De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 3 mei pagina 3

3 mei 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

T* VAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -,-v ikjurade in .dat ge val 'ode «tfeüplc "en onjuist zijn, want onze poh'tiertelt kranige, fatsoen* «, «nmllSarti elementen; de boel marcheert echter niet en al de. pf» ;tDA)tmett tan hét korps te zamen kunnen niet beletten, dat, onbeitaande omstandigheden, velerleidiDgen spaak loopen en er steeds - ? '--- ? ? ? '.M . /Töor&t me|» het Baidig scbrfc'ren van Jan Aqtwriu» ,m»ar dit zal my kond laten. Ik achtte het mijn plicht en geloof toawdea koning uit Schiller'a " t» fouten nazeggen: Blk heb het mijne gedaan, Kardinaal, j onTerscMig is het mij, wien men onder dien kardinaal wil ,Vér*t»»1|; ,dé, een mig denken dat ik den gemeenteraad, een ander dat ik 4e» Dufgém««ster, -e>n derde dat: ik politiemannen heb bedoeld. Men , denke .wat .men :wil, op; voorwaarde dat men mijne pogingen, de po« JiBgè^tan'JtfflgtHplland schrage. . .Of ,. er -echter spoedig veel van de, ook door mij vurig begeerde 'reorganisatie; zal komen "is eene andere quaéstfe; ik ben wel een beetje bang, dat di« e, ven lang, op zich zal laten wachten als de letter G toen » leden van de académie francaise een nieuw woordenboek uitgaven; «en dier leden schreef in dis dagen: tïepuia sis: mois sur l' F on travaiüe, . '.' . jifefie destüi m'aiirait fort oblig .; S'il'mVail; dit: ta vivres jnsqu'au G!" i,.- {fjkljjcht .bëdsnkfln 4e goed* Amsterdammers, wanneer meerdere brand" zullen z{jn en geweischte verbeterJD£en uitblijven, wel "" ' ' ' «rn . de redacteur, UEd. dw.' Dwnaajj Jaa Aguarius, UIT HET HAAGJE. -' xxx. In osiJn seftóoltijsl -hadden we een geschiedenis-boek misschien was 't wel n geógraphi.e-boek, dit herinner ik me niet goed meer waarin :-tfBf -het volgende werd geleerd: Het Hollandsch karakter heeft onder .'den Vausefien invloed veel geleden." Dat ik juist citeer durf ik niet teweren, maar d,at het 'oordeel over OBS nationaal karakter daarop neerkwam, 3it is-'zekeiv'KIs mij altijd bijgebleven, al heb ik 't nooit voor orakeltaal gehouden. Têir minste ik heb in onze noordelijke provinciën, zoo min ala M Gelderland -en JJeeland, van dien Fracscben invloed iets kuanen mer ken. Nu is 't.waar' dat ik vóór de komst der heeren Franschen nog de . «er- en 't genoegen niet had op de wereld te zijn, zoodat ik ook geen parallel kan trekken tusschen 'fc Hollandsch karakter van toen en van au, maar ik voor mij merk van dien Franschen aard bij onze Hollan- dèrs niets. Ik ben ? intimehen geneigd te gelooven, dat de schrijver van - ?t> bewuste leefboek een -èogenaar was, die nooit verder was geweest dan "«8n geboorteplaats, en dan wordt me zijn oordeel eenigazins verklaarbStr? hoewel Bén Haag toch al een heel sterk sprekende Fransch tint Bioêfc;géhad he'bben voordat messieurs les Francais tosamaals citoyens : bij oï» -kwamen', logeeren. " Hoe 'Ézij,' '«k geef -hun geUjk die zeggen: ., Den Haag is het Nederlandsen altijd in miniatuur. De overeenkomst van den Hagenaar met den .'' is dikwijls treffend. Evenals bijv. de Parijzenaar zicli het CMnèesch-Franseh conflict niet aantrok, maar terwijl deze quaestie in 't naêhèlijkst sfadrum verkeerde, al zijn aandacht wijdde aan een tooneel- fcaiSjères, die, door een handjevol baldadige jongens werd uitgegoten en fceléedigd, -zoo :laat opk de Hagenaar zich niet merkbaar gelegen liggen ??««n d* dreigende worsteling tusschen de twee machtigste mogendheden '?déf 'wereld,' zoolang hy in zijn microscopisch wereldje om zich heen nog ' -iets vindt wat meer zijn hooge belangstelling verdient. Een storm in een glas water houdt meer zijn aandacht bezig dan een dreigende oorlogsstorm, ?die de heele wereld in beroering kan brengen, namelgk zoo lang hij er zelf nist bij betrokken wordt. 