Historisch Archief 1877-1940
T5"?
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD, VOOR NEDERLAND.
No. 410
i"
i
4;
D« Heer Laty tras een uitmuntende Ir'rok; maar de Heer Louis
Bouwmeester doet niet voor hem onder; allerminst als Willem VaUccnberg.
De type, door Octave Feuillet geschapen, is met groot e heerschappij over
ftlle middelen door den Heer Bouwmeester in het leven geroepen. De
Vertaler, de Heer Ising Senior heeft, met prijslijken nationalen zin, de
fraaya komedie op Hollandschen bodem overgebracht. Het beloop van het
Btflk heeft er niet by verloren, en de charakters mogen een fransehtintjeo
hebben, men vindt, ontegenzeggelijk, de hoofdfiguren van Feuillets
komedie in Zelfzucht" te-rug.
Niet weinig is tot het succes van het aandoenlijk tooneelspel bijgedra*
gen door Mej. Sophie van Biene, die met groote levendigheid en fijne
kleurschakeering de rol van Cécile vervuld heeft. Zelden trad Mej. van
Biene (houd in een fransche stof de fransche uitdrukking ten goede) zoo
gedêgageerd op. Daarbij had zij, in de rechte oogenblikken, eene
incjimuïteil, waarvan ik dacht, dat, bij ons, het geheim alleen ia de
schatkakamer van Mevrouw Kössings talent te vinden was.
Mevr..de Vries speelde voor de moeder van Itoland (Roelof) en Cécile,
De eenige aanmerking, op hare uitvoering te maken, is, meen ik, dat zij
Zich doOr 'sHeeren Bouwmeesters zachte spreken liet verleiden, om ook
deze, tegenwoordig wel eens tot het uiterste gedreven, natuurlijkheid in
hare voordracht aan te wenden, tot nadeel van het effekt bij allen, die
piet met een exceptioneel fijn gehoor bedeeld zijn.
Meestal sprak de Heer Bouwmeester toch volkomen duidelijk, behalve
foJJ Eijn laatste optreden (in de ontknoping). Vaneen verbazende -uitwer
king «aren, door het gedempte in de voordracht vau den egoïst, de drie
oogenblikken, waarhf hij, in klhnax, losbarst: tegenover Tilerge (Titkn),
tegenover zijn zoon, en bij het flaauwvallen van zijn dochter.
De Zoon warde Heer Schwab. Zér te prijzen was zijn stille spel, als
de andere aan 't woord zijn. Zoo wel hij, aÏ8deHeerClous(Geor<7cSoreZ)
zonden echter «et vrucht de Franschen zulke rollen, waarin het gekwetste
eergevoel op den voorgrond treedt, kunnen zien vervullen: zoowel wat
toon Als wat gebaren en gelaatsuitdrukking betreft.
Het hoog gedistingeerde, de oorzaak dat Sorel zich niet tegenover
Cécüe uitspreekt, viel niet onder het bereik van den Heer Clous. Hij
gaf meer de zoo vaak ten toonoele gevoerde onbeholpenheid van een
jonkman tegenover een verliefd meisjen.
De Heer I»ing had den type van den ouden uit Indiëte-rug-gekeerden
boekhouder niet juist gevat. Men zou, eerder dan den beheerder van een
O. I. tabaksplantaadje, een Ameiïkaanschen methodist in hom gemeend
hebben te herkenuen. Hij had ook voor den vader van Ncïhj in het
bekende melodrama kunnen fungeeren. Daarbij liet zijn pruik (een groot
kaalhoofd) nog veel te wenschen.
D» Heer Rombrich, dia optrad voor een dorpsnotaris, voorzitter ecuer
tiesvereeniging, was in dit kleine rolletjen onverbeterlijk.
Niet alzoo de anders zoo vaak met juistheid typeerende Heer Wensma.
Ik geef toe, dat de Javaansehe koopman iets anders is dan een ps
udoMarquis de Rio-7ele0: maar beiden zijn toch snorkende tijgei jagers en hoc
meer ophakkerij ia den toon van die figuur, hoe grooter het kontrast is
«et het feit, dat zijn vrouw hem bedriegt.
De Heer De Boer, weinig geknipt voor Lajaunaye (GeeU-nl-) waarom
die rol niet aan Schulze toevertrouwd? had niet het zelfde model
snorrebaard als de Heer Bouwmeester moeten aandoen.
De Heer Morin had, als Van der Haffen (Saladin], voortreflijke
oogcnblikken. Het valt te waardearen, dat hij, die meestal als held in huiselijke
deug3en, wijze, en weldoener optreedt, een eenigszins ondergeschikten toon
aannam, nu hij slechts Intendant van Valkcnlerg was.
De Heer van Dommelen had zich dermate in het charakter van den
boerenwethouder ingewerkt, dat men hem niet herkende. Dit is een groote
verdienste.
