De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 19 april pagina 9

19 april 1885 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 408 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Stelling hier was, zegt Yéron, heb ik hem een oogenblik gesproken. Hij ia ten eenenaaale overtuigd, dat hij bg de uitoefening van zijn kunst, geen het minste gevaar hoegenaamd kan loopen. Als men hem spreekt van vallen, dan antwoordt hij met de grootste kalmte: -vVallen ?.... Waarom ? Dat waarom ia even groot als de meeste beroemde historische woorden. O, als de staatslieden eens zoo goed hun evenwicht wisten te bewaren! Eens toch heb ik Blondin, die anders een onverstoorbaar aplomb heeft, piet zgn niond vol tanden zien staan. Cham was hem komen bezoeken en zat met hern te praten op dien toon van leuke ironie, die hem nooit verliet. Blondin werd een weinig boos en om aan het ietwat sceptisch gesprek ?van den cavicatuurteekcnaar een eind te maken, zei hij opeens: wel, mijnheer Cham, ei' is een doodeenvoudig middel om u op de hoogte te brengen van al de emoties, die ik gevoel. Doe mij de eer om op mijn rug te gaan zitten en dan zal ik met u over liet koord wandelen." De slag was raak en Cham. was overbluft, maar slechts voor een halve minuut. Na een oogenhlik zich bedacht te hebben, sprak hij: vik neem Uw aanbod aan, mijnheer Blondin." De acrobaat geeft een teeken van verbazing. Ik neem het aan, maar op óén voorwaarde.'! En die is." Op voorwaarde, dat ik u zal dragen en dat gij op mijn schonden guit klimmen Blondin was stom van verbazing en er was rede voor. Vande.Foire«!!.pflJn(Z'';J£>£ee$, hoe eentonig en banaal ook overigens, teb ik toch een aardigheid mede naar huis gebracht." Een parel, opgediept uit den woordenvloed eener dikke dame.' Het sujet heeft het gordijn dat haar voor de oogen van het nieuwsgierig publiek verborg, weggetrokken. Ka een buiging, het volgende op een toon van overtuiging uitgesproken: Ho.eren en dames, ik weeg drie honderd veertig pond. Dat is van mijn geboorte af al zoo geweest. Toen ik veertien jaar oud was, was ik reeds aoo dik, dat ik in een kamer met twee bedden moeït slapen..» A. E. L E T T E R K U N D E. GEORGE ELIOT'S LEVEN EN BRIEVEH door J. W. Cros. I. Men verhaalt van een gezelschap nieuwsgierige Amerikanen, dat sich groote moeite gaf zoo veel mogelijk te-weten te komen van George Eliot's manier van leven in het bekoorlijk plekje in Surrey, waar zij do hitto eu 't gewoel van Londen des zomers ontvluchtte, dat het eeiiige resultaat van huu volhardend pogen de kennis was dezer twee feiten: dat de beroemde echrijfster zich gaarne koesterde in 't volle zonlicht, terwijl zij de bran dende stralen vrij liet schijnen op haar onbedekt gelaat; en ten tweede, dat zij bijzonder veel van doperwtjes hield. Na mijn eerste vluchtig overzicht van het boek van den Heer Cross ge voelde ik mij bijna in 't zelfde geval als de teleurgestelde nieiuvsjagers, en moest mij nog afvragen: Wat was het dagelijksche leven de ware onvervalschte natuur van de vrouw, wier mannelijk en veelbevattend intellect assimileerde en in plasti sche vormen teruggaf de vermetele beschouwingen, het stoutmoedige scep ticisme, de nieuwe theorieën van de schepping, van het leven, van den plicht, van God, van de onsterfelijkheid, dia zich ontwikkeld hebben in hun verloop van Locke tot Kant, van Kant tot Conif o die daarna, bekrachtigd door de ontdekkingen van Darwin en anderen, en ia verschillende richtin gen ontwikkeld door Spencer, Lewes enz., zich ten laatste als het zuivero humanisme vertoond hebben in do leer van Fredarik Ilarrison en zijn school? Waaraan is hot toe te schrijven, dat deze conservatieve vromv, wiei? werken de bestaande gevoelens en beginselen omtrent het huwelijk en audere huiselijke verhoudingen onvoorwaardelijk ondersteunen met, een kracht, ongeëvenaard door n harer medewerkers op het geliied der fraaie letteren hoe kwam het dat zij de wetten vanhaar land zóó trotseerde en op den rijpen leeftijd van vijf en dertig jaar den stap