'Alleen de lui die er Russen" op na houden, trekken zich de quaestie aan, en dat ligt voor de hand. Terwijl ds Amsterdam nier met looden schoenen naar de beurs trok ea met angstige blikken de laatste telegrammen in de kranten <!oorlt'ëp on» te 'weten hoe de kansen voor vrede of oorlog stonden, had de gewone Hagenaar 't 'erg druk over de opera die, op zvja Fransch gefifégd,' n *;ahBtryan faillissement verkeert, maar op zijn Hollandsch mesr eigenaardig, op tde flesch is^ Ook deLeidsche giftmengster kreeg haar aandiel in de Ifaagsche beleingstelh'ng, nadat de bekende firma in óterij;Sri«fjes:-^ everneeiw Rtl . flessibus?- haar beurt reeds had gehad. Maar «tó"baven. aljés gemaeleren in beweging bracht,.en nog houdt, dat «as;üraad eeM Ge weet, den Haag is ook n militaire stad, en dit in 'toog houdende, zöudt ge allicht geneigd zijn te zeggen: Er wordt «rèker'in uw ^sociëteit druk geredeneerd oirer de krügstoerastingen der Russen en EngeJschen; over de te nemen strategische en tactische maat* regelen; over de kansen van winnen en verliezen aan beide zyden, enz. ? Och nsen. Er zijn zeker veel ernstige mannen die e» zich het hoofd mea breken, maar in aujn sociëteit, waar de heeren militairen mee den toon nangeven, werd 'dezer dagen meer uitsluitend de aandacht gewijd aan da promotie". Jtt, dat is een allergewiehtigst onderwerp. 'fc Ist langzamerhand een wet geworden, door de gewoonte ala . jcöodanig erkend, dat de Minister van Oorlog elk jaar in den schoonmaak» tgd den bezem ter hand neemt om hier en daar een kleine opruiming te bx«d«i. Wanneer die t\jd nadert, komen hier de gemoederen in beweging en' luui men in'de militaire kringen, vooral onder gezelligen sigaren- en faittetkout, «ea schat van menschenkennh opvangen uit den mond van ? ^bevoegde en onbevoegde beoordeelaren, een menschenkennis steunende op d» liefelijkste aller meoschelgke «n maatschappelijke deugden: da D« militaü'9 menschenkennsr heeft dit eigenaardige, dat bij in allen, cjle hem -tot" zijn promotie in den weg staan, het diepst verholer ge}>r«fc en elke militaire tekortkoming weet te ontdekken. Daai'autegen heeft bi}- een- wgd-geopend oog voor zijn eigen voortreffelijkheid en is hu niet geheel blind voor de goede hoedanigheden zijner minderen. Dekullunuel, 4»*t; weten kan, zegt dat dit betreurenswaardig .verschijnsel te danken it aan; het; slechte bevordering-stelsel, dat eigenlijk geen stekel is. .Ik weet het niet» maar 't kan wel waar zijn. Vandaar, mijnheer, allermerk* waardigste oordeelvellingen die den armen niet-militair, zooals ik en anderen, dikwerf in hooge mate verbazen. Tot mijn innig leedwezen moet ik hier verklaren, dat ik in den laatsten tijd weder uieaschen heb h oor en belasteren die ik inderdaad voor zeer achtenswaavdig hield en nog houd. ; Enfin, we hebben hier weer een storm in een glas water, want onder ons gezegd en gebleven, zoo'a Nederlandsclie militaire promotie heeft meestal bitter weinig om 't lyf. Maar als men dag aan dag over niets anders hoort, dan wordt zulk gezaag eindelijk bar vervelend, behalv» nog dat men in zijn eigen oordeel telkens op het dwaalspoor wordt ge bracht. Om uit dit labyrinth te geraken, nam ik mijn vriend den Kullunnel in den.,«rm, want op het punt van luilitair-personeele zaken is hij goed op de hoogte en waarschijnlijk onpartijdig, omdat niemand hem meer in den weg staat. Ik vroeg hem daarom gisteren, of hij ook van meening was, dat de Minister van Oorlog zich aan allerlei ongerechtigheden had schuldig gemaakt, vooral door officieren in bevordering voorbij te gaan. De brave Kolonel lachte . recht hartelijk en verklaarde dat als hij minister waj, hjj er heel anders zou inhakken. Waar nu over ge klaagd wordt, mijn waarde heer," zoo sprak hy verder, beteèkent niets; het sop is de kool niet waard. Maar dit neemt niet weg, dat déze minister veroordeeiïng verdient, niet om 't geen bij doet, maar om 't geen hij laat. Als iaën den moed bezit, officieren, .ia lagere. rangen niet op hun beurt te bevorderen en door jongeren voorbij te laten gaan, moet men ook den moed hebben ongeschikte officieren in de hoogere rangen op zij te zetten, en er zyn bewijzen dat de Mi nister dat niet doet, evenmin ala zijn voorganger, die gemakkelijk. zwichtte voor hooger verzet. Geloof me, mijn waarde heer, 'tzijn niet allen koks die lange messen dragen. Ik kom dagelijks een collega ia activiteit tegen, de man kent me niet en daarom gelooft hy 't recht te hebben me van de kleine steentjes te loopen, die me zeker ergernis zou geven als ik hem niet zoo komiek vond. Hij is eea der meest vermaarde proté^é's ia Den Haag en heeft alleen aan dien titel zijn hoogeren rang te danken. Welnu, die man, wiena eenvoudigheid vau geest de grens der betamelijkheid overschrijdt, beweegt zich door de residentie met een trots en zwier, waarvan men zich geen denkbeeld kan vormen als men 't niet heeft gezien. Waarom nu bijvoor beeld zulk een heer wordt gespaard en een ander die werkelijk beter is, moet worden opgeofferd, begrijpt gij zeker niet, maar ik wel. 'fc II het oude liedje: Haagsche protectie en Haagsche intrige. Dat is bier de spil, waarom de promotie-quaestie draait en dat is jammerlijk. De minister, die daar een einde aan maakt, heeft zich een roem verworven, zooals geen Nederlandsen oorlogs-minister vroeger ooit behaalde. Maar aiet ge, atlen doea ze op hun beurt mede om dat intrige-spel in de hand te werken. En nu, amice, zullen we er een. speldje bij steken. Hoe is 't thvua?" Best, kolonel. De schoonmaak is, den hemel zij gedankt, achter den rug, en ik inoet zeggen dat er nu alles keurig netjes bij me uitziet." ??s,Ah, drommels, fag mij nog niet7', zei ds kolonel zich achter 't oor krabbend. Maar we vorderen toch. Ik behoef 's ochtends niet meer vóór dag en dauw te gaan wandelen, ea dat is al heel veel. Maar ik ken mannen, mynhcer, die nog erg onder den druk van die huisplaag zitten; doch 't is hun eigen schuld, zeg ik maar. Schoonmaak moet er zijn, dit is nu eenmaal zoo, maar ik zou er den d... van geven me drie weken lang de deur te laten uitvegen. En gij?'' Ik oek, kolonel". Ja, en toch zijn er zulke sukkels van mannen. Ik ken er ten minste.1* Ik ook, kolonel'', zei ik, den koloael tot afscheid de hand drukkende. Óf hij den steek gevoeld heeft.? Wel neen. Pasquiao. K U N S T. TOONEELVOQRSTELLINGEN, TE A3f STERDAM. J) Sta-lsscliouwb., Ne<I. Tooneel: ZitfzacJit. Grw4 Théitre (A, van Lier) : Jlrrin en Ondanks de inspanning van Saint-Omer, den onvergetelijken BiiïacJit, uit, de voortreflijke komedie van Sardou (die het Nederlandsen Tooneel" nog maar niat aandurft), ondanks de talenten vau een Lat; en een Ro* méal, heeft zich, in het laatste tiental jaren, hier geen franscha tooneel* en blijspeltroep staande kunnen houden. Sommigen dachten, dat het aan, het plantage-gebouw lag (en inderdaad mocht er wel iets aan de akoes tiek dier zaal van den Heer Van Lier gedaan worden); maar onder Renó en Chamonin, toen men in de geschikte en gezellige zaal van het Grand Théatre- speelde, kwam het publiek da voorstellingen toch ook niet bij wonen. Oin de waarheid te zeggen, geloof ik, dat het sinta veertig jaap met het Fransch -verstaan bij onze bevolking niet vooruitgegaan is. Alleen da eerste standen bleven er tamelijk vertrouwd mee, en de leden van deze gaan nu eenmaal alleen groote operaas hooren ofschoon niefc in genoegzame getalsterkte, om te verhoeden, dat de onderneming fal« jiet ga. 't Is juist een half dozijn jaren geleden, dat Montjoye" hier, metLaty in de titelrol, Rpméal en Alcime ia de jonge mannenrollen, en de Dames Boi-back, Lebrun en Leclert, als de vrouwen, gespeeld werd, 16 Deo, 1879 slaakte St.-0.-ner zijn wanhoopskreet, die hem weinig baatte.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl