Historisch Archief 1877-1940
No. 412.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
epperoffioier, met den titel van Commandant der stelling van Amsterdam
{Nieuwe Hollandsche Waterlinie), en die te Amsterdam (Utrecht) ge
vestigd zal wezen, terwijl een hoofdofficier of Kapitein vanden G eueralen
Btaf en een bereden adjudant (kapitein of ritmeester) hem zal zijn toe
gevoegd; verder dat de voorloopig, door den Minister van Oorlog vast
te stellen instruotiën, later aaa den Koning ter goedkeuring zullen
moeten worden onderworpen.
Volgens die, eveneens in het Eeeueil Militair opgenomen, voorloopige
instructiën of liever instructie, daar zij voor beide titularissen gelijk
luidend is staan genoemde commandanten ouder de onmiddellijke be
velen van den Minister van Oorlog en hebben zij niet alleen zich per
soonlijk volkomen bekend te maken met al hetgeen in verband staat met
de verdediging der stelling (linie) onder hun bevel, maar moeten zij ook
zorgen, dat de officieren, die in tijd van oorlog of mobilisatie van het
leger met eenig zelfsfcacclig commando in de stelling (linie) belast zijn,
volkomen vertrouwd kunnen worden met de taak, die hen wacht. Verder
zullen zij do aangewezen Iczcltings- en bewdkingstrocpen onder hunne
leiding moeten oefenen in de verdediging der stelling (linie), in oorlogs
tijd het bevel voeren over al het aanwezige personeel en materieel, tot
de verdediging en bewaking der stelling (fir.ie) aangewezen en zijn zij
verantwoordelijk gesteld voor de dadelijke eu goede uitvoering der even
tueel te ontvangen bevelen iot het in staat van verdediging brengen der
Stelling (linie).
Zooals bekend ia heeft een der vroegere drie BeveUiébbers in de Mili
taire Afdeelingen zijn pensioen en tevens als balsem op de wonde (V)
de ridderorde van den isoderlandsehen Leeuw gekregen, zijn de beide
anderen met eeaige plaats- en uaamvcrandering tot de genoemde
gewichtige betrekkingen geroepen en oveuccns twee der bij Koninklijk
besluit .van 24 April jl., No. 10, vervallen verklaarde 'kapiteins-adjudanten
dier bevelhebbers als adjudant aan de nieuwe titularissen toegevoegd,
om dezen meer bepaaldelijk ter 7,ijde te staan in de werkzaamheden, ver
bonden aan het bevel .in de iii stand gebleven Militaire Al'deolingcn, waar
mede zij tevens zijn belast en dat hun bovendien den titel vaii
JBevelhebber in de Ie (~e) Militaire Afdcdinrj verschaft.
Het bevel in de 3e Militaire Afdeeling is bij Kon. Besluit van 21 April jl.f
No. 23 opgedragen aan den Plaatseiijkea Commandant te Breda waar
voor de standplaats van den bevelhebber uit 's-Iiosch is overgebracht
waartoe de Plaatselijke Commandanten van 's-Hage en Breda ouderling
moesten verwisselen, om der ancieuncteits wille, daar anders moeilijk
het bevelhebbcrscliap met het plaatsolijk commando te Breda
vcreenigbaar zoude zijn geweest. Volgens Art. 5 der Instructie voor de bevel
hebbers ia do Militaire Afdeelingen sturm namelijk onder hunno bevelen
de Plaatselijke on Garnizoenscommandanten, benevens de Chefs van
diensten ia de Afdeeliug, voor vrat betreft den plaatselijken en
gamizoensdienst, de algemeene politie, do handhaving der krijgstucht en het
verleenen van militairen bijstand. Door deze combinatie zal alzoo de Plaat
selijke commandant te Breda, als bevelhebber in de 3e Militaire
Afdeeling, zich zelven t9 coutrólecreu hebbeu en, ingevolge het bepaalde bij
Art. 8 der Instructie, door tussehcnkomst van den Provincialen Adju
dant te 's-Bosoh, een afschrift moeten ontvangen van den situatiestaat
van het garnizoen te Breda, dat door hem den Plaatscüjken Com
mandant reeds op deu 5den van de maand rechtstreeks aan den. Mi
nister is gezonden!
Naar onze meening is het opdragen van het bevelhcbberschap aan een
riaatselijkaa Commandant niet erg geschikt om een hoogen dunk van
de betrekking zelve te verkrijgen, waarvoor u de voormalige ca de
tegenwoordige Minister bepaald een oppcrofiicier uoodig achtten. Zouden ook
soms particuliere of familiebelangen daartoe het hunne bunnen bijdragen:1
Men zoude er aan gaan denken. De maatregel zelf rechtvaardigt de af
schaffing der Generaals-Majoor, Bevelhebbers in de Militaire Afdeelingen,
wier behoud zoolang krachtdadig is verdedigd door de laatste Hoofden
van het Departement van Oorlog1.
Ofschoon het wellicht gewaagd is reeds nu een oordeel te vellen over
de genomen maatregelen ten opzichte van het commando in da stelling
van Amsterdam, en dat in de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, daar de
tijd te kort is geweest om nog andere zaken voor den Isten Mei te kun
nen regelen, en dus vermoedelijk het overige uog volgen mo6t, zoo ver
oorloven wij ons echter onze bevreemding te doen kennen, dat niet uit
sluitend een Hoofdofficier van den Geaeralen Staf aaa de commandanten
wordt toegevoegd, maar daartoe ook eea Kapitein van dat dienstvak
kan worden aangewezen.
Is dat commando dus minder gewichtig dan dat over een divisie,
waarbij aan den divisiecommandaut een hoofdofficier n een kapitein van
den Generalen Staf zijn toegevoegd? Of moet hier wellicht aan eene
drukfout gedacht worden ea dus, in plaats vaa het woord of", eu" gelezen
worden? Onmogelijk is het niet, daar o. a. in het Becueil Militair aan
gekondigd wordt een herdruk" van de Handleiding in het Militair recht
van den heer Koolemans Beijnen, welk boekwerk echter voor het eerst
in bet licht is verschenen.
Nog miader kunnen wij aannemen, dat, nu do gelegenheid zoo schoon
is om ingrijpende veranderingen ten goede aan ie brengen van dea
steun der volksvertegenwoordiging is bet Hoofd bestuur immers verzekerd,
daar uit den boezem vaa dat staatslichaam zelf de drang tot instelling
der stelling linie-comtaandauten is voortgekomen het departement vaa
Oorlog zich slechts tot handhaving vaa het bestaande, ia eeuigszins
anderen vorm gegotea, wil bepalen. Wij zijn te zeer overtuigd van den
ernstigea wil, die bij allen bestaat om het ideale" te bereiken, om te
kunnen veronderstellen dat ook deze goede geest niet aanwezig zoude zijn
bij hen, die den Minister met raad en daad beliooren bij te staan in de
vervuiling zijner moeitevolle taak. Aan dezo laatsten nu vragen wij, of
Kij het in 's lands belang achten, dat do tegenwoordige organisatie vaa
kracht blijft en dientengevolge o. a. do bestaande verdeeling vaa het
Kijk ia 4 artillerie- ea ia 4 geuieconimaudementen, waarbij dezelfde ge
deelten van bet verdedigingsstelsel ouder verschillende commandJiaten ia
die commandemeatea zijn gesteld?
Zoude bijv. het niet veel doelmatiger zijn, als die verschillende gedeelten,
voor zoover rle artillerie en genie betreft gebracht werden ouder het
bevel vaa hoofdofacierea ea wel kolonels dier wapens, deel uitma
kende van dea staf der Commandanten in cie linie of stelling? En is daar
voor eeue verdeeling ia drie hoofdgroepen niet de meest aangewezene,
te weten:
lo. De werken in de Nieuws Hollandsche Waterlinie, die in de stelling
de Geldersche Vallei en in de Ncder.-Sctuutue, alsmede die, dienends
tot dekking van rivierovergangen ea opname van troepen aaa IJscl,
Waal en Haas.
2o. Da werken in de stelling vaa Amsterdam, het fort bij Ymuiden en
in de stelling van den Helder.
Co. De werken ia ck- stellingen van de moudea der Slaas eu het, Haring
vliet, vaa hot Hollandsch Disp ea hst Volkerak, in de Zaidcr Waterlinie
en aaa do We4cr-Scltelde.
Reeds nu bestaat do groepeering der werken sub. 2o ea 3o vernield,
in de flfCKÏfl-commandemoaten, terwijl slechts die, behoorende tot de stel
ling der Gelderscho Vallei en in de Ncder-Betuwe en gelegen aan LIsel,
Waal ea Maas, vaa het 'ie bij het Ie geniecommaadeiaent behoeven te
worden overgebracht, om ook die sub lo fce verkrijgen.
De grootste wijziging zoude zijn aaa te brengen ia de arlillcrie-com*
mandementen, die hun ontstaan to danken hebben aaa de verdeeling in
4 regimentea vesting-artillerie, wier commaadanten tevens het bevel
voercn ia die commandeinenten cu tengevolge waarvan thans het gedeelte
der Niemve Ilollaudsoha Waterlinie van de Zuiderzee tot aan het fort
de Klop ressorteert onder het 2e, dat van het fort de Klop tot aan de
Lek onder het Ie eu dat vaa de I/ck tot de Mcr-wcde ca door hst laad
van Altena tot do Nieuwe 'ALcrivede ouder het e artiliei
e-commandemeiit, aizoo do werken in de gbhcele linie voor zoover het artilleristisdi
gedeelte betreft, ouder 3 verschillende commandanten. Eveneens heeft
iaën 2 dergelijke commandanten voor de groepen 2u en i'o; ia deze split
sing in het belang der eenheid vaa bsvelvoering, 200 dringend noodig
bij de landsverdediging?
Dat men toch eenmaal brcke met dea ouden sleur," met het passen"
van nieuwe aan oude toestanden ea met het doen kloppen" van cijfers,
enz. met verouderde ca gebrekkige organisatiën, zooals o. a. geschied is
bij de iadeeling vaa het Rijk ia Artillerie- ea Geuiecominaudementen,
getuige dea aanhef van het Kon. Eesi. d.d. 11 December 1832, No. Sö.
Overwegende, dat het noodig is, de artillerie- en
genie-coaimandementea meer in Oiiderliny verband 1) ea in overeenstemming l)*te bren
gen niet de vredss- en tl e oorlogsorganisatie l) ran het leger," enz.
ca dat nog wel, terwijl, volgons datzeïi'de besluit, Art. 17 der Instructie
voor de Commandanten in de artilleriecommaudementen gewijzigd wordt in:
In oorlogstijd of bij mobilisatie sal in den regel 1) aaa de comman
danten ia do ailillcriacommaüdementen eene andere bestemming 2) worden
aangewezen."
Wat geeft dus de aanwijzing van cooimandaaten in de
artilleriecommandementen ia vredestijd, als zij ia oorlogstijd ea daarop toch komt
het aan niet als zoodanig werkzaam zullea blijven? Ea wat het
ouderling verband" betreft, is dat volgens het voorgaande ook niet
eene nhrasa"?
Zoo ergons, daa is hot voorzeker in ons land een vereischte, dat reeds
ia vredestijd alles zoodanig ingericht zij, dat bij het op voet van oorlog
brengen vaa het leger ea het ia staat van verdediging stellen der verde
digingslinie!), een ieder zooveel mogelijk op zijn post is eu reeds van te
vorea werkzaam is geweest in de betrekking, welke hij alsdan heeft te
bckloedon. Op grond daarvan hopen wij, dat het legerbestuur zoo spoedig
mogelijk zal overgaan tot eene wijziging vaa het commando der artillerie
eu genie in de hoofdverdedigingsliniën des lands en tot instelling van
commandanten der artillerie en der genie, die toegevoegd zijn aan de
gteinng-(linie-)comiHandanten ea bekleed mét dezelfde macht, als die zy
in oorlogstijd zullea kuaueu uitoefenen.
Mavo».
1) Vfij cuïoivecreu,
F E U I I, E. E T O UT.
' »*pr
Mama en grootmama hebben zooeven een kleine woordenwis
seling gehad. Mama zit nu zwijgend in de stille, gezellige huis
kamer ca buigt zich nog een weinig boos, over haar haK voltooid
borduurwerk, tervvij grootmama tegenover haar in een gemakkelijken
leuuingsloel heeft plaats genomen, en een weinig ongeduldig met
den eenen voat op haar voetbankje zit te trammeien. Als altijd
was het onderwerp van haar woordenwisseling de eeaige dochter
en kleindochter der beide weduwen geweest, door de moeder en
het gehecle verdere huisgezin Franziska, door de grootmoeder
alleen Fransje genoemd. Gisteren avond toch was Franziska
weder de koningin van het bal geweest. Grootmama, die te
huis rustig lag te slapen en wellicht droomde van haar eigen
gelukkige jeugd, is opgetogen van blijdschap over den opgang,
dien haar kleindochter heeft gemaakt; maar de moeder is vol
bezorgdheid, juist, omdat zij getuige was van de algemeene be
wondering, die voor haar jong, onervaren kind noodlottig zou
kunnen worden.
»A!s zij nu reeds verliefd werd!'' zucht de bezorgde moede».
Maar de kordate grootmoeder antwoordt kortweg: »Hoe vroeger
hoe beter! Ik wacht reeds lang op dat gelukkige oogenblik."
Verbazing van de moeder en een vroolijk lachje van da
grootmoeder vergezellen deze laatste woorden.
»Laat de dingen toch Iran natuurlijken loop gaan," gaat groot
mama voort, »\Vilt gij verandering brengen in hetgeen voor da