De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 3 mei pagina 7

3 mei 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

«o. 410 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 1 A Dans tm redan des rerapatts, deux chevaux cherchaient a s'accoupler. L'herbe, en eet endroit, haute et drue, s'embroussaillait de ronces et de genêts parmi d'énormes pierres, ronlées la en tas et sombrement couvertes démousses. Au fond, rugueuse et noire, avec des arbrisseanx dans sea crevassès, la muraille barrait d'une raie conpante un ciel barbouill d'enere. Non loin des corbeaux santillaient sur une charogne en croassant, et u» a, un, s'enlevaient lourdement dans l'air en emportaut au beo une proie, que leur vol reinuait sous eux, comme de la vie Ca et lii, il y avait des débris de caissons, des armes, des sac.? ot un afïit brisé. Au milieu tle cetts désolation les deux chevaux se léehaient, les naseaux et s'ontrelacaisnt 3e con. L'entier avait dans lo flanc inio isrge plaie de laquelle auintait Ie sang, coagulésous Ie ventre en rouges glus. La .jument boitait de la jambe droite, trainant sur ses paturons cnflcs. Et constamrnent ils revenaient l'un vers l'autre...." Wellicht zullen sommige lezers zeggen: waarom zulk een boek vol akeligheid geschreven. Men kan daarop antwoorden: zoolang er rog menschen zijn, die instemmen met de hierboven aangehaalde woorden van Von Moltke, is het noodzakelijk,' dat do monstrnositeiten van een oorlog worden medegedeeld. 19 April 1SS5. A. Cooplandt. 1) Yan Giovanni Verga is een drietal novellen, o. a. La Ltiru" vertaald, welles in de liealistisclie ^Kovellen." voorkomt.' Dit wcik b echter niet in den handel. Zijn Ideaal, door Johanna van Woude. Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon. Waar hier en daar na het verscWjnan van Zijn Ideaal, door Johanna van Woude. een kortere of langere aankondiging van dit werk gegeven werd, kwam men altijd tot dezelfde slotsom: hot iïeen eenvoudig, zoer eenvoudig boek. Klinkt dit niet, alsof tegenwoordig eenvoud tot da ge breken van een roman gaat behooren ? In ziju biographie van Goetha verdeelt Lewea cle lezers van Hsmifmii inul Doïoiïica in di io soorten: in de eenvoiidigen, voor welken liet ecu volksboek was, ea in do waarliik beschaafden, die het tot hun lievelingslectuur maakten, maar tusschen deze beide klassen staat een soort lezors, dio wel is waar ook beschaving bezitten, doch geen zeer iijiie; deze vinden Gocthe's gedicht droog, /'ij verlangen eau bloemrijke taal en begrijpen zulke kunst niet, dio dw:e ontberen kan; zij hebben behoefte aan opwindende gebeurtenissen en aan karakters, die op stelten gnan. Nu, voor deze laatste soort deugt ook Zijn Ideaal uier, want hoogst svlledaagsche voorvallen vormen den inhoud van e:a werk -uin tv/üe deelon; een jong meisje, ah men er zoovelen op oiganlcvcusweg ontmoet. een heel gewoon leeranr aan een hoogere burgerschool en c?.n ;:eeoffl:.-'cr, zich niet verheffende boven het, gewoon peil onzer zee- en lacdsverdedigers zijn de hoofdpersonen uit dezen roman. Maar wat ons zoozeer in dit boek aantrekt, is juist, do soberheid, dia geen droogheid cf verveling wövd; is de uatuurwanrheiil, dio gelukkig niet in natuurvuüheid evers in;: is het leven, dat in verkelijkheil levea c-n gocii wppak'rvcn of kur.strnp.iig ademhalen is. En nog iets vond ik tot m ij a groote vreugde in dit werk, dat men helaas zoo dikwijls hij onze, zel.s grootste llollaudschc roman cières mist: er is handeling, vooruitgang in; on zo venvr.chtirr* is onder hot lezen voort'ïurend aangenaam gespannen; we behoeven geen wijdloopige bespiegelingen te doorworstelen. .Fovendicn ontbreekt do f!ji;e opmerkingsgave, dor gevoelige, beschaafde vrouw uit'. Hoe juist i.-: o. in, liet ontwakend bewustzijn van liet kinderlijk, onbedorven, maar tevens onontwikkeld twintigjarig meisjeshart weergegeven. Iï!