Een talrijk publiek woonde Maandag de voorstelling van het stuk bij.
Wat mag toch de reden zijn, dat, men bij het Nederlands-eb Tooneoi"
zoo hardnekkig volhoudt, op klaarlichten dag, door de vensters den toe
schouwer in het duister te laten kijken? Bij een stuk, dat volstrekt geen
bizonder decor vereischt, kon men toch licht de kleine oplettendheid
hebben straten en tuiuon niet in een nachlfloers te hnllen, wanneer het
flag is. 't Was te hinderlijker, om dat Valkeriberg de gewoonte heeft
steeds een kaars bij zich te houden, om zijn cigarette op te steken.
Brandt er nu een kaars op het tooneel, ea is het buiten donker dan
denkt men natuurlijk niet, dat het dag verbeeldt.
De Heer L. J. Veltman heeft eene zeer goede vertaling geleverd van
Adolf Wilbrandts Arria en Messaliaa". 't Is een van die stukken, welke,
op het Fransche Tooneel, m'et licht tot het repertoire zouden behooren.
Daartoe zit het ontwerp te slecht in elkaar, en is het tooneel van een
fomeinschen Jozef-en-vrouw-van-Potifar te onomsluierd.
Met het derde bedrijf eindigt het hoofdkonflikt. De jonge, edelbedoelde
Marcus sterft. Kwijnend sleept zich de strijd, tusschea zijn mooder
Arria en Messdlina, nog twee bedrij ven voort. Die geheele strijd is kwalijk
voorbereid en toegelicht. Niemant gelooft er aan. De auteur heeft zich
de moeite niet gegeven haar op een menschkundig terrein te laten voeren.
Om dat de reden der vijandschap tusschen de twee vrouwen niet
behoorlijk geschilderd wordt interesseert het noodlottig toeval Let publiek
ook zeer weinig, dat Mcssalina verliefd is op den zooa harer zooge
naamde vijandin.
De schrijver heeft, voor het overige, MessaUna zeer gespaard. De
ware Messalina zou ook niet op het tooneel te dulden wezen. Men
kandaar het Xle Boek van Tacitus op naslaan.
Verschillende vijfde raderen komen aan dezen wagen voor. Cajus Silius,
de pseudo-Keizer, is een mislukt persouaaaje; Narcissus, de-held der
ontknoping, heeft de sympathie van den toeschouwer niet; Caïpurnianns
even-min. De nar Valens is ook niet in den groep verwerkt; even-miu
Julia, de vrouw van Scribohianus.
De auteur Is weinig in do antieke wereld thuis. Anders zou hij vreten,
dat de ouden veel moeite hadden grocu eu bbauw te onderscheiden, en
had h\j dit onderscheid niet als een beeld gebruikt der verscheidenheid
van twee zaken (bl. 42). Of Messalina De Pompadtmr heette, laat de
schrijver haar twee-maal haren gunsteling een tik met haven \vaayer
geren! ?
Te-recht heeft Mevrouw Frenkel niet beproefd de figuur van Messallnn
nader aan de geschiedenis te brengen, 't. Is onverklaarbaar, hoe een be
oordeelaar, die zich-zelven acht, heeft kunnen klagen, dat het 3e Bedrijf
te decent gespeeld werd. Het werd zoo decent mogelijk, maar het tooneel
bij het lijk van Marcits met treffende grootschheid gespeeld. In 't geheel
betoonde Mev. Frenkel zich wel eene hooge vrouw. Dit was niet
Sarah Bernhardt in Muebeth" het geval niet.
Het is niet de schuld van Mev. Ellenberger noch van den Heer
Yeltmen, dat de bsker.de anekdote: doorsteek u maar, het doet geen zeer',
zich goed laat lezen; maar op het tooneel bijna belachelijk wordt.
Wat onderdeden betreft, zal visscherskiel" (op bl. 23) beter
viascherakaan" te lazen zijn.
't fs dwaas, dat die Duitschers altijd zoo den mond vol hebben van
Niobe. In Narcis" werd icmant de Niobe van Frankrijk" genoemd;
nu ivordt Arria gezeefd een andere Niobe" te zullen zijn bij 't lijk vaa
haai- man. Als of Is'iobe niet over haar kinderen treurde!
Wat is liet onwaarschijnlijk, dat Arr-ln (aan. 'teind van liet "e Bedrijf)
tot de slaapkamer van Mcssatinu zou hebben kunnen doordringen.
I)lz. 103 leze men: De-gezellinne op uwen levensweg.
Drie maal wordt ia lint stuk van Messulinaas kleine liantV' gespro
ken oneigenaardig.
De Heer Veltman speelde met veel oPCorvaavdigtheLd de rol van den
slaperigen Pachis. Hij had zich een fraayen kop gemaakt.
Da Heer van Kuyk heeft een te modernen recitcsrtuon voor zul',: een
treurspel.
Da Heeron Vos, Van Ililten, Ruygrok en Audréhebben zich zoo gosd
moRclij's van hunne rolletjens gekweten.
Een bizonclere vermelding verdient de .jonge Malhcrbe, die, nis Maren-?,
uitmuntende oogenblikkcn gehad hoeft. liet, gebaar moet eclitnr ssv.t
afgerond worden. Onze dank aan den Heor Van Kuyk voor zijne ré'jip,
uiaar dat hij toch de Heeren Andréen Malherbe verzoeke in een stuk
van de eerste Eeuw niet, met snorren ten tooneele te verschijnen: 't is een
grove misstand. De Romoiueu droegen een baard of geen baard ;
snorrenuüoaii nooit.
Over het geheel kon men de dekoraties roemen.
29 April '8J. A, Th.
1) In mijn arlik;! van ds vorige vree1.; staat (bl. i, re 3. 34 v. o.) LsoaarJ, lees:
Lor.onunnd.
Ik n;em met-een J o viijlieij, den Hosr SI. n. op te merken, dat het door hsm,
zoo min gunstig bcoor.leeUo Lej Daciüheff" ulo t ia do Comédie fran'?ai$e'' maar
in L'Odüon'1 gespeeld zijn (in 1870J.
EEN HAAGSCII KUNSTBELASG.
Den Haag April
De overbrenging van Eembranclt's Anatomische Les van 'sHage naar
Amsterdam word in dan laatsten lijd meermalen van Amsterdamsen-a
zijde als zeer wenschelijk voorgesteld. Het Nieuws van den Dag" maakte
zich de tolk van dit verlangen toen het een beschrijving gaf van.de
in\vci;dige inrichting van liet nieuwe Rijksmuseum.
liet schijnt mij toe wol de moeite waard (e zijn eens na te gaan \vcl!ce
verschillende belangen bij oen dergelijke overbrenging gemoeid zijn; na
tuurlijk zal het grootste gedeelte der Amsterdammers voor een toevoe
ging zijn aan de verzameling vau het Ilijksmeseum, omdat zij deze gaarne
door zulk een aanwinst verrijkt zien. Even natuurlijk zou het den in
woners van Den Haag zeiu- grieven een kunstwerk te mneten missen,
dat gewoonlijk als liet schoonste bezit van Let Muuritsluüi beschouwd
worut.
Met dergelijke gevoelens van gestreelde en gekrenkte eigenliefde behoe
ven wij ons evenwel niet op te houden, omdat men kan aannemen dat
i:\j in geen betrekking tot de belangen der kunct staan.
Meer gegrond is het beweren van hen, die meenen dat de kunst het
meest gebaat wordt door het bezit vau u groot, zoo volledig mogelijk
U1USCUU).
Zij dia deze centralisatie voorstaan kunnen niet anders weiischen clan
dat de gelieele verzameling van het Mauritshuis benevens alle schilderijen
in Rijksgebouwen aanwezig, naar het Amsterdamsche Museum overge
bracht worden. Gelukkig voor Den Haag staat de bijzondere wijze waar
op zijn museum ontstaan is, voor een groot gedeelte der schilderijen
zoodanigen stap iu den weg. Mocht dus de regeering voor deze meeniDg
gewonnen worden, zoo zou de'Haagsche kunst nooit geheel ontriefdziju.
De voorstanders dezer richting voeren verscheidene gronden aan tot
fetcur.ing hunner denkwijze, o. a. dat men door de toepassing er van
meer gelegenheid heeft om tot een betrekkelijk volledige vertegenwoordi
ging van n schilder te geraken, waardoor de bestucleering van zoo'a
kunstenaar op zich zelf vergemakkelijkt wordt en ook dat zoodoende
beter een overzicht van- en een vergelijking tusschen de verschillende
Ecliolen verkregen zal worden. Dit zijn voordeelen vau hst stelsel, die
niet weggecijferd kunnen worden, hoewel de laatste beweegreden hoofd
zakelijk aan geselüedvorschcrs en letterkundigen ten goede komt.
Dat, deze regeling evenwel hoofdzakelijk in het belang is van de
kunstenaars dio te Amsterdam wonen, is de groote grief van de tegenstan
ders er van. Want hoewel de afstanden die de overige deelen van ona
vaderland van de hoofstad scheiden, niet zoo groot zijn als in vele andera
landen, zijn zij toch niot zoo gering dat zij de kunstschatten van Amster
dam onder het dageiijksea bereik van elders wenenden brengen.
Hoeveel wenschelijkor zou hst daarentegen zijn, zoo ieder der
hoofdsleden onzer provinciën in het bezit wave vau een niet groot doch in et
zorg gekozen i.iuseum. Daardoor zou in allo deeleri van het land gele
genheid bestaan tot kunstopwekking en kunstbeoefening. Dergelijke
maatregel zou zeer zek-"- ia het bulang der kunst zijn.