De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 26 april pagina 10

26 april 1885 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

?10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 409 stemmen werd door genoemden tak onzer volksvertegenwoordiging de, door den Heer Rooseboom den geachten afgevaardigde uit Arnhem op onderartikel 4 van het VIII Hoofdstuk der Staatsbegrooting voorge stelde wijziging aangenomen, na verwerping met 33 tegen 31 stemmen van die, voorgesteld door de heeren Kielstra, Mackay en Schepel, ten doel hebbende om de bevelhebbers in de militaire afdeelingen te doen vervallen. Daardoor besliste de vergadering, dat, in de plaats van de tegenwoordige afdeelings-bevelheblers, zullen moeten komen stellingcommandanten en wel in de stelling van Amsterdam en in de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en dat het aantal ganeraals met n wordt verminderd. Niet alleen zijn dientengevolge twee van de drie ter dood veroordeelde opperofficieren in het leven behouden, maar is ook door de volksvertegenwoordiging aan den Minister van Oorlog te kennen gegeven, dat zij eene wijziging verlangt van de bestaande organisatie, welke, hoe vreemd het moge klinken, geen reke ning houdt met de commando's in beide genoemde, zoo gewichtige gedeelten onzer liniën van defensie. Wij zeiden, in navolging van den heer Booseboom, hoe vreemd het moge klinken"; toch is deze leemte zoo vreemd niet, als men ziet hoe de organisatie van 1881 met tal van zaken geen rekening houdt; bedenkt, dat zij ontworpen is, gebaseerd op een wetsontwerp, dat destijds reeds weinig kans had van te worden aangenomen en nu nog minder dan ooit van tot wet te worden verho ven; zich herinnert, dat wel een 42«tal compagnieën infanterie werden gecasseerd volgens den generaal Booms en eveneens de cavalerie werd gereduceerd, maar geenszins de noodige vestingtroepen werden in het leven geroepen, zelfs niet tot hot leveren der noodbezettiügen van de forten ea liniën.* Hoe het zij, door de aanneming van het amendement en nis, do verHaring van den Minister van Oorlog, dat cok hij doordrongen is ge weest van de wecschelijkheid om die commandanten te benoemen," welke tot nog toe slechts aangewcsen zijn, doch dat hu van die benoeming alleen is teruggehouden door de geldelijke gevolgen", zal weldra een Konink lijk besluit moeten verschijnen, waarbij de betrekkingen van Commandant van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie" en Commandant van de stelling van Amsterdam" gercreëerd en tevens den werkkring en bevoegdheid dier titularissen nader omschreven worden. Eet groote gewicht der zaak, wclko het hier geldt, noopt ons eenige beschouwingen daarover ten beste to geven, in de hoop, dat zij ecnigszinu mogen bijdragen tot bereiking van het deel. met de instelling der genoemde betrekkingen beoogd. Dat doel is zooals de heer Ilcoseboom reeds heeft gezegd om in de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en in da stelling van Amsterdam n persoon te hebben, die het algemeen toezicht houdt over de verdedigingswerken eii vcrdodigings-(ook inundatie-)mid delen; die zorgt, dat alles steeds in zood.inigen staat gehouden wordt, dat het gereed is, wanneer het wordt vcreischt, die zich volkomen op de hoogte houdt ook van de geringste veranderingen in alles, wat de linie betreft; op wien alzoo de wlle verantwoordelijkheid rust, dut de U nis of stelling op elk getvild oogeriblïl: geheel aan haaf doel leanticoordt. Van zelf volgt uit het vorengenoemde, dat die persoon in oorlogstijd; ook het bevel zal voeren in de linie of stelling, dat derhalve alle bevelen aan de verschillende wapens, dienstvakken enz. behoorende tot of inge deeld bij de bazettingstroepen van hem moeten uitgaan, of wel door zijne tusschenkomst aan de verschillende commandanten behooren te worden overgebracht. Evenals nu aan andere autoriteiten, die het bevel voeren over verschillende wapens, personen zijn toegevoegd, om de gege ven bevelen te helpen ten uitvoer brengen en het toezicht over de uit voering zelve te houden, behoort voorzeker ook de commandant in da linie ol stelling door een dergelijk en staf te worden bijgestaan, gevormd door den chef van den staf, den chef der intendancc, den chef mm den gcneesJcundigen dienst, den ccmmandani der infanterie, den commandant der artillerie, der commandant der genie, met het hun toegevoegde hulp personeel en een adjudant. Zal nu de linie werkelijk op elk gewild oogenblik gereed kunnen zijn, dus geheel aan haar doel beantwoorden, dan zal het wel geen nader betoog behoeven, dat die staf, om den commandant in de volbrenging zijner grootsche eu omvangrijke taak to kunnen ter zijde .staan, ook reecis in vredestijd werkzaam moet wenen, alzoo behoort te zijn aangewezen en met dan commandant iii dezelfde plaats gevestigd. De verantwoordelijkheid, welke dien commandant wordt opgelegd, brengt verder mede, dat evenzeer de verschillende frocpc«, enz. ia vredestijd onder zijne bevelen behooren te worden gesteld, opdat door hem de gchceio oefening fean worden geregeld, geleid en nagegaan. Eerst wanneer aan deze beide voorwaarden is voldaan en bovendien van hooger hand de bcnoodïgde middelen niet worden onthouden, om do linie in gereedheid te brengen en te houden, kan er sprake wezen van den commandant in de linie of stelling verantwoordelijk te stellen voor hetgeen later blijken mocht aan een en ander te ontbreken. Het vorenstaande zal, dunkt ons, voldoende hebben doen uitkomen van hoeveel gewicht de genomen beslissing is en welke daarvan do gevolgen zullen zijn. Immers, behalve van de instelling van commandanten in de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en in de stelling van Amsterdam, zaïtegelijkertijd de nieuwe organisatie moeten gewagen van het oprichten van een staf bij die hooge dignitarissen en het stellen onder hunne bevelen van do troepen, aangewezen voor de bezetting der vestingen, forten, ens., gelegen in die beide liniën van defensie. Wanneer men tracht het vraagstuk op te los?en, da* thans door de volksvertegenwoordiging aan den Minister van Oorlog is gesteld, dan zal men ontwaren dat dit met zeer vele bezwaren ge-paard güat. althans, indien de oplossing beantwoorden moet aan de hiervoi en gestelde cisehen. En zij is te moeilijker, doordat aan het legerbestuur tn generaal-majoor ia ont nomen, che zoo uitmuntende diensten zoude hunnen bev.-iizen a'scomrenndant in het Euidörfrontinr der groots .,Yo;iiiiïj noüar.d'', te weten da stellir..üfn van het Hollandsen Diep eu hot \Vlkc-y.-ik «i van >;o raonden dor Maas t\\\ van het HaringvUoi. "Wij b; t-.'ev.iva iv-i. z-\i. u,u ';i 'icw iiict de aandacht ia gevestigd, noch door den heer Schimmelpenninck van der Oye, die voor het behoud der drie generaals-majoor pleitte, noch door Minister van Oorlog, die alsdan het bevel in de derde militaire afdeeling evenzeer aan dien commandant zoude hebben kunnen opdragen, ala hjj voornemens is te doen ten opzichte van de beide andere militaire afdeelin gen, noch door den heer Rooseboom zelven, die voorzeker evenmin het nut van dat commando zal ontkennen. Had hij hierop gewezen en dit zoude niet moeielijk zijn geweest dan zoude hem de eer zijn ten dael gevallen van niet alleen de organisatie te hebben gewijzigd in over eenstemming met de behoeften voor oorlogstijd, maar ook van geen enkelen opperofücier te hebben gedood, zooals nu feitelijk het geval is, daar de volksvertegenwoordiging gaarne den Minister de thans bespaarde (?) f4140 zoude hebben laten behouden, indien zij overtuigd wave geworden, dat die som werkelijk voor nuttige doeleinden dient. Ware ook het leven van dien derden generaal-majoor gered, dan zouden de standplaatsen der drie linie- of stellings-commandanten hebben kunnen zijn Amsterdam, Utrecht en Dordrecht, waar thans reeds gevestigd zijn cle intendanten en de hooiden der militaire siclccKinrichtingen in de militaire afdeelingen alsmede de commandanten in het 2e en Ie artillerie' oommandcmcnt en die in het Ie, 2e en 3e geniccommandement de aange wezen chefs van de intendance en van den geneeskundigen dienst en commandanten der artillerie en genie, deel uitmakende van den staf dier commandanten. Door den bevelhebber met zyn adjudant van uit'aJ?osc/« naar Dordrecht te verplaatsen, en evcnzoo den commandant in het 3e artilleriecomraandement Dordrecht in plaats van GorincJiem tot stand plaats aan te wijzen, zoude met opheffing der 4e artillerie- en genie« commandemeuten reeds een groot gedeelte van het gewenschte zijn