>e;- i.it verlangen naar een tijdverdrijf dan uit genegenheid verlooft d Johanna van Ulieden zich met een man, die dm strijd d<;s levens leerde kennen en uit dezen strijd een warm en edel'nart redde, watn tegen het, hare met al zijn ijdelheden eii beuzelingen" des te armzaliger afstak. Op hetzelfde oogenblik, dat de arme vlinder gevoelde, hoc 2ij te overijld het levea van den ernstigon Herman- van R erg wij k nan liet l.are verbon den had, ontwaakte tegelijk in haar ziel het harlslecht.-lijk verlangen, eenmaal werkelijk de achting ta verdienen, welke hij h«ai- toedroeg: Ik had geen duidelijk bewustzijn van wat mij eigenlijk ontbrak; nooit had ik gezondigd tegen de wettca der openbare zedelijkheid, nooit, gestolen, nooit gelasterd; integendeel had ik altijd gemeend eenig recht te hebben op de liefde, welke ik tehuis en de vriendschap en welwillendheid, wciko ik overal daarbuiten ontmoette. Maar in Hermans tegenwoordigheid gevoelde ik een leegte, een armoede in mijn binnenste, een gebrek aan een zelf verworven karakter, zouals nooit te voren. Hij scheen uit geheel andere klei gevormd te zijn dan wij allen, wier opvoeding het motto had kunnen dragen: Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want mor gen sterven wij." En do geest dier woorden had onze opvoeding zóó geheel doordrongen, dat ik vreesde er mij nooit geheel van te (zullen) kunnen losmaken!" Het beeld, dat Mej. van Woude in do volgende bladzijden vau het huisgezin der Van Rhedens teekent, is soo toepasselijk op menige familie uit onze omgeving, dat wij geen oogenblik twijlelen, of zij volgt Mcphisto's raad en grcift nur hinein ins voile MenscJtenlcten." Alle figuren ko men ons zoo bekend voor; ieder oogenblik meent men kennissen te zien, te hooren spreken; men kan KM ster Fhine of papa van Ulieden met dea ?vinger aanwijzen; het zijn allen portretten. Kan ik de schrijfster onverdeelden lof toezwaaien, wat haar karakter» teekening en schildering van enkele tafreelen betreft, niet alzoo ten op zichte der samenstelling van haar roman. Toont zij zich een fijn opmerkster en even fijn teekenaarster in de onderJeelen, zij is nog geeu meesteres in den vorm van den roman. Mijn afkeuring geldt niet het eerste deel; dat zit keurig ineen; iedere gebeurtenis draagt de kiem der volgende, zooals zij zelve de vrucht der vorige was. Een jeudig vrouwen hart ontwikkelt zich voor ons oog iu het eersta deel op een benijdenswaardig eenvoudige wijze, welke noch onaesthetisch realistisch, noch didaktisch droog is. Uail de schrijfster de lotgevallen harer heldin met net einde van bet Ie deel afgesloten, de lezer ware tevreden geweest en het geheel hadde er bij gewonnen. Nu echter moet de auteur uit gebrek aan vinding het gewone s'rnikclblok onzer romanschrijvers en schrijfsters haar toevlucht nomen tot die armzalige roman-trucs, ons al te wél bekend uit den Hollandschen intrige-rornan: een ziekte ten gevolge van al te groot verdriet hoe wonderlijk toch, dat de mensch in werkelijkheid psychisch zoo oneindig veel kan verdragen eer zijn physiek er onder lijdt een toevallige ontmoei.iiig op een eenzaam bergpad, een gedwongen samenzijn tengevolge van een onweer en rneer dergelijke hulpmiddeltjes, welke dea auteur altemar.l een certificaat van armoede aan phantasie uitreiken. Dit betreuren wij, want het, begin en vooral de gedanWe van Zijn Ideaal beloof lo "*ecl goeds, en ten deele kwam onze verwachting niet bedrogen uit. Was het Ilollar.dsche hosnhroomdheid of moadig vrouwelijk verzet te^en de tegenwoordig zoo algemeene tendens onzer novellen en romans der pchtbreuke»!. die de schrijfster een rnijneed vóór het huwelijk algidee van haar boel: deed kiezen? Hoe het zij, zij bewijst met den gewonen sleur te willen breken en dat, verdient, aanmoediging, in zooverre liet verzet met echt vrouwelijken smaak en fijn gevoel vergezeld gaat. En uit is bij mejuffrouw Johanna van Woude het geval! Enrichctta. Mr- ISAAC DA COSTA. Du hant du cicl, sa demaure dernièro, moge l)a Costa het met verrassing en welgevallen aanzien, wanneer deze weck de periodieke pers zich duizendtongig met hem bezighoudt en hem een stemmig den vollen tol harer bewondering betaalt; hij heeft het toch waarlijk niet aan haar verdiend. Do dagbla^D, uitgeleerd in waiirh&iiUschljn of lasivicg, Hun feuilleton g.