deed die haar uitsloot van de maatschappij, waarvan zij waardig was een sieraad te zijn, van de vrienden die zij list' had met een aandoenlijke innigheid « den stap, die haar zich zelve en hare edele en veredelende werken onder een pscudonym deed verschuilen, opdat de waarde en invloed harer boe ken niet minder zouden zijn door 's lezers kennis van hare positie, en ten laatste, r.adat hare eerste verbintenis verbroken was door den dood van den man aan wien zij zooveel bad opgeofferd, van den man, die ? hoezeer het ook verkeerd ingezien was zich als een scherm tusschen haar en de onaangenaamheden der wereld geplaatst had, die meer eens moeder dan een echtgenoot voor haar was ten laatste op zestigjarigen leeftijd een vriend van den huize huwde, iemand vela jaren jonger dau ?,ij zelve. Deze stappeii in het loven van George Eliot kunnen den toe schouwer niet idealistisch toeschijnen en aangezien wij hen niet geheel wegcijferen kunnen, zouden wij gaarne eéne uitlegging hebben, opdat wij onverdeeld zouden kunnen genieten van de uitingen van een reusachtig intellect, een warm, toeder hart en eene reine, schoono ziel. Wij hooren het zoo dikwijls zeggen met een smalenclen glimlach, dat liet alles wel heel mooi en gemakkelijk is voor een schrijver om in zijn studeerkamer ideale karakters te schetsen en verheven gevoelens te uiten, zich over te geven aan een soort van sentimentaliteit en daarna uit te gaan in de wereld om zich als een zwijn te wentelen in zinnelijk slijk of blijk ta geven van laag egoïsme, kleingeestigen spijt, bekrompen dweepzucht alles eigenschappen waarvan hij zijn prozaïsche medemenschen beschuldigt. Wij hebbeu eaa nadrukkelijk betoog noodig van wat mijns inziens een diepe waarheid is, dat de wereld een spiegel is waarin ieder mensch zijn eigen beeld of ondervinding weerkaatst ziet. Eens schrijvers lievelingskaraktcra zijn zijn eigen beter ik, da gedachten die hij het meest herhaalt zijn die welke met zijn hartehloei geschreven zijn; en het schijnt den oppervlakkigen beoordeelaar een in* gewikkeld paradox toe dat de vrouw wier motto Plicht en Zelfverloo chening" was, zoo weinig zou handelen naar de beginselen die zij predikte door een leven te leiden van louter zelfgenot. Wanneer wij het onderwerp uit uit oogpunt beschouwen en tsvens in het belang van hen wier bezigheden, druk leven of luiheid hun belet de feiten to wikken en te wegen en do verschillende autoriteiten te vergelijken, zouden wij wenschen dat het boek van den Heer Cross anders ware; zooals het is geeft het ecu zeer esnzijdigen indruk van George Eliot's karakter. Het is uitstekend vooi' zoo ver het gaat en beantwoordt ten volle aan het doel dat de schrijver zich stelde: de gemoedswereld van Georgo Eliot bloot te leggen. Haar verstandslevcn, zooals de Heer Cross terecht; opmerkt, kunnen wij in hare werken vinden. Maar het plan van het boek heeft een grooto schaduwzijde; inderdaad de oppervlakkige lezer is ge neigd eenzelfde oordeel te vfcrraen over Georgo Eliot als Mrs Gaskells' lezer over Currer Bell: een hypochondrisch, zenuwachtig, licht tot tranen, bewogen wezen, een kruipende plant, die hare ranken uitstrekt, onverschillig rondom welken mannelijkcn steun zij zich strengelt, hoezeer ook kromgetrokken en neergeslagen door do stormen van ongeluk en schuld. Mrs Gaskcll volgde grootendeels de methode door den heer Cross aan genomen. Zij liet alleen die gedeelten uit de brieven drukken, die zijnoodig achtte tot de toelichting van Currer Bolls karakter. Dientengevolgo was het portret sterk gekleurd door '3 schilders persoonlijkheid; zoo col: hier in het zoogenaamde eigen geschilderd portret van George Eliot. Evenwel de heer Cross heeft de talloozo bewonderaars van George Eliot ten zeerste aan zich verplicht. De stof voor eene levensbeschrijving bestaat en de heer Cross heeft ons getoond waar die is te zoeken. Deza kostbare, vluchtige blikken in het hart van eene edele vrouw leeren ons welke hare levensbeschouwingen waren, hoe hare verhouding was ten opzichte van do grooto levensquesties over godsdienst en zedelijkeu plicht, hoe hare werken onstonden en zich vormden, welke leerstellingen zij sich vastberaden ten doel stelde te onderwijzen. Maar wij komen dat rJIes fragmentarisch te weten; een grondige kennis van hare werken en eenig begrip van de philosophie waarop zij gebouwd zijn, ia volstrekt noodzakelijk ah een tegenwicht voor de uitwerking van dit boek, hetwelk, op zich zelf gelezen, ons den indruk zou geven alsof de voornaamste ge noegens vau het grootste vrouwelijk genie waar de geschiedenis van ge« waagt, bestonden in thee, oesters, en eeuwigdurend liefkoozen en omhel zen zonder onderscheid des persoons. Daarvan krijgen wij werkelijk te veel te lezen. En toch doet, het ons niet onaangenaam aan dat wij deze genoegens vermeld vinden. In dezen tijd van geschil en discussie over de hoogero opvoeding onzer dochters is het zeer bevredigend te weten, dat da vrouw, eiie do meest mannelijke opvoeding harer eeuw genoten had die hut meest mannelijk en logisch intellect had, desniettegenstaande door en door vrouwelijk was; niet alleen eene bekwame huishoudster, eene eerste bereidster van boter en kaas, vaardig in het hanteeren van de jiaald, eene talentvolle musicienne, maar ook even afhankelijk van liefde en vriendelijkheid als eenig ouderwetsch voorstander van de rechten van een echtgenoot zou kunnen wenschen. Haar voorbeeld, wel beschouwd, toont niet alleen het onnoodige van de vrees aan, dat geleerdheid hefc vrouwelijke in onze jonge meisjes wegneemt, maar is tevens een treffend verwijt voor 'lis vrouwen en vooral jonge meisjes, die zich verbeelden dat esnige aanleg voor letterkunde, muziek of teekenen, een oppervlakkige kennis van boekenwijsheid hen ontslaat van huishoudelijke plichten en zorgen. Voor George Eliot was het dadelijksch leven \an den mensch ge heiligd. Diens stoffelijke behoeften, alledaagsche zwakheden, tekortkomin gen, vooroordeelcn wekten een teder medegevoel bij haar op niet uit goedgeluimde verdraagzaamheid, maar omdat zij hen begreep en er hartslijk in deelde. Deze diepe ca onpartijdige sympaiïiie, de eigenschap van een natuur ten ceneumalo onbaatzuchtig en buitengewoon vatbaar voor invloeden van buiten, schijnt mij niet alleen toe do bron te zijn van al haar kracht ca zwakheid als romanschrijfster, maai- ook van al haar kracht en zwaklioid als vrouw. Op sps'jlscho %vijz3 bekent zij dat haar oordeel niet altijd bijzonder verstandig is; zij heeft een zwak voor oude misbruiken, een Vüorliei'.le voor leslijke. honden dia niemands lievelingen zijn. En evenzot) heeft >:ij do msnschclijke natuur, vol gebreken, lief en gerecilclijk vergeeft zij de dwalingen van hr.n, die diep liefhebben. Liekleloosheid, egoisme is liet eenigu kwaad dat zij bevocht met hart en ziel. Dientengevolge vinden wij geen volmaakte onmogelijkheden, geen allesovertreftendo modellen van deugd in hare, werken. Eenmaal slechts tracht zij een model-held en heldin te schetsen met hefc gevolg, dat ten spijt van de warme bewonde ring van zulke bekwame letterkundige autoriteiten als Dowdeu, het grooto publiek Doroada eca verwaanden kwast blijft noemen en Sïirah een laffe speelpop. Hu ar was het echt menschelijke wsei' te goven sooals het s, niet zooals het hehoordo te zijn.Evenals Shakespere is zij een grootmoedig1 diepzinnig realist, die da vlekken en oneffenheden van het mcnschdom schildert met een getrouwheid, gelijk aan die vau de hollandsche kunste naars, waarvan zij een vurig bewonderaarster was1. Toch was het steeds haar streven aan te toonen dat het vlekken en oneffenheden waien, geen kanker in het hart van de nienschheid in wier eenmaal goddelijke volma king zij vast geloofde. Dus zoekt zij steeds naar het goede in hot kwade. Er is geeu zweem vau kwaadwilligheid in haar lach over de dwaasheid, haar humor veel meer dan haar pathos gelijkt dat, van Shakespere ea zij liefkoost den dwaas even teedei1 als Geutle Will" ooit deed. (Slot wlgt.) E. J. Ir ving.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl