woordenryke genegenheid.
Wolk een ontzaglijke omb er in gewoonten en de manier vun doen.
Hebben wij het niet veel ta druk om nog tijd te vindon voor de intieme
eu'respondentie? De schrijvers van beroep doeu langer niets gratis, zelfs
aiet vuor hun vrienden. En de rest bepaalt zich hoo langer zoo meer tot
tet hakkelend, laconisch smakeloos telegram.
En dat is nog niet alles. Want voor een telegram m n est mon dan nog
de pen .ter hand nemen. Maar met de teler/hoon behoeft ook dat niet
meer. Wanneer straks ieder vertrek van dat onmisbaar toest. l zal zijn
voorzien, zal alles per draad behandeld worden, liefde, vriendschap, be
langen, koophandel.... alles! Men zal het leven bespreken. Er wordt niet
meer geschreven.
Wij naderen het einde van het handschrift, geloof mij vrij. Dit, zal zeer
jammer zijn, want door het handschrift drong iaën door tot ia het inner
lijke der karakters.
Maar zouden er nog karakters zijn?
Dezer dagen kwam in een salon de quaestie van Zandt, vrolke do
hooiden warm begint te maken, op het tapijt. Onder de eersten die vurig
party trokken voor de zangeres, was ook de barones de X. Deze wond
zich bij haar edelmoedige verdediging hoe langer zoo meer OP, totdat zij
vuurrood werd van dri.t.
Haar man, die dit zag, wendde zich tot iemand die narist hem stond en
sprak: Ziet ge, daar is nu niets aan te doen! zoo is mijn vrouw nu een
maal. Zoodra zij de party voor de vervolgde onschuld opneemt, is zij
»ch zelve geen meestur meer. l)an is 't een engel van drift!....
Feuillet, die te Versailles woont tegenwoordig om daar rustig en
ongestoord ayn stuk voor het Theatre-Franrais te schrijven, had onlangs
Benige vrienden bij zich. Men sprak over de liefde, het eeuwig nieuwe, en
ook nu ontbrak het niet aan een stroom van theorieën.
Het is een algemeena regel, aldus laat ecu, der sprekers zich liooren,
dat wanneer een vrouw....
Mijn vriend, valt Feuillet hem eensklaps in do rede, spreek toch
Hooit van algemeenen regel Als er van de vrouw sprake is, denkt
i»en slechts aan uitzonderingen.
A. B.
_? LETTERKUNDE.
Die Kreuzfalirer. Erzahlung aus dern
dreiaehnten Jahrhundert von Felix Dahn.
De serie van kleine romans uit den tijd der volksverhuizingen faeeffc
Dahn ditmaal afgebroken tenzij met Felicitas en Bissttïa deze als
geëindigd beschouwd moet worden om ons in die Kreusfahrer in de
dertiende eeuw te verplaatsen. Voor een historischen roman is deze
eeuw zeker een bg uitstek geschikt tijdvak; althans weinig tijdperken
der geschiedenis bieden den dichter zulk een rijkdom van te verwerken
sk>f. Vooral geldt dit van de eerste helft dezer eeuw, in welke Dahn's
laatste roman ons verplaatst, 't Was een zeldzaam tooneel, dat de
christenheid destijds te aanschouwen kreeg. De keizer, de heldenkeizer
Fredérik II onderneemt een kruistocht naar 't Heilige land, en terzelfder tijd
doet de grimmige paus Gregoor IX een kruistocht tegen den gebannen
beizer prediken, verbiedt den christenen in het Oosten Frederik te ge
hoorzamen en laat zijne Zuid-Ttaliaansche Staten verwoesten. Frederik
tracht langs diplomatieken weg van sultan Alkamil van Egypte een.
voordeeligen vrede te verkrijgen en tegelijkertijd werken de Tempelier!,
wien de bslangen der christenen bovenal ter harte moesten gaan, den
keizer zoo veel mogelijk tegen. Dit is de achtergrond van de schilderij,
dia Dahn ons te genieten geeft. De historische gegevens zijn bijzaak.
Hot is den schrijver niet zoozeer om den kruistocht te doen, als wel om
de lotgevallen van enkele kruisvaarders, De lezer verwachte derhalve
niet in dezen roman als 't ware den vijfden kruistocht mede te maken.
Alleen het eerste bock verplaatst ons in 't kamp der kruisvaarders, en
dan nog slechts op een eenzamen voorpost. Daar komen wij ia kennis
met de hoofdpersonen van het verhaal; de grootste helft van dit eerste
boek wordt ingenomen door een lang gerekt gesprek tusschen een duitschcu
ridder, Friedmutk von Fragsburg, den edelen grootmeester der Duitsche
Orue Hcrmann von Salza en Walther von der Yogdweide, en heeft ten
dool den Icxer gelegenheid te geven op de hoogte te komen van de in
gewikkelde tijdsomstandigheden. Dit gedeelte van 't verhaal eindigt met
de gevangenneming van genoemden duitschen ridder en van zijn dienaar
Ilezilo. Hot tweede boek verplaatst ons naar Duitschland, en de lezer
hoort uit den mond van Ilezilo ea van een duitschen herbergier Böppele
het verhaal hunner lotgevallen. Deze afdeeling is zeer vermakelijk, daar
de avonturen van den laatstgenoemde en zijne snaaksche aardigheden
wal geschikt zijn om de lachspieren in beweging te brengen. Maar hoe
zeer met talent geschreven van dezen schrijver verwacht uien immers
niet anders uit, deze beide afdc-elingen, die het eerste deel en daarmede
de grootste helft van 't verhaal uitmaken, zou men toch den schrijver
van Oilltins Trost niet herkennen. De lezing kan als lichte
uitspauningslectuur zear zeker een aangename verpooziug verschaffen, maar de aar
digheden van dea boertigen duitseker zijn toch niet van bijsonder fijn allooi.
De tweede aftle.ding van die Kreusfuhrcr doet denken aan de romans
vol avonturen uit da vorige eeuw, maar door een Dahn verteld .en ont>
daan van de erotische- bijzonderheden, welke velen dier verhalen kenmerken,
Zoo komisch als het tweede boek is, zoo tragisch is kot derde. Ik wil
haar of hom, die Dahns roman nog niet ter hand nam, het genot deif
lezing niet vergallen door den inlioud van dit tweede deel in bijzonder
heden weer ts geven. Het behelst de lotgevallen van den duitschen ridder
Fiïcdmuth na zijne gevangenneming. Hier komt Dahn eigenlijk eerst tot
zijn recht; da levensbeschouwing, die uit sommige zijner vroegere wer
ken spreekt, vinden wij in dit boek terug. Uiterst, treurig zijn de voorval*
ICD, die ons worden geschetst Toch laat de lening een ik zou haast
Keggen weldadigcn indruk achter, wegens den adel van karakter van
Eommige personen. Zelfs vrouw Wulihcid, dat weinig vrouwelijke lid van
het zwakkere geslacht, boezeiuh ons medegevoel in. Van zachtheid is bij
haar geen sprake, en van teedcrhcid in hare liefde geen spoor. Toch
heeft zij den man, die haar naar het altaar leidde, lief, al is het op hare
wijze en wanneer iemand de hand naar het voorwerp haror liefde uit
strekt, wanneer zij govaar loopt het te verliezen, dan is ieder middel
baar goed genoeg, om wat zij haar recht noemt te verdedigen.
Als karakters! udte is vrouw Wulfheid een der personen, die in
div'.en romnn 't meest op den voorgrond treden; de indruk, dien
wij van haar ontvangen is van hot begin tot het einde wat Dahna
landslieden unJiciinisch noemen. Een scherpe tegenstelling met haar
vormt Demu'.h; bij deze vrouw is do liefde slechts opoffering, voor
?,ich zelve vraagt zij niets, als slechts hij, dien zij bemint, gelukkig
is. lx ie t haar eigen treurig lot drijft haar in den dood, maar 't bewustzijn
den man, aien zij hare liefde schonk, ongelukkig te hebben gemaakt.
Ridder Fnedosntk komt niet tot zij» recht; hij is een goede jongen,
vroom en braaf; maar mij dunkt menig lezer zal zich afvragen wat, toch
wel do oorzaak mag geweest, zijn dat deze man zoo vele vrouwenharten
voor .zich deed kloppen. Buiten de strenge plichtsbetrachting, waarop
hij roemen kan, heeft hij weinig aantrekkelijks. De historische personen,
die in die verhaal optraden, Hermann von Salza en WaUher von der
Yogelweide, zijn wel geschikt om den leger belang in te boezemen; zij
vervullen ovcawel slecht? ondergeschikte rollen. Bijzonder fraai zijn de
natuurbeschrijvingen van 't woeste Oost-Pruisen, die Dahn ons te g»nieten
geeft; niet echt dichterlijken gloai zijn de bladzijden aan die landstreek
gewijd, geschreven.
Wat :t historisch gedeelte betreft, daarin zal raeu iemand als Daluj
eist licht op een fout betrappen. Even wel komt ook i n dit boek een zwakke
zijde van den historischen roman aan 't licht. Een roiran is wel geen
leerboek voor geschiedenis; toch dienen de historische voorvallen die
verteld worden, op waarheid te berusten. Is dit niet het geval, dan
werkt een dergelijk verhaal slechts valscho voorstellingen in de hand.
Al is echter aan dea hier gestelden eisch voldaan, dan blijft het voor
den lezer, die niet in gelijke mate als de schrijver op de hoogte is van
het behandelde tijdvak, dikwijls uiterst moeilijk om te onderscheiden wat
historisch waar en wat aan des schrijvers phantasie ontsproten is. Vooral
geldt dit van den tijd van keizer Frederik II. Tijdens zijn leven en na
2ijn dood deden allerlei verhalen en legenden omtrent dezen vorst de
ronde. Wat was natuurlijker'? Door den een vergood en door den ander
verafschuwd als ware hij de anti-christ, werd hij beurtelings ten hemel
toe verheven en van allerlei boosheden beschuldigd. Ook in dit verhaal
vinden wij daarvan voorbeelden; voor den lezer zal het evenwel dunkt
mij moeilijk zijn OEI uit het hier gegevene zich een juiste voorstelling van
den keizear te vormen. Toch erken ik gaarne, dat wat wij uit de
gesprekken van "de verschillende personen in dezen roman over den
keizer vernemen, een getrouw beeld jreeft van de verhalen die destjjda
omtrent Frederik in omloop waren. Ook wat wij weten van den indrnb
door het Oosten en da ongeloovigen op de kruisvaarders gemaakt, komt
hier tot zijn recht. Als voorbeeld van 't geen met de zoo even geopperde
bedenking bedoelt wordt, diene het volgende: Ten tijde van Frederikp
kruistocht of kort daarna, werden de Tempeliers beschuldigd dat zij den
keizer aan den vijand in handen hadden willen spelen. Latere onderzoekin
gen hebben aangetoond., dat ook d& verbaal waarscbrjoijik