Historisch Archief 1877-1940
DE AHSTEKDAHMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
f '
' Züdie Seze meening deelen, zullen, in aanmerking nemende welke
Yoorname plaats den Haag in de Hollandsclio kunstwereld inneemt, zeker
jutten ?van hoe onschatbare waarde het behoud -van het Manritshuis voor
de Haagsche kunstenaars is, vooral voor de jongeren. Voortdurend toch
' wordt er gekopieerd, om niet te «preken van het voordeel van steeds
kunstwerken van zulke hoedanigheid voor oogen te bobben.
Om nu van het algemeene tot het meer bijzondere geval terug te keeren,
welk een gaping zou het vertrek van de Annatomische Les" blijkbaar
in de kunstverzameling van het Mauritslmis doen ontstaan, daar de 2
dan nog aanwezige portretten, van hoe groote waarde ook, toch nooit
het gemis van een dergelijk groot wevk kunnen doen vergeten. Daaren
tegen zou de toevoeging aan het Amsterdamsche museum Rembrand's
roem daar niet noemenswaard vergrooten, omdat het reeds in het bezit
is van 2 der kranigste doeken uit de glansrijkste periode van deii meester.
Hopen wij dus dat de staat ons Hagenaars in het bezit der «Anatomische
Les" late,
w. v....;
UIT PARIJS.
XX.
DB misdaad van de me de Sèzc hield Parijs gedurende de afgeloopen
week in spanning. Wat niet te verwonderen is, als men bedenkt, dat do
Omstandigheden, Waarouder die moord gepleegd werd, wel geschikt waren
om eens ernstig to doen nadenken over het zeer gewoon verschijnsel,
dat de meeste mocschon op. sommige punten buitengewoon zorgeloos en
onvoorzichtig te, werk gaan. En dergelijke ontdekkingen hebbeu hare
eigenaardige aandoeningen.
Louter en alleen om zijn gunstig voorkomen was die knecht moordenaar
toegelaten in het huis, waar de vermoorde alleen woonde, zonder verdere
bescherming dau have eigene waakzaamheid. Zij had hem in dienst geno
men, souder eenig onderzoek naar hem te doen of getuigen van hem te
vragen.
Verbazend onvoorzichtig! Maar de meesten zullen zoggen: wij zijn net
eoo, wij handelen eveneens. Met onverantwoordelijke luehtliaitighcidlnteii
wij tot onzen huiselijkeu kling lieden toe, die ons volslagen vreemd zijn,
van wie wij weten noch van waar zij komen, noch met wie zij verkeeren
en aan zulke onbekende lieden vertrouwen we onze veiligheid, onze rast,
ons vermogen, zelfs ons leven toe.
Zie, die overweging heeft zelfs de meest luchtige gemoederen een rilling
bezorgd.
We zijn toch zonderlinge wezens, meent Vcron, altijd vallen we iu
uitersten en beg&an de grootste tegenstrijdigheden.
Waar hst eou n:e(hjhsid, een totaal onbelangrijke bijzaak geldt, danr
sijn w\j 'vaak vu-bazend oiruiêh'i;:», maar op het punt van dicuslboden
vertoouen wij maar al te Veel een aühtc'ooze onverschilligheid, ofschoon
zÖtoch zulk een groote plaats iu ons dagelijksch leven innemen.
Di« vreemden toch kunnen, als wij niet oppassen, achter onze geheimen
komen, onze kasten en kisten doorsnuffelen, ons levcu bedreigen, ouzo
kinderen liedervcn... Al'es wel mogelijk! maar men is nu eenmaal ge
woon die zaak niet ernstig op te nemen.
Men lacht er om, totdat Op een goeien dag de een of amlere tragedie,
ais die nu Parijs iu opschudding bracht, de droevige gevolgen van zulk
een zorgeloosheid aaa het licht brengt.
Onbegrijpelijk niettemin blijft dia lichtvaardigheid, waarroede men op
een nietszeggend, soms zelfs vatsch getuigschrift een dienstbode iu zijn
huis neemt, die van dat oogenblik af ruimschoots gelegenheid heeft om
uw doen en laten to bespieden, aan de deuren te luisteren, uw zilver
weg te kapen, of zelfs want ook difc is wel eens gebeurd u uw vrouw
te ontrooven.
En had men zoo gehandeld in de dagen, dat de knechts en meiden
gewoonlijk in een en denzelfden dienst oud werden, hart haddeu voor hun
heev en vrouw en doordrongen waren van huu verplichtingen, dan ware
dit nog te verklaren geweest.
Maar jawel! Die lichtvaardigheid dagteekent juist van den tijd, dat de
sociale verhoudingen geheel zijn veranderd en de dienstbode, behoudens
een enkele uitzonderiüg voor zija devies hselt aangenomen, dat woord
van Lafontaine:
Notre ennemi c'est notre maitre.
Terwijl men de omzichtigheid had moeten verdubbelen, is men juist
het laisser-aller nog meer in practijk gaan brengen.
Hen kan nu zieu, tot welke uitkomsten dat leidt.
Zal na iemand wijzer worden door die vreeselijke les? Ge behoeft er
niet op te rekenen, op het oogenblik ontbreekt het niet aan allerlei goede
plannen en voornemens; maar na een week denkt men weer aan andere
dingen.
Die Marchandon was overigens een curieus type. Hij had de zwakke zijde
van z}jn tijd wel gesnapt en goed ingezien, welk voordeel hem dat zou
opleveren.
De roekeloosheid zijner tijdgenooten werd hem een bron van vaste
verdienste, en opmerkelijk is het, met welk een kalmte en overleg hij zijn
beroep uitoefende.
Een kleine bezitting buiten of liever in de provincie, het leven van
een braaf burgerman. Een goede tafel. Nu eu dan een klein uitstapje
met het doel om door een diefstal of moord zijn kas weder te vullen,
alsof hij naar zijn bureau of kantoor ging.
Die manier om den roover te spelen, zoo wél overlegd, zoo kalm uit
gevoerd, teekent; zij verraadt een hooge mate van diepe verdorvenheid.
Iemand, die renteniert van de opbrengst zijner schurkenstreken.
Ik kan niet zeggen, dat het mij erg sticht, als ik zie hoe een Fransen
lurger op die manier doodkalm zulk een rooverszaakje kan oprichten
en drq'ven, zonder dat de politie hem in zijn aardige plannen hindert.
aa zoejit Maö&aniBn «m tien verschjilej^e mjgdjslgn., J£a hy, kalm
en bedaard kwam hij en ging h# en voldeed aan al de eischen van zyn
beminnelijk beroep, zonder zich het minst ter wereld om de politie ta
bekommeren.
Hij nam niet eens de moeite om zijn manier van werken te veranderen.
't Was altijd de oude aardigheid om zich als kamerdienaar te verhuren,
op die wijze in te komen en de lui te bestelen.
Welk een bewonderenswaardig toezicht oefent toch de Prefectuur over
die gansche wereld van agenten uit, zoomede over al die geheime dienaren,
die haar moeten bijstaan!
O, ik weet wel.... men heeft hem eindelijk gearresteerd. Maar men
had, naar 't mij voorkomt, daarmee moeten beginnen, 't Is toch ongehoord,
dat een man, die geen de minste voorzorg neemt om zich te verbergen,
die zelfs den snit van zijn baard niet verandert, terwijl hij weet, dat da
politie zijn photographie in handen heeft let wel! dat zoo'n man
vrijelijk kan gaan waar hij wil, heen en weer kau reizen overal heen n
van het eene huis naar het andere, d. i. van de eene misdaad naar de
andere zich begeven, zonder ooit in zijn lieve bezigheden gestoord te
worden.
Bedenk eens even, bid ik u, dat die man achttien maanden lang te
Compiègne goede sier beeft kunnen maken en dat hij daarheen telkens
met nieuwe hulpbronnen terugkeerde. Vraag nu verder op welke wijze
hij daaraau kwam en hoevelo misdaden daardoor op zijn actief komen en
gij zult wel begrijpen hoe onze arme hoofdstad op verbazend natuurlijke
wijze de rol speslt van de slecht bewaakte etad.
Voeg daar nog bij de herinnering aan Moyaux. die doodkalm door
Parijs flaneerde, terwijl men naar hem zocht, en op den pont d'Austerlita
stond toe te kijken, hoe men de Seine afvischte om zijn lijk te zoeken,
daar men dacht, dat hij zich verdronken had.
Terwijl hier beneden dergelijke sombere zaken en menschen door
elkander wiemeien, is daarboven de zon begonnen ons toe te lachen.
liet schijnt wol, dat zij zich heeft aangesloten bij het leger dei'
incoJtércKts, want zij heeft ons zonder eenigea overgang van den winter
iu den zomer verplaatst.
Iu den tijd der mythologie was er een aparte God voor de genees*
heeren. Dat zou nu niet meer noodig zijn. Phoebus-Apollo heeft zich
met hun bescherming zoomcde met hun verzorging belast.
Hoe ter wereld houdt ons lor van een lichaam het tegen dergelijke
schokken uit ? Hoe kan het zulke forsche overgangen verdragen ?
's avonds bibbert men van de kou, de dames wikkelen zich diep in hare
pelsj«ssen en don volgenden morgen zou men een witten broek willen
aantrekken en de mousselinen japon voor den dag halen, als mousseline
en witte broek niet voor goed uit de modo waren geraakt.
Ons klimaat gelijkt op ons karakter. En de hemel weet, hoe grillig
liet is, ons karakter !
Ik geloof bepaald, dat de Parisienue, die er op het oog zoo teer en
z'.vak uitziet, heircelijk een wapenrusting draagt van fiju staal om bestand
te blijven tegen die sterke afwisseling van temperatuur en dat na al de
vermoeienissen van een drukken winter.
Maar die Parisienue?niets kan haar verbazen, ontstellen, uit het veld
slaan. Zij heeft het wel verdiend, dat dichters en schilders om strijdbaar
vereeren en baar roem verkondigen.
Vv'aut de schilders doen daar nu ook aaa mede: zoo heeft b.v. Janiss
Tissot haar eau geheel door hem aelven versierd en gedecoreerd Panthéoa
toegewijd. Dit mondaine Pantheon is te vinden rae de la Itochefoacauld,
een kwartier dat juist voor zoo iets geschikt is.
Men heeft het deze week druk bsaocht en de expositie, die door den
heer Tissot genoemd is La femme a Paris, verdient wel, dat men er eea
excursie voor maakt.
De kunstenaar, dia zich tegenwoordig ten doel stelt de elegante mo
derniteiten te vertolken, heeft al een zonderlinge loopbaan gehad. Toen
hij begon, was hij met hart en ziel een navolger van Leys, den grooten
Antwerpscben schilder van den strengen eenvoud der middeleeuwen.
Zeker herinnert gij u nog wel zijn eerste doeken, die hij ten toon stelde ?
Maar de gebeurtenissen van 1871 kwamen en Tissot moest het land
verlaten. Hij ging naar Engeland, waar hij spoedig opgang maakte. Door
de Londensche mist heen zat hij te turen en te turen naar den kant
van Parijs met een hart, dat week werd onder den indruk van allerlei
vroolijke en droeve herinneringen. En zoo is hij de historiograaf met heb
penseel geworden van dat Parijsche leven, waarvan hij zoolang verstokea
was gebleven. ...-.....,
De serie van La femme a Paris bevat meer dan n merkwaardig doek.
Dat is wel degelijk de vrouw te Parijs, meer nog dan de Parisienne. Want
we moeten elkaar wel begrijpen. Het parisianisme wordt niet maar zoo
door geboorte alleen verkregen. Men kan geboren zijn binnen den kring
der forten en toch van die door en door Parijsche verfijndheid niets af
weten. Daarentegen kau men uit de provincie komen en toch in merg
been doortrokken wezau van die essence welke Roqueplan de Parisiwa
noemde.
De vrouw, waarvan hier sprake is, is begaafd met een buitengewoon
assimilatie-vermogen. Er zijn er, die geen .-jaar te Parijs behoeven dooc
te brengen om in die stad volkomen genaturaliseerd zich te gevoelen.
Gij zult mij misschien vragen wat dat nu eigenlijk is, de Parisienue ?
Ja, als ik u dat kon zeggen, dan kon ik meer; ik wou wel eens iemand
zien, die daartoe in staat was; al ia hij ook nog zoo sterk in het geven
van definities. Op dit gebied hebben we te doen met mianes en scha»
keeringen, die niet zijn te grijpen, met een rereeniging van uiterst fijn»
en delicate nietigheden.
Zekere schatrijke vreemdelingen mogen doen wat ze willen, zoo ver»
kwistend mogelijk zijn, met haar schatten de grootste weelde in toilet ea
omgeving ten toon spreiden, met de meeste toewijding de geheimen van
het cMc en cliien bestudeeren, op het brevet van parisianisme zulleji zjj
Dooit aanspraak kunnen maken.
Anderen daarentegen hebben een aangeboren smaak, waardoor zy
i» befc gejieüa wordeji ingewijd,