-ncïit op zede- en eiolsverbastcring, waren zij a caitdicmw, ziju gruwel, de voorwerpen van zijn inn'gsts vcvontwaardiging. Do drukkunst was hem een reuzenstap Ten li?mol en tor hel. .Ta, menacMom! ook tor helle. O! wie in arren moc-il dat wooivl ia tivijM atclla, "As om zich! zie de Pers, die in haar jonge kracht Den dag des liijbels aan 't verduisterd mensnlrlom bracht; 8J!i.lJ, te^ei) God in l:".mj>, verharde Kondsnl-^voehstii', Vovliolen IK:;'.- e:i l;a:it- cu oproevvlaia-onts'eakatcr !.., Ka con anathema over het legioen romannon'', krijgt nog weJer speciaal de dagbladpers wat haar niet toekomt. K'j z'.o dio DrLikper?, a's vcrwaton koninj-'n, Cezeicn oy !;ïar tro,,ii, do jrcoiihig a!': ^liv.'n In teugels l-i'.emuien, ca aar. 'd Afy-ranaj Uï.vlifc verzaden. Ja, nngeüalüig r.iet oen zffevra van vingga bladen, Ycvmcriijviilui^il, dag bij daj, ea nnr voor uur, Onz.1 aaril bezwangeren van ondermljr.end vuur, De Stajestoifc ivciVi'staan, Gola ordeningen honen, De ten'.pjla pHu:Jcro;i. en !:oruu,r;ea onttroocea. P.Ioge echter de booaa dagbladpers al tempels pionderen en koningen on'.tronsii, do Majesteit van hnt penie weerstaat zij niet; het blijke uit do veroeri'ig, dis deze wosk alierwegpn aan Da Casta's schim gebracht wordt. Opnic-rkelij't i?, ondanks den afstand die hom van or,s scheidt, een aiMaivl in geestesrichting, die veel langer is dan vijf-en-twintig jaren de indruk dien deze dichter op de Nederlandsche maatschappij geniaakt heeft; wul C:M bowijj van de macht, welke, geheel afgescheiden vau h:t den'JoeclJ, da volle stroom van dea dichterlijken klank en het kloLiriga beeld op de ma;sa ui'oeföni",. Ilem zelf i, dia zich een oogeiiblik to, vort n veroovioofde, Da Costa's ondichterlijkeu uitval tegi.n don geest der eeiv.v" te cifcere;), treft hef, alsof hij een soort heiligschennis begaan had, wanneer hij, de blad.-.ijda omslaande, weder wolbekende Viirs^n, statig als Ciü3 orgcihyiiino, ia zijn oor hoort klinken: Op 'a lif-mola v,'oll>cn "al ij kümcn, Die aan dio nacht een ciudo maakt, DIr. in zjn lfeem'k-n opgenomen, liet tnoslwociid uitsprak: 'Wacht Mij! Waakt l" Rij komt, naar wien G.ds schepa'len smachten, Wien '3 werelds oouwen tweemaal Trachtten, Wien de aam' read,-) eenmaal hoeft gebaard! liet Lam, wiona bloed hier hooft gevloten, De Loouw, uit Israël gesproten, Do Man der aniarfc, da God dor aardt De beeldspraak moge uitgediend hebben en voor onsen geest noch liet aantrekkelijke der nhuwhoid, noch het eerbiedwaardige van verba, concep'rt meer hebben, de magische kracht van het vers qiui vers is gebleven, en nog dageu lang na den avond van het doorbladeren zal het ruisehen: Op 'slieaiois wolken zal Hij komen.... En dit is niet subjectief. In tegenstelling met Bilderdijk b.v. van wien niemand meer tien regels, in tegenstelling met Potgieter van wien geen onzer tijdgenooten meer twee regels kent, staan Da Coata's zangen ieder voor den geest. Aan Babels wateren gezeten-, Denk ik aan Sion eu verteer. Jeruzalem, hos zoude ; u vergoten? M ij'n. rechterhand vergeet zich zelf veeleer l of: Kan het zijn, dat do lier, die sinda lang nist meer ruiscute, Die ginds lang tat geen harion in dichtmuziek sprak, Woei- op eens van vomikking en hemellust bruiachte, En in atroomendo galmen het stilzwijgen brak? zijn het eigendom geworden ook van degenen, die voor Sion niets ge voelen en die inzien, dat de vier gchoor.e regels van het laatste gedicht niets meer zijn dan eeue welluidende entree en mature. Toch, ondanks het aandeel dat do klank er aan heeft, is het geen ba naal, vulgair genot, dat zijne verzen gaven. Voor een vreemdeling, die Da Costa niet tent, en naar zijne eigenschappen vraagt, moet de waardeering1, die hij vindt, bijna onbegrijpelijk zijn. Het is onmog-e

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl