De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 10 mei pagina 10

10 mei 1885 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 4M is levendig, betrekkelijk eenvoudig, celden te realistisch geschreven. Van tusschengevoegde ontledingen, beschrijvingen a la de Goncourt, opzet telijk aangelegde taf'ereelen heeft het niet te veel, het laat zich zeer goed lezen. Indien een novelle als deze niet nauwkeurige studie en ernstige voorbereiding onderstelde, zou men wensehen spoedig weder een zoo eigenaardig stel typen door den heer Emants gepenseeld te zien. Scaramouche (XVI.) HERREZEN naar Lc- rcvenant, vau Victor Hngo. Gij moedreu, wien een klacht ontvlood aan 'trouwend harte, Ten Hemel steeg uw klacht, KW kreet van bittre sniarte. Hij, die heel 't voglenheir behoedt, de Beraeluner Geeft soms aan 't zelfde nest hetzelfde duif je weer. Het wiegje is 't graf verwant, gelijk do nacht dan morgen; Ia de eeuwigheid ligt meer dan n geheim verborgen. 'kScbefs u een jonge vrouw. Haar woning was nabij Mij na vader hui», te Blois. Ik kende haar, tosn zij Door 't zoet van de aarde mild en ruimschoots was omgeven. Aan hem verbonden, dien zij minde, had zij 't leven Den echtgenoot gewijd, en God schonk haar een zoon. Wat vreugde heoit zijn komst aan 't inoederhart gehoon! Die esrstgeboorne vond een wieg getooid met zijde. De moeder zoogde zelf haar kind. \Vat was 't haar blijde Om 't harte, steeg van 't. wiegje een zoele klank omhoog! Hoe menig lieiiijk beeld verrees voor moeders oog, Wanneer ze in 't avonduur, de kalnio ziel vol reine, Ea teedre liefde, mocht ontwaren, dat do kleine L'jvu zoete rust genoot; on menig uur bij nacht Had de arme wakend en nauw asdmcnd doorgebracht, Om heimJijk vol genot te blikken op zijn sponde. Haar blij gejuich weerklonk rerds vroeg in d'ochtendstoncle. Wat hemelsch tafereel! Wat blijdschap op 't gezicht, Als 't moedertje in haar stoel gevlijd, 't bekoorlijk wicht Teer aan haar boezem druïde, ea lonkjes, lachjes samen Vereende met outelbre en allerzee'ste namen. Wat kuste *ij dat zacht, dat hccilijk rozcürood Van 't voetje, als 'tjongske gant-cls ontkleed lag op hu r school^ Een milde glans van tem go ir;!: straal.io in hc;;r oogen, Wanneer liet ventje, omhoog gtl'.ild, schier opgetogen Van pret, een heerlijk, zoet gck./uvel hoorcn deed, Ea hem een engleulachje om 't lieflijk mondje gleed! Het wichtje, wien 'taan zorg noch liefde ha d ontbroken, Ontwikkelde nis een plant, door milde dauw ontloken. Al waggler.d ving hij aan te loopcn, en reous vlood liet eerste woordje van zijn lippen: o, dat- bood Een ongekend genot aan 'tmoederhart. Zij noemde Het kind 't was nauw drie jaar wat trotseh in ij u zoon" ea roemde ióijn krachtig uiterlijk niet minder dan zijn geest. Zie toch hoe groot hij is! Hij leest al, ja, hij leest De letters rseds. O, 't is een bengel; 'krncGf, hem kleeden Als jongen; hij verkoos al eenigen tijd geleden Geen meisjeskleeding meer; die kleine dwingeland! Maar 'k durf me vleien dat hij 't ver zal brengen, want De vlugheid van zijn geest is namviijks voor te stellen. 'k Leer liein in 't Heilig C o e k weldra de woorden spellen!" Zoo sprak zij. ;t Oog was fier gericht op haren zoon, En ia haar woorden klonk een vreugdevoile toon. Gelukkige echtgenoote en moeder! O. 'i; was even Als voelde zij haar kind, haar schat in 'i. harte leven. Maar 't lief gezin bleef slechts zeer kort voor smart bewaard. Helaas, wien onzer trof geen zieleleed op aard? De kroep verlangde een prooi. . . . 't geluk was dra verdwenen. 't Afschuwiijk monster had verraderlijk ven-dienen Het jongskcn aangetast Wee 't kind, dat ze in haar klauw Wreedaardig houdt oinkneld! \Yee 't kind, dat zij slechts nauw De reeds verpeste lucht tot aadmen gunt! Wat vreezen Zijn met die schrikbre zickta in :smensehen ziel gerezen! Die arme kleinen! Ach, geen enkel middel baat; Zij strijden hopeloos. Het doodszweet op 't gelaat, Omfloerst een aevel hun de onschuldige englenoogon; Ontsnapt hun mond, helaas, door lijkkleur reeds onitogen, Het reutien vau de borst, dio fel naar adem hijgt, JEU 't klinkt of uit het graf dat dof gcreutcl stijgt. .Het kind bezweek gelijk eea bloera, vóór luttel dagen Nog' knop, door storm ontntlii en redloos neergeslagen. De dood sloop als een dief en voerde 't oR'er mee. Het snikkend oudreopaar, verplet door dululoos wee; De bittre wanhoopskreet van 't fel geschokte harte; Da sombre lijkbaar, 't graf, de radeioose smarte. . . . Geen menschlijk woord beschrijft wat omgaat iu de ziel Van ouders, v:lcn een kind, een eei»:£ l;:i;d ontviel. Terwijl haar echtgenoot zijn dierbaar pand beweende, Bleef de arae moeder schier bevregiijgioo?, en leenda 'Drie maanden oog noch oor aa*>. 'r, geen ue oru^evjag bcoS. 't Gelaat was wer^aïoo.?, 't gevoel in 'Miarf. gedood. Staroogend sag zij steecis o;> 'tzpliue p<V;:iöneder; Dan zwijgend als in drcc.1;' gcpeiüs gc-i.'eüJ, dan vrcder ze ia een vlaag van koorts, set doiie. som. ore stem, Of ze een onzichtbren zacht en dringend bad: geef hem Blij weer!" Bied haar verstrooiing, tracht haar af te leiden, Een zoontje zal wellicht beur hart weer vreugd bereiden," Sprak de arts tot haar gemaal. De tijd schreed zachtkens heen; Kr Jagen weken en reeds maanden in 't verleen. Ten tweeden male ontstond het, hoopvol blij verwachten. Stilzwijgend blikte ze uit haar sponde, als in gedachten, Op 't ledig wiegje v^n den zaal'gen engel neer, En 't kwam haar voor den geest, hoe liefelijk weleer Het woordje moeder" haar in de ooren had geklonken. Op zeek'ren dag was ze op de knieën neergezonken, Toen 't naderend oogenblik zich plots gevoelen deed, En 't wezen onder 't hart de omknelling zaeht bestreed. Onthutst riep ze uit: O, neen! Ik zal het niet gedoogen; tiet. zou u smarten, gij, die zachtkens heecgetogeu, Ginds onder de aaide ligt. Neen, neen, 'k wil niet dat gij Mijn engel, zeggen zult: men denkt tiet meer aan mij; Een ander is mijn plaats in 't moederhart gegeven; Zij mint hem, want hij deed haar hoop, haar vreugd herleven; Ze omhelst hem teer. en ik, ik lig ia 't kille grai ! Neen, dierbaar kind, dat nooit!" Zoo sprak die arme ea gaf Haar smart in tranen lucht, Het uur genaakte; een wezen Zag 't levenslicht; weer was aan 't boompje een knop verrezen. ..Een jongen! God zij dank," sprak juichend de echtgenoot. .Maar hij slechts v/as verheugd; aan 's moeders mond ontvlood Geen klank, geen blijdschapskreet. Haar droeve bleeke trekken Verrieden, dar haar niets de vreugd in 't hart. kon wekken. Men bracht haar 't. kind, helaas, ze ontving 't niet als weleer Met kussen; somber leJ ze 't aan heur boezem neer, En overstelpt door smart, bedrukt, en diep bewogen, Steeds 't. zieltje voor eten geest, nan de aarde wreecl onttogen, Dacht zij aan 't heden niet, doch immer aan 't verleen, Ku bitter was haar klacht: hij ligt iu 't graf alleen! O, hfierlijk wonder! Weer is 'i hart geluk beschoren! Een welbekende stem dringt lieflijk in hare ooren; 't Is 't wichtje in moeders arrii, wien zoet, een klank ontvliedt: Het fluistert heimelijk: Ik ben het, ze-/ het niet." A. B. Jr. L O S S E H L A J) E N uit Professor Crr.i\iSis' Letterkundig Receptenboek. 1. Y. XIEVELT-FIUGMEXTEX, enz. Sla woorden door elkander, Veel vreemde er door heen, Totdat y.fi schuimend durarr'len. Al breekt, er somtijds ecu, Dat doet bepaald geen binder ; Integendeel 't, geeft ffeur En smaak. Door dia Prarrmcnten Van ieder vorm en kleur In lionte rei gemengeld :'iiet veel Piiilosophie, Doe bij wat overspanning Een vonkje van geriie. Neem liicKwe f'an'us'if.n iJacillen en ;:oo voort Efin weinig omvaarschijalijks En larifc io ongestoord Op 't vuur d «r dichtkunst koten. Alarïi- s 1. 10 k niet, ai t o iel Opdat, r;e voor kunt. dienen 'Bij 't iut.dfii van de bel. Dan spoedig afgenomen l- n keurig geserveerd Dan hebt, ge een hcrs-cl'oeuvra Door sievdt gecreëerd. n. TERBURCH'S Xöv'ELLEX. Neem Potgieters Hollandsen Verwring het nog iets, Voeg weinig intrige Er bij of ook niets. Kneed, pers p.lle zinnen Zoo stijf als een staak ; Voeg eea enkel karakter Er bij, voor den. smaak. Versier dan dit deeg Slet figuren, heoHYaai Rhetorisch geknutseld, Maar ! houd het goed faal. In otnl Hollandsch gewaad Aan 't, publiek voorgezet Smaakt, lust mengsel naar niets, Maar de schotel is net. Van les C'/'r-f/ met ti'.r.-ri vau EERTCHTEN EX MEDEDEELIXGEX. '.s p.n .'.:-,.,.?. Uc-r r r- 1 ':?;:", m prat'jtv.-erk vau Jctii Carl ;-<i,',;p plaatsen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl