De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 17 mei pagina 13

17 mei 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ioroep. En plotseling roept zij uit: »Grootmama, grootmama, wat zij t gij toch een lieve, goede, verstandige vrouw! Ten einde haar onrvist te verdrijven, gaat zij voor de piano zitten en heft het oude volkslied aan dat zij in eenzame uren eoo gaarne zingt: Op treurigheid volgt groote vreugd. l)at geeft mij altijd troost *- ." Maar hoe schrikt zij op, toen daar een zware basstem achter haar invalt: Ik ben een heel mooi maagdelijn, 7ij is als 't schoonste roosje, fijn Dat mij het hart verheugt" Getroffen springt zij op en staat voor Alfred, voor dienhoozcn Alfred, die ongemerkt is binnengeslopen. Wat lacht hij spotaclilis, terwijl hij zijn verwondering betuigt, dat zijn kleine nicht, die «voorname balkoningin" zich verlaagt tot het zingen van zulk een eenvoudig volkslied. Franziska is zoo kwaad geworden dat zij hem op trotschen toon vraagt, wat hij hier komt doen. »lii kom om van tante afscheid te nemen", anlwoorde hij geraakt. > A (scheid nemen'? En waarom'}" vraagt zij op gemaakt onverschiiligen toon, ofschoon haar keel bijna" wordt toegeknepen. »Omdat ik op reis ga''. >Voor langen tijd?" Misschien wel voor altijd. [Iet ontwerp, dat ik op de prijsvraag heb ingediend, is niet in aanmerking gekomen; wat zal ik nu nog langer hier doen? I'Yanziska verbleekt, maar zij weet zich goed te houden, want zij zou voor alles ter wereld liaar ontroering niet willen verraden. Met gedwongen kalmte knikt zij hem toe en wenscht»heer neef" een gelukkige reis. Zij keert zich echter om,, want haar oogca worden vochtig, hoe zij ook vecht legen dip sinalle" tranen. Had zij het onweder niet opgemerkt, dal zich bij haar hoog moedige vi'aag op het voorhoofd van den jo|igert mau samcnpalue! liet beleedigende, korte afscheid, dat zij zoo even over haar lip pen had laten komen, doet den storrn losbarsten. Als een dichte hagelslag vallen de verwijlen van den vertoornden neef op hnsr lioo!'d_ neder. i\u eerst heeft hij haar doorgrond; nu neemt hij met innige verachting afscheid van haar, zoo klinkt het van de lippen des opgewonden jongeling-;. Ja, met verachting! Want een coqnclte zonder hart, die niets hoogers kent don opschik en beuzelpraat, die zich vereerd acht dody de zotuclooze vlciercion van een praalzicken gek, verdient geen ander gevoel. Als knaap heelt, hij haar aangebeden als een klein godinnetje, haar bewaakt als een schat, omdnt hij toenmaals onervaren en dwaas genoeg was, om haar schoonheid voor een openbaring des Hemels te houden. Nu echter is die valsche beloovqrinpj- verbroken, nu ziel hij beter, ja, maar al te goed! Wat hij tot'heden toe niet wilde gelooven is hem op nfdoende .wijze ;ian hit verstand gebrarht. Daarom valt hem hol, scheiden gemakkelijk; mocht zij liet geluk vinden dat zij zoekt de liefde van cea eerlijk man is waar lijk te goed voor haar! Na deze woorden wendt hij zich, bevend van loon, maar lier en met opgeheven hoofd naar de deur. Hij bereikt die echter niet, want Franziska, die onder zijn smaadredcnen al bleukcr OH Hacker is geworden, is zicli zelve" nu niet meer meester; zij uit een half onderdrukten kreet en is op het punt van neer te stoVlcn. Hoezeer hij har.r ook veracht zooals hij zooeven in heiligen ernst verzekerde een onmensen kan hij niet zijn. Hij moet haar helpen en vangt haar in zijn armen op. Waarom hij haar echter daarbij een kus geeft en hoe het kwam, dat Franziska, als zij weder bijkomt, haar armen om zijn hals slaat en zijn kussen teeder beantwoordt, blijft vooreerst een onopgelost raadsel. Van hun wederzijdschen haat is voorloopig geen sprake, ook van andere zaken niet, want hun lippen hebben elkander heel wat anders mede te deelen en kunnen het einde daarvan maar niet vinden. Stokstijf blijft haar moeder, die inlusschen tehuis gekomen is, in de deur van het salon slaan, want in plaats van den onberispelijken mijnheer Van Berghof, vindt zij daar den diep verachten neef AUred, ijverig bezig bekentenissen te wisselen met haar dochter. Deze verklaart met een. kleur als purper, dat zij den naren, afschuweujken neef lief heeft en zonder zijn wederliefde ongelukkig zou worden. Daar nu ook de jeugdige kunstenaar vergeving smeekt voor al zijn zonden, de laatste eiTgroolste daar onder begrepen, moet haar moeder zich wel met het voorgeval lene trachten te verzoenen. Eén verwijt slechts kan zij niet onderdrukken: Waarom Franziska niet baar raad opgevolgd en den neef beleefd geantwoord heeft: »Spreek met mama." ''Fran ziska ziet bedremmeld voor zich. »Wees niet boos, lieve mama," stottert zij eindelijk, »maar het kwam alles zoo geheel anders uit dan u 't beschreven had. Ik lag plotseling in zijn armen... en... en, vergeef het mij, toen dacht ik niet meer aan uw raad." »Dan is Alfred de ware!" riep nu grootmama, die lot nu toe innig in haar schik, de kleine familiescène had gadegeslagen. De moeder haalt gelaten de schouders op, maar Fransje, door grootmama'sgoedkeuring aangemoedigd, maakt, schalkachtig lachend een buiging voor haar Alfred, neemt hem daarna bij de'hand en brengt hem bij haar moeder. »"Wilt gij zoo goed zijn, Neef Alfred," zegt zij met komischen ernst, wilt gij zoo goed zijn, »met mama te spreken?" II. SCHAAKSPEL. No. 20. Van -T. C. J. WA.INWRIGHT (Game of eheae). ZWART. » b o d s WIT. Wit «peelt toor en geeft ia 4 zotten mat, (Wit 3 en Zwart 9 met K. E 5}. OPLOSSING VAN SC HA AKPROBLEE M No. 18. n ?!? - F, l! K. - G 5 (a K l II 4 + G 5 nt H 4 D 4 I? 3 mat. (a) Raadsheer speelt. E l G 3 mat. KflEZOXDEN OPLOSSINGEN. .Tuist i« No. 18 en l!), de schaakstudie en de cindateliinspn opgelost door W. v.H. te Delft: W. to W.; P. 10 CtrocVt, Kog juiste opl;ebingen ontvangen van Mei'' te Rotterdam Na 18,19,Scïiaafcstudia en KiuJ.*[)oI v. tl. H; Ilenri fo Amsterdam 18, 13 oa do ScuaaUatndie ; 0e G. V. en R. te Kaais'ienrd K». 10, Eindspel Leimer en van v. d. M. te N.N. Hot, VDlg^n.le ontUanon v;j aan het Jaarboekjo v. d. NcJe.'l. Schaakbond 1SS4: Ws oiirinaiteit gevou wij m;; int volgende partijtjo, dat door beida heeran blinde» lin.ïwerd gespjeld, ea waarbij de lieer Liman, die behalve deze, gedurende het t?>riio:.i no,' eens vior en daarna nog eens vijf partijen te gelijk bundeling spselJe, ons Uit bo'.vij* leverde, hoe juist hij ook zoaler mitsriael vóór icb. ziet. Wit: N. N. l a i a S 2 c 1> c 4 S e. 2 e 3 l u 2 d -l 5 K l i' 3 (i b 2 b 3 1 c l - b 2 i' l d 3 lïukkeert ?i i c a b l d 2 i n h i - .-. -' )i -i nt f 5 d :; f 5 U 2 h 4 f r, - R o s C, nt f D? l 4 5 li 7 « il 10 11 li.' 1'.! H 15 1(1 17 18 B. ,T. Loman. e 7 o G f 7 f 5 g S f C li 7 b 6 c 8 b 1 l S ~ e 7 lïol;Ueert <.l 7 ~ d G b 8 ~- U 7 d 8 e 8 h 7 li G c. K h 5 K ' s G u n t i' ~> i' C ;?; 4 t; et h 4 h 4 h ,1> li :: h 2 mal! Ein.lstolUn.? van II, Lohncr. (0. Reis. Zij.) Wit: K. a 3, O. a 8. T. e 5. Ztfsrt: It. :i J. n. e 4 c» !i », l'il. lt 1. Wit 3, 2wart t met K. a 1. Ytit geeft in twee ze;t-3n mat. idem van Signor Dabois van Ko;no: Wit: K. !i 1. O. h 6. It. r G eu c 4, Pd. «? a, «*. a 2, !) 2, n 3, c G, s ~ e* '» *. Zwnvt: K. K 8, O. e 5, T. 7 en !. H. E'il. a H, P. ii "5, \, 3. c O, g 3 eti h J. Wis 11, Z.Ta r t 10. Wit (Dnboii) goel't. in \ isr Zetten mat. B R l E V E N B U S. Antwerpen, 1-1 Mei 1885 ftan ile Uf'Jacli'e i'itn Itel WeeW.ail de Mijne IIeffc.ii ! In uw Tuiramer van ZonJag 10 Mei wordt verslag gedaan ovor de uitvoering ra n Van Boers' on lienoiti' Foest^ang'' liij de opening der Wcreldtentoonstslüug liier ta Antwerpen. (ji'-bau:iic;9 en welverdiende lot' wordt den cnmponist in dit opstel toegezwaaiii, maar de diditer der Cantate komt er niet zonder kleerscheuren 'af.Oniiac andere citeert Bcferaut eena strofe, waar hij niet \7eini,7 weet op ai' te wiizen. Dit heeft onder ons, leerlingen der darde klasso van bet Athennenm, die hot gehi'k hebben van Vader Jan (zooals prof. Van Beera bij ons in de wandeling heet) les in de Keüeïlaudsehe laai- en letterkunde te ontvangen, natuurlijk geeno gerioga opschud ding gebaard. Wij hebben dan ook de koppen bijeengostoken, ooj, op onze wijze, Referent!) kritiek eens na te gaan; en we zijn zoo vrij, t.:ij dezen, den uitslag van ons onderzoek, in alle bescheidenheid, aan ZÉds. ooriieol te onderwerpen. Op de verzon: Zegen den Geest, die almachtig beveelt: Water en vuur, jnij zult gij slaven '. Zou, wees mijn maler en teeken mijn beeld l* merkt Referent aan: Do zon worde maler", is voorzeker een germanisme voor schilder'; aan eeuen molenaar is niet te denken." Malet" voorzeker eea germanisme?... Dat bevreemdt ons! Laat ons eens zien: Kiliaan geeft op: Slaelei; schilder, pictor;" ja zelfs: rmae!erije, schilderije, piotara." Hij Weiland luidt het: Sfulm, van het oude maal, een beeld, een teeken. In hst algemeen, afbeelden, do gedaante eenor zaak door zigtbare trekken nabootsen ea voorstellen, teekenen enz. In eene bepaalde en meer gewone beteekenis ia malen met verwen afbeelden, schilderen enz. Van hier maler, schilder." Vondel legt in zijn Lucifer, waar hij Eelzebub naar 't portret van Moeder Ev» laat vragen, hem het vers in den mond: Nu, pas me deze bruid naar 't leven af te malen." Tollens zegt, bij de aanroeping zijner Zangster, in de Overwintering; Bezing het waagstuk, maal den uitslag, roer en streel," Bilderdijb, in zijn Bitileitlei-en: Gezolderd met een gloed van elektriko stralen, Die de uilgespannen tent met goud en zilver Malen," en op verschillende andere plaatsen gebruikt hij dit werkwoord in den Zin V&B schilderen. liet naamwoord maler komt, o. a., voor in zijne 411'odillen, I, 54, fs. 7. 1*010, de Meiisclt, Voorr., blz. 21, enz. enz. Wij hebben baveridien vele woordenboeken opgeslagen, en in alle, van de grootste tot uo zükwoordenboekjes van hieine en van Callewaert toe, vinden wjj malen ea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl