Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 409
jfljéht ta verklaren dat de stap, dien het meerendeel liarer
landgenqoten eenvoudig brandmerkten als onzedelijk, door haar gedaan
met een volkomen rein gemoed, gehoorzamend aan wat zij een
«rot noemde. Zij had met de traditie gebroken en beschouwde
) zooals bjy zich zelf beschouwde: een vrij man. Het ia hier niet de
plaats de juistheid of onjuistheid van haar oordeel in overweging te
neottn. Wel moeten wij gewagen van de reinheid harer bedoelingen, de
ojrtjerispelüke wiJze waarop züzich kweet van de plichten die zij zicli
zelve op de schouders had gelegd, gedurende haar geheel edel doch droevig
Jeven.
'Bet is nujn wensch in dit opstel de rechten te handhaven, die George
Eliot heeft op den hoogen rang van een zedenleeraar. Het is waar dat
. hare werken een geest ademen, lijnrecht in strijd met datgene, hetwelk
een keerpunt in haar leven was. Zij dringt aan op den plicht het juk te
dragen dat ons is opgelegd door geboorte, afkomst, nationaliteit, van
banden die wjj zelve gemaakt hebhen tengevolge van ons eigen of
anclerer verkeerd inzicht. Zij is geneigd, de soort, het mcnsclidom in het al
gemeen hooger te stellen ten koste van het individu. Zij predikt de
plicht van zelfopoffering, zelfs onzen meest onschuldigen genoegens
dea kop in te drukken waar het onzen naasten tot voordeel kan strek
ken. Met Browning verklaart zij dat de Liefde het e enige goede in de
wereld is hem engehjk, gelooft zij in geen andere onsterfelijkheid dan
in het zieleleven van het menschdom voor wien zij was en nog is: een
brpn van kracht. Doch dit wordt ons niet in hare boeken opgedrongen.
Zo ademen den geest van liefde en zelfopoffering die te allen tijde het
hoofdbeginsel van het Christendom geweest is door voorbeeld en
Voorschrift vermanen zy tot het edele en goede zij drukken medegevoel
n eerbied uit voor iederen vorm van godsdienstig geloof en met al hnn
realisme vinden wij er geen spoor van zinnelijkheid. Dat zij diep
zwaarmoedig zijn, 'is niet te ontkennen. Doch wanneer wij hen lezen in den
geest Tftn baar persoon en tyd, is er geen meer belangrijke en veredelende
«tudie dan de verken van George Eliot.
E. J. Irving.
VERS FLAMANDS EN FRANCAIS,
van Frantz van Peteghem.
Toen ik dit Werkje ter hand nam, dacht ik, dat, het vlaamsclie verzen
bevatte, welke de Heer van Peteghem, ten onzent wel bekend als
talentvol architect, vertaald had. Later vernam ik echter, dat hij volbloed
flamingant -* deze verzen in het vlaamsch heeft gedacht, en in het
fransen geschreven.
Ofschoon da Heer van Peteghem niet is Ie Pointe des Modcrnib'?, die
ons nog 'ontbreekt, spreekt er tocli uit zijn kleinen bundel meer dan
gewoon talent.
Het begt bevallen mij de kleine verzen Tristcsse itrangc, Progrès, Au
8otdevard en Soir d'hiver. Daaruit blijkt, dat de schrijver sentiment
bezit, en zijne gedachten in een bevalligen vorm weet te gieten. Ook «/?/.
Type, vol fijnen humor, kan onder de best geslaagden worden gerekend.
Minder gelukkig geslaagd zijn dunkt mij, de grootere verzen Lc hant
tttt Poëte en Echo Lointain.
Meer werkelijkheid" zou ik den Heer van Peteghcm en ook onzo
andere jonge dichters willen toeroepen. Wij hebben nu zooveel vaarzen
op bleeke maagden, teringachtige dichters, klaterende beekjes en
Llocdelooze schilderessen gehoord, dat wij gaan snakken naar krachtiger kost.
Tot besluit wil ik het eerste gedeelte van Soir d'IIivcr afschrijven, om
aan te toonen, dat de Heer vun Peteghem een ontvangen indruk niet
fijn gevoel en juistheid wedergeeft.
La neige froide couvre a vee un morne óclat
JL.es toits accnmulés et noyés dans la bruine
Le jour silencieux lentement se consuma
Dans Ie poudroyement d'un brulant incarnaf,
L'ombre humide descend avec des frissons sombres,'
Les flèches et les tours vaguement estompés
Voltigent incertains, comme des ifs tombes
Du ciel, lents et fatals, dans les tristes décombim
A. C.
X>us Niederdeutscïie ScJiaiispiel. Zum Kulturleben
Hamburgs. Berlin, A. Hofmann & Comp. 1884.
Onder dezen titel heeft Karl Theodor Gnedcrtz een werk in tweededen
uitgegeven, met bijzondere opschriften: I. Das Niederdeutsche Drama
voq den Anfangen bis zur Franzosenzeit", en II. Die plattdentsche
Kompdiéim neunzehnten Jahrhundert".
lp onze dogen, waar de strijd tusschen de conventioneele of academische
en de natuurlijke kunst opnieuw en met meer geestdrift dan ooit, wordt
gevoerd, kan een werk, waarin zich de natuurlijke volksbeschaving in
eigenaardige letteren afspiegelt, niet onwelkom zijn,
Op dezelfde plek van het liefelijke, bergachtige Thuringsche woud",
waar vóór vierd'half honderd jaren Martijn Luthcr zijne wetgevende
bijbelvertaliiig bewerkte, en aan de dialectspraken den hevigsten stoot
toebracht,, op het heerlijk slot van den hertog van Heiningen, op den
Wartburg (hét eenigst burgerlijk monument in Romaanschen stijl van
geheel Duitschland), op dat kasteel, of aan den voet daarvan, schreef in
onze dagen Fritz Reuter zijne platduitsche verhalen. Op diezelfde plek,
op de Villa Reuter" bewerkte ook Gaedertz zijne uit meerdere archieven
verzamelde brokstukken als een spiegel van vroeger volksleven, en ver
heft aan de hand van den te vroeg gestorven dichter de volkssprake tot
eere, dat niet alleen den geleerden Dr. Jan te Winkel maar nog hon
derden anderen (realisten ot geen) allen die meenen dat de taal"en de
kunst óra 't volk en dóór 't volk leven, het hart zal opengaan van
genoegen.
Voor den Nederlander (Vlaming of Hollander) ligt er nog eeiie
bijzondere voldoening in de verschijning van dit werk. Isiet alleen is het
een positief genoegen hier een aantal stukken te vinden geschreven in
't dialect waartoe ook het Nederlandsen behoort, waarvan het de naaste
verwante is, maar ook eene negatieve voldoening dat hier 't bewijs wordt
geleverd, hoe oneindig veel er van de oude Nederlandsche en
Nederduitsche letteren moet verloren zijn gegaan. Het staat ook vast dat in
geheel Noord-Duitschland voor geen tiende zoovele dramatische werken
voor de 16e eeuw geschreven werdea als in Nederland, ja, dat de oudsta
bekende burgerlijke dramatische gedichten slechts opklimmen tot de
zestiende eeuw, terwijl er bij ons vau minstens tweehonderd jaar vroeger
behouden bleven.
Maar (wij moeten het bekennen) het scheelde weinig of ook on?°i
letteren hadden den schijn, vóór de zestiende eeuw slechts geestelijk»
spelen te hebben bezeten. Wij hebben wellicht slechts aan eeneu enkelen
man, den lieer Hulthem, den rijken boekverzamolaar van Gent, het
behoud dier oudere werken te danken.
Iedereen begrijpt dat ref. bier het beroemde ..Hulthemschc handschrift"
op 't 003 beeft, waarin het belangrijke stuk Esmoreit" en zoo veio
anderen staan te lezen.
Mr. II. E.Moltzer(Demiddel-Ncderlandsche dramatische poëzie) vroeger
reeds Jonckbloet en vele anderen hebben daarover uitvoerig gehandeld,
zoodat wij niet erbij behoeven stil te staan. Docli bij de beschouwing van
hetgeen Duitschland in vroegere eeuwen aan burgerlijke volksspelen heeifi
opgeleverd, komt ons die kleine schat nog veel kostbaarder voor.
Wat van het oudste, Duitsclie, burgerlijke drama vóór de zestiende
eeuw is overgebleven zijn slechts enkele komisclie tooneslen die uitsluitelijk
in verband met ccn Paasch- of Kerstmisspel voorkomen.
Gaedertz begint met de waarschijnlijkheid aan te nomen dat reeds ten
tijde van Karel den Groote, die als de stichter van Hamburg wordt
beschouwd, dramatische voorstellingen plaats hadden. Maar al spreken
Angilbert en anderen ook van jaciüalorcs en histriones, spelers waartegen
gewaarschuwd moest, worden, weet men toch niet of dit slag van
meaEchen iets anders was dan koorddansers, hoepelspringers, goochelaars, enz.
gelijk die iu later eeuwen bij menigte onder denzelfden naata voorkwa
men; hef zij dat Frederik Iïarbaro?sa in da 12e eeuw een schitterend
bruiloftsfeest te Mcnz vierde, of dat Willem van Henegouwen, in do
14e eeuw zich op reis van klooster tot klooster kunstemakers liet komen.
Overal en voortdurend worden spelers genoemd, maar zelden vindt men
die in gvoot.cn getale bijeen, Tu da Hulthemsche" spelen vau omtrent
11)80 "uOV'it <>;?n zekere georganiseerde troop verondersteld.
Ondcrtnssehtu is het tooneelstukjo wat door Gaedertz als het oudst
door hem ontdekte en in de taal der zestiende eeuw geschrevene wordt
opgegeven van zulk ccno naïveteit d;ifc wij den oorsprong daarvan gerust
een honderd jaren vivugor kunnen sMlen. tiet is eigenaardig aan het
oudo Duitse!)?! drama dat er bij voorkeur ondcvivcrpcn aan du geschiede
nis ontleend in wcr.leu behandeld, terwijl dit, in het Nederlandsche spel
slechts middellijk het geval is. In het Iloogdintsch voegde men zelfs hall'
moedwillig historische tooneelen aan drama's toe dis aan 't nlledaagschfl
leven waren ontleend, liet oudste sti'.kjc nu door Gaedertz medegedeeld
is ecr.e gedramatiseerde Knrelsagc, v;ike eigenlijk in de ICe eeuw niet
meer in ck'u geest des t i j'Is ls-g, IIoo het ook zij ziehier den i-ilioii'l.
Keizer karul overlegt met zijncu hofnar Kïa% oene humoristische ug;:iir,
die alle eigennamen verdraaid uitspreekt, welke held. der wereld waardig
zou zijn met hein in hot strijdkamp ts treden. En zie geen enkele held
de:- oudheid, noch .To-;;i;t, noch lïoclor, DaviJ, Alaxander, noch Judas
Makkabaeus kan zioh m^i dea keizer nieten; allen overwint hij. Alleen
Sterkader, il. i. ds canduiaalscho of Deensohe l'eus, die het Noordschtt
Heidendom vertegenwoordigt, zaoals .Kavel liet Christendom voorstelt, kan
met eoniga hoop op zegen liet zwar.rd tegen den keizer opvatten. Maar
ook hij moet het onderspit delven. Stervende roept hij uit:
nc!!if;o Wouo, nu Ichri mi Ui perii;
Lat tui Uem'iucii, il; Ijun 'i v;ol v.crJ.
iHo vcrawimc'li (valt
i" zwijni.i;.
Klus.
lï'jt r ra ilo duvel halt1.' nt 1:; i;at spil:
Ku lat uiis tiaiissei], wat 't tns; liullen vrilJ
Daarop volgt eene algeraeene rondedans. Sterkader (Starkard) is naat
't, Walhalla gereden.
Overbekend zijn do Fastnachtspielc", waarvan er drie, in't Nedcrduitsch
van 't einde der 15e eeuw geschreven door Atlelhert von Keiler ia zmia
verzameling (Stuttgart 1853 en 1858) zijn uitgegeven, en die een door
en door zedelijk karakter dragen, hetgeen met anderen niet altijd het
geval is.
Voor :t overige bezitten tlezo Fastnaclifspiele" slechts zeer geringe,
dramatische waarde en kunnen bij onzen Ksmorcit enz., op verro na niet
vergeleken worden. De eigenlijke nederduitseho dramatische poëzie ta
Hamburg ontwikkelt zich eerst in het eerste vierendeel der zcventiendfl
eeuw, doch wij kennen uit onze eigene dramatische letteren De
Dade.sche Schlümmer" (De dictsche Slempcr) door Johann Stricer een Lubelsscheu
geestelijke aan 't einde der zestiende eeuw, als vermaning tegea allerlei
onmatigheid geschreven.
De udesche Schlömmsr1' hangt innig te samen tnefc Don Sjilcgel
van Elekerlyc" enden Homulus" van Petrus van DIest, in de eestientle
eeuw te Antwerpen en elders gespeeld. Dezen op hunne beurt tooneu
weder eene innige verwantschap met den engelschen Every-man", den
Duitsehcu .,,led weder", enz. gelijk meu lezen en verklaard kan vinden in
eene verhandeling getiteld Caractire internationale do la littórature
flamande" afgedrukt in het tijdschrift Sluseon", aan internationale
letteren gewijd, jaargang 1S81, van Prof. Dr. Paul Alberdingk hijm,
waar ook de veulera bronnen ter behandelin? van dit onclerwci1» aange
geven zijn.
In den loop der zeventiende eeuw werd de opera, to Hamburg de drao ester
en voortplantster .van het einheimischo" drama en niet zacht rijn
(Jinysaador eu tto Linducr 'm nieuwere tijd daartegen uitgevallen, al hebben