Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 407
lieVliaalt hij, zich tot de dames wendend: sik moet bekennen,
dat ik de Sterny's talent niet zoo hoog had geschat!"
»Ik waarachtig ook niet", bromt de vriend van Rossini; s hoe
hij den »Satan" heeft kunnen componeeren begrijp ik niet; maar
een meesterwerk is het, dat is zeker. Die melodieën die ons
overmeesteren, meesleepen, die onze zenuwen doen trillen!....
het is faetooverende muziek!"
»Dit is zeker, dat groote talenten tijd moeten hebben om te
rijpen," verklaart graaf L...., »wonderkinderen brengen het zelden
vcv in de wereld.
Herinnert een der dames zich misschien nog dien kleinen
Zigeuner, dien De Sterny eens op een avond bij ons heei't gebracht'.'"
»Ja »cen klein bochelije met een gcgalonncerdcn rok", zegt
een der dames.
»Kegn, neen dat was een ander. Ik meen een mooien, Hinken
jongen uit de Rue Ravestein" antwoordt de graaf.
Geen dar dames kan het zich herinneren. »En wat was er
van hem1?" vragen zij.
»Niets bijzonders", antwoordt de graaf, sik wilde hem alleen
aanhalen, a propos van wonderkinderen. Nog nooit heb ik fraaier
hooren improviseeren en toch wat is er van hem geworden?'
»Ja, wat is er van hem geworden?" herhalen de dames....
Op dit oogenMik hoort men eenige beweging?De Slcray betreedt
het orkest. Men juicht hem toe, men buigt, men drukt hem de
hand.
Hij treedt voor zijn lessenaar, laat zija blik glijden over zijn
muzikale hulptroepen?zij zijn voltallig. Plotseling wordt hij
doodsbleek, de dirigeerstok valt hem uit de hand... hij zou wel
willen vluchten... maar de blikken zijner voorname vriendinnen
zijn op hem gevestigd... hij tikt tegen den lessenaar, en door de
zaal weerklinkt de gezwollen openingsfuga van den «Satan".
De toehoorders halen teleurgesteld de schouders op, Gesa van
Zuylcn kan een spo tienden minachtenden glimlach niet weerhou
den. Langzaam, angstig slaat hij de oogen op het. gelaat van don
dirigent, van hem, die eens ziju alles was zijn God zijn
wereld lullij glimlacht bitter.
Daar zingt de alt haar eerste solo. Als door een clectrischen
schok getroffen zien de toehoorders elkander aan, zij luisteren met
ingehouden adem, maar ia grooter spanning dan zij a'ien, luistert
de violist Gesa van Zuylcn.
Een wonderlijk gevoel doorstroomt hem, een gevoel van frisschen
levenslust, van bedwelmende zaligheid, het gevoel waarmede hij
jaren geleden dat lied gesclireven hacl. Steeds opmerkzamer
luistert hij. De stem der verontwaardiging heelt geen tijd om
zich te doen hooren, zoo groot is het genot zijn werk te hooren
uitvoeren. Het is hem als ware zija ziel hem weder geschonken.
Hij wil slechts luisteren luisteren! Steeds luider worden
de toejuichingen. Als in een droom speelt bij verder;
lusschenbeide pijnlijk do schouders te zamen trekkend, wanneer een
bombastische proeve van de Sterny's talent zijn oorspronkelijke
schepping ontsiert.
»Nu komt het schoonste", fluistert iemand onder 't publiek.
»Dat moet een meesterstuk zijn, dat duet der verstoolcnen."
Droevig klagend, weerklinken de stemmen der scheidenden
zacht, onmerkbaar wegstervend mengt zich daartusschen het gezang
van den engel en herinnert hen fluisterend aan hun voor eeuwig
verloren geluk.
Gesa luistert luistert zija viool zwijgt hij ziet het
kleine groene vertrek, den glimlachendcn kunstenaar voor het
klavier en naast hem het bekoorlijke kind, de handen in elkaar
geslagen, het hoofdje gebogen als ware het plotseling te zwaar
geworden »Nessun maggior dolore " fluistert hij.
Het gcheele publiek juicht. Het orkest slaat op en
applaudisseert, de liefhebbers dringen naar voren maar... wat gebeurt
daar'? Hijgend, ademloos, het schuim op de lippen en woede in
zijn blik dringt zich een violist door de rijen van het orkest,
nadert den dirigent... «Schurk, moordenaar," roept hij en slaat
hem met den strijkstok in 't gezicht dan zinkt hij bewusteloos
neder.
De Sterny wrijft zich met de hand over 't voorhoofd, en terwijl
men den violist wegdraagt, zegt hij tot den nadertrcdendeu
kapelmeester, met die tegenwoordigheid van geest, die den man van
de wereld op het schavot heldenmoed schenkt: «Een plotselinge
aanval van delirium iremens. Gij haclt er toch voor moeten zorgen,
dai mij zulk een onaangename bejegening bespaard was gebleven!"
De repetitie werd voortgezet.
Men bracht den violist naar huis, en toen hij tot bezinning was
gejigflien, z.o.cht Gesa dadejijk in alle kastea en lijsten naar liet
origineele manuscript van zijn »Hel", waarvan hij De Sterny een
afschrift had gegeven.
Hij vond het manuscript niet alles wat hij vond waren de
brokstukken van zijn opera, die hij nooit beëindigd had.
XIX.
Tusschen den boulevard extérieur, de «Boulevard des crimes"
zooals het volk die noemt en de Buttes Montmartre ligt een
gedeelte der stad, dat in afzondering voor de Rue Ravestein moet
onderdoen, maar baar in ellende verre overtreft.
Geen treurende Heiland strekt hier zijn gekruisigde armen uit,
als wilde hij zeggen: ik had u zoo gaarne allen aan mijn borst
verwarmt, maar gij hebt mij de handen vastgenageld ik ben
machteloos'"
Geen geschilderde kerkramcn glinsteren hier te midden van al
de ellende en armoede. De ouclc kei k is afgebroken en de uieuwe
nog in aanbouw.
De eene oudheidkooper volgt hier op den anderea en
uitdragersstalleijcs, meestal door waakzame honden beschermd, staan
rij aan rij.
Een eigenaardigheid van het Quartier Montmartre is deze, dat
alles wat mon daar koopt gewikkeld wordt in oude courante»,
oude handschriften of beschreven muziekpapier. Overal ziet men
eporen van vernietigde kuastenaarsloopbanen en de puinhoopen
van ineengeslorto luchikasteelen.
DQ ontelbare, armoedige pensions wemelen van jonge kunste*
naars, die nooit iets zullen worden van ouden, die nooit iets
geweest zijn.
Tegen een achtergrond van lagen laster en morrende armoede
teekenen zich de uiigeleerdc gestalten van afgematte idealisten.
In zijne »petils poemes en prosc" beschrijft Baudelaire dvie
mensdien, die van vermoeidheid bijna bezwijkend, maar zonder
zich tegen hun last te verzeilen, drie onizahgehjke chimlèrcs
op den rug dragen, drie groole grijnsende hersenschimmen, wier
klaauwcn diep in hun vleesch geslagen zijn. Iedere kunstenaar
in liet Quaiücr Morilmarlre draagt zijn cliimèiv; deze houdt hem
staande, verdwijnt zij, dan is het ook met hem gedaan. Men
ontmoet menigten van aanmatigende dwazen, maar tusschen die
allen ziet men ook uu en dan een werkelijk groot maar veron
gelukt kunstenaar, die een laatste poging doet om te leven en
met bevende hand zijn naam in 't zand schrijft.
Zoo droomen zij dan, en zien reikhalzend naar den Boulevard
den weg van liet geluk; zij luisteren en wachten met de
verteercnile hoop van een speler.
~, ?. p
ft «???.?*????,
Eens op een morgen kwam in een der kleinste pensions van
de Rue de Sleinkeriruo ia liet Ouai'üerMontóai'tc, Gesa van Zuylcn
zijn intrek nemen, iiij was naar Rinjs gekomen om de Jluc
Raveslcin te onivluchten en omdat Parijs liet Galiforniëvoor kun
stenaars is.
Een tenorzanger, dien hij op reis ontmoet had, had hem dit
adres gegeven. Het was een rustige plaats om te werken," had
hij gezegd en Gesa wilde werken! Hij bezat nu duizend francs,
de opbrengst eener Amati-viool, die een vroeger beschermer hem
eens geschonken liarl. De viool was duizend francs meer waard
geweest, inuar wat kwam dat er op aan. Hij had geld noodig, en
voor dit verblijf in Parijs, waarvan hij zich zooveel voorstelde,
zou hij olies ten offer hebben gebracht.
....Hij hoorde weer den donderenden bijval, dien men s'jn
werk geschonken had, hij zag Da Sierny's nederbuigonde dank
betuiging en dan klemde hij de honden ineen van woede,
maar hij dwong zich weder tot kalmte. Hij wilde werken om
den bedrieger zij a gestolen koningsmantcl van de schouders te
rukken.
Ieder waar talent had toch ten minste eenmaal in zijn leven
een uur van zegepraal, en hij hij was geen talent, maar
een genie.
Hoe vrij ademde hij dien eersten dag na zijn aankomst in Parijs.
Zijn nieuwe bekende, de tenorzanger, had hem gevraagd »of hij
niet eens met hem een wandeling langs den werkelijken boulevard
wilde doen". Daarmede bedoelde hij den Boulevard tusschen het
nieuwe Uperagcbouw en de Madeleino. Gesa echter vreesde het
drukke rumoer, en terwijl de zanger zich spoedde naar het gewoel
van liet groole Parijs, met al de haast van een zooeven in de
hoofdstad aangekomen provinciaal, begaf do violist zich naar w,
Duttcs Wopimarii'c.
(Wordt v