verkregen ea het nu nog slechts noodig wezen de 3 chefs van den staf en commandanten der infanterie te benoemen. Voor eerstgenoemde betrekking zijn hoofdofficieren van den gereralea staf, voor de laatstgenoemde hoofdofficieren der infanterie de aoDgewe* zen personen. In verband met de bestaande orgatiisatiën zoude de generale staf met 2, en het wapen der infanterie met 3 hoofdofficieren behooren te worden uitgebreid, zoo noodig met kapiteins of luitenants als adjuncten of adju« danten. De kosten, aan die uitbreiding verbonden, zouden gedeeltelijk bestreden kunnen worden uit de vrijgevallen sommen ten gevolge van do opheffing der commandanten in het 4e artillerie- en het 4e geniecommandement, terwijl in het belang der promotie van de artillerie ea genie, welke door die opheffing n hoofdofficier zouden moeten derven, de bepaling gemaakt zoude kunnen worden, dat de te benoemen linie* en Etellingcommandanten uit die wapens zullen worden gekozen. Do 3 hoofdofficieren der infanterie moeten kolonels wezen, om steeds hoogeren rang te hebben dan de commandanten der bataljons infanterie, die als bezettingstroepeu zijn aangewezen en, op grond van het in den beginne vooropgestelde, van hunne respectieve regimenten moeten wordea afgenomen en, naar gelang van het in de linie of de etelling benoodigda aantal infantérietroepen, zoo noodig tot regimenten van 3, 4, 5 of meer bataljons kunnen worden gevoegd, evenals de compagnieën vestiugartilleric, welke reeds dat regimentsverband bezitten, hetgeen wellicht in vre* destijd op administratief gebied eenige voordeelen kan opleveren. Het wapen der infanterie zoude op deze wijze een schadeloosstelling bekomen voor de hierboven genoemde uitsluiting van het opperbevel in de linjën of stellingen. Wilde men er toe overgaan, om ook de cavalerie en artillerie aan de infanterie der divisiën toe te voegen hetgeen zeer gewenscht en boven dien in overeenstemming met de oorlogsorgauisatie zoude zijn dan zouden ook do commandanten dier divisiën niet langer uitsluitend uit de infanterie behoeven te worden genomen, als wanneer tevens hetzelfde toegepast zoude kunnen worden op de benoeming der linie- en stellingcommandanten, met deze restrictie, dat van het aantal generaals-majoor een gelijk, of ten minste evenredig getal van de verschillende wapens afkomstig behoort te zijn. Dezelfde beginselen, hierboven aangegeven, bohooren onzes inziens in acht genomen te worden, nu slechts twee linie- of Etellingcommandanten kunnen worden benoemd. Naar onze meening ware het wellicht het beste, hef. bevel over het door ons genoemde zuiderfrontier der vesting Holland" roorlcopig d. w. z. totdat later de bciioodigde gelden zullen Eijn toegestaan op te dragen aan den te benoemen commandant der stellingvan Amsterdam. Terwijl alzoo de coramandaat der nieuwe Holland sche Waterlinie het bevel voert over alle bezettingstroepen, zich bevindende in de lijnNaarden?Utrecht?Gorïnc hem?Geertruide riberg en de ten ooste» daarvan gelegen verdedigunswerken, zal het commando van den andere zich uitstrekken over die, gelegerd ten westen van die lijn, of liever terreinstrook, bchcorende tot cle Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Volgens de dislocatie dier troepen op l Mei a. s. zullen alsdan 4 bataljons infanterie1 en 15 compagniën vestingartillerie ressorteeren onder den commandant der stelling van Amsterdam en 5 bataljons infanterie, benevens 25 com pagniën vesting-artillerie onder dien der Nieuwe Hollandsche WaterlinieIn hoeverre het bovenstaande door het legerbestuur in praktijk zal worden gebracht, zal ons de toekomst leeren. Hoewel wij ons te dezen opzichte geene illusiën maken, afgaande op het feit, dat de zoo menigmaal afgekeurde organisatie van 1881 nog onlangs veroordeeld in de ver gadering van '20 Februari jl. der Yereeniging ter beoefening van de fcrijgswetcnschap" nog steeds gehandhaafd blijft en er geene kenteekenen aanwezig zijn van eene spoedige invoering eener organisatie, geheel gebaseerd op oorlogstijd, hebben wij toch gemeend ons gevoelen terzake te moeten doen kennen, om langs dezen weg, in ruimen kring-, de aan dacht op deze, voor de landsverdediging zoo gewichtige, zaak te vestigen, Mavor».

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl