Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
niet doen; evenmin zal ik iemand vervelen met een geregelde opsomming
van al de kramen, spellen, theaters en kermis-troepen, geïllustreerd met
de namen hunner eigenaren, kermis-celebriteiten en kermis-wonderen.
Wat hebben mensclien daaraan, die er toch niets van kunnen zien en
genieten? Verder moet ik u zeggen, misschien is't niet eens noodig,
want ge kunt het best begrijpen,'?dat ik ook ditmaal zooveel mogelijk
een neutraal standpunt zal innemen. Dat behoort zoo, als men beklemd
zit tnsschen twee partijen, waarvan de eea de andere een voorrecht of
een geluk te benijden heeft.
Om me in den Haagschen spreektrant uit te drukken, die deze week
den boventoon heeft, zeg ik: We hennen in 't volle van de kermispret.
Ge weet, of misschien niet, dat de Ilaagsche kermis steeds had een
levensduur van negen dagen. Hoe, waarom en wanneer haar dit
negendaagsch bestaan werd verzekerd, kau ik u op 't oogenblik niet zeggen,
maar ik verbeeld me dat het er weinig op aankomt. De Haagsche
baschreven vaderen, die van oordeel waren, dat onze beroemde kermis haar
roem had overleefd, omdat ze niet meer van haar tijd was, en dat zij
diensvolgens, op het voetspoor van andere afschaffers, ook tot hare
afschaffing dienden te procedeeren, hebben allereerst goed gevonden, liet
getal van negen kermisdagen tot acht en voor 't volgend en laatste jaar
tot zes te herleiden. Wie bewondert niet den tact hoe zal ik't noemen
de wijze voorzienigheid van onzen raad, in deze allerteederste aangele
genheid!
Toch zou ik, ware mij de eer beschoren van deel uit te maken van
dat achtbaar college, wel in overweging hebben willen geven, de
Haagsche kermis of dadelijk den doodsteek te geven, of haar nog negen
levensjaren te gunnen en haar dan elk iaar een dagje in te korten. Zoo
was ze óf in eens uit haar lijden of ze kon in 't jaar 92 nog zoo?eel
teekenen van levensvatbaarheid geven, flat een nieuwe gemeenteraad haar
weer op de been hielp tot groote vreugde van het dan levend geslacht.
Maar dat heeft zoo niet mogen zijn. 't Volgend jaar, helaas, vieren wn
haar zesdaagsche uitvaart; hoewel een onzer kranten nog een
aclitcrdeurtje voor haar voort-bestaan openhoudt. Zoo lang er leven is, zegt
ze, is er nog hoop. Och ja, zoo'n riethalmpje is altijd nog welkom.
Er zijn menschen, mijnheer, die een kermis niet plezierig vinden; anderen
vinden haar vervelend, en weer anderen vinden haar eenvoudig verschrikke
lijk. Wat zijn] dat allemaal voor menschen ? In ieder geval mensclicn die zich
den tijd niet meer verkiezen te herinneren, toen ze de kermis dolprettig
vonden, evenals ik heden nog doe. Maar, dat is alweer het standpunt.
Papa's, die in hun jonge jaren gedurende kermis niet waren to slaan
uit zekere nog in veler herinnering voortlevende wafel- en poflertjes»
kramen, waar ze op de meest in 't oogvallende wijze het hof maakten aan
jongedames in lange jakken en met [Friesche kappen op, diezelfde
papa's spuwen nu vuur en vlam tegen de kermis en kunnen in hun
austeriteit en met hun slecht geheugen maar niet begrijpen, hoe hun aan
komende jongens plezier kunnen hebben in zoo'n. . . onfatsoenlijk caf
chantant, om avond op avond hun cogen uit te kijken naar de mooie
beenen en weelderige vormen van sommige vrouwelijke artistcn. Pat
is 't veranderd standpunt, anders niets. Den hemel zij dank, mijn
memorie is nog best en ik zie nog geen reden om van standpunt te ver
anderen, al ben ik oud.
Toen ik nu jongstleden Maandag do klok hoorde luiden ik hoorde
ze zelf niet, maar mijn kleine meid kwam me vertellen dat ze luidde,
wat ik op haar gezag maar aangenomen heb, te meer daar ik in dit
speciaal kermisgeval drommels goed wist waar de klepel hing, toen,
kan ik u zeggen, ging mijn hart open.
Vrouwlief, juichte ik, zorg dat ge heel wat kwartjes in vooraad hebt
ook eenige dubbeltjes maar vooral kwartjes!"
Ik kan niet zeggen dat de goede vrouw een bijzonder vroolijk gezicht
zette bij dit beroep op haar huishoulbeurs. Zij bezit dit moet ik
eerlijk erkennen een moer piaotisohcn geest dan ik; ze geelt niet
gaarne kwartjes en dubbeltjes uit, waar ze «iets voor in de plaats kriigt.
Daarentegen ziet ze op geen vijl'-en-twintig gulden voor een toilet-artikel,
of om mee te doen in de eigenlijke kermispret. Ik eerbiedig dit stand
punt der vrouw, zooals ik altijd ieders standpunt eerbiedig, al kan ik
me er ook volstrekt niet mee vereenigen; maar ik beu nu eenmaal van
meening, dat men nooit een gelegenheid mag laten voorbijgaan om do
menschen, die ons 't gansche jaar door'alle mogelijke gcricfeïijkhcden des
levens komen thuis brengen wel is waar voor onze kostelijke duiten
en van andere menschen die bijvoorbeeld onze vuilnis-bakken komen
ledigen al vergeten ze 't geregeld op den dag dat zo hun fooien op
halen om al die gewillige menschen, zeg ik, bij zulk een gelegenheid
een bewijs onzer erkentelijkheid en waardeeriug te geven, iu den vorm
van kwartjes, zelfs van guldens.
Ik kan u zeggen, dat ik Maandag, van 's morgens acht tot 's middags
drie uren, genoten heb als een gelukzalige. Onze bel stond niet stil n
dan hoorde ik telkens een mij onbekende stem tot onze open-makende
juffrouw" het verzoek richten: Wil-je meneer en mevrouw zeggen,
dat ik hun een plezierige kermis wensch?"_ Lieve menschen! Welk een
beminnelijke oplettendheid! Ons, uw nederige begustigers, niet te verge
ten in deae gelukkige oogenblikken, nu uwe harten reeds vervuld zija
met de zaligheid der u wachtende kermisvreugdc! Ge wenscht ons een
plezierige kermis!
Vrouw, geef die meuschen toch vooral niet minder dan kwartjes. O,
was ik maar rijk! Dan zette ik een korenzak vol guldens achter de
huisdeur en liet ik elk van die beminnelijke bezoekers een handvol ii
indiserétion er nitgrijpcn. Om die kwartjes alleen vind ik 't zonde eu
jammer dat de kermis wordt afgeschaft, en hier rijst eensklaps de vraag:
heeft onze gemeenteraad wel het recht, de kermis af to schaffen ? Uit
een rechtskundig oogpunt zeker wel, anders was hij 't niet begonnen,
maar uitbeen philanthropisch oogpunt zeker met, Vraag 't] maar aan
onze iufiromv", die onder de schoonmaak een voortreffelijke gelegen
heid om met mevrouw teedere questiën te behandelen de vraag
opperde, op welke wijze er na SG zou voorzien worden in 't gemis
aaukermis-fooien; want dat daarin moest voorzien worden, dat stond als een
paal boven water. We leven waarlijk in geen tijd, dat men de dames en
heeren, die voorgeven ons te bedienen, iets zou kunnen afnemen, zon
der hun de gelijke liefst de dubbele waarde er voor in de plaats te
gev-en. Nu, ik zeg dat de gemeenteraad daar dan maar voor zorgen
moet. Hij neemt ons het kermisgenoegen af en we kunnen toch niet
met een fooi bedanken voor een wensch dien men ons niet toebrengt.
Enfin de quaestie komt eerst in 87 aan de orde en die dan leeft dia
dan zorgt.
Vergeef me, Amsterdamsche lezer, dat ik de vrijheid neem, een kleine
parallel te trekken tusschen de Haagsche kermis en wijlen de Amster
damsche, een parallel die, ik zegt 't u vooruit, geheel in 't voordeel
der eerste moet uitvallen. De onze is een voorjaars-, de uwe was een
najaars-kermia. Iedereen zal moeten toestemmen, dat een mensch, die uit
den barren winter, de guro Maart en natte April, de lieve verjongende
lente intreedt, veel meer voorbeschikt en toegerust is om pret te maken
en feest te vieren, dan een ander mensch, die pas begint te bekomen vau
de drukkende, ontzenuwende zomerwarmte.
Jïu dan, we zijn ik bedoel, we bennen sinds Maandag altijd door in
de heerlijkste kcrmis-stemming, die men zich denken kan, waartoe natuur
lijk liet liefelijk lentewcder het zijne ruimschoots bijdraagt. Ja, 't was een
overgelukkig '.denkbeeld van den uitvinder der Hnagscho kermis wia
hij was, weet ik niet, en of 't niet een zij was, weet, ik evenmin, maar ik
geloof dat de naa.m van dezen verdienstelijken Hagenaar in deu nacht
der eeuwen voor immer is weggezonken om don tijd er voor to kiezen
iu de lieve Meimaand, die in ons land altijd een enkele hagel- en
sneeuwbui niet meegerekend zoo verrukkelijk 13. Nu zijn er ditmaal
\vel enkele malcontentcn, die beweren (lat het erg schraal in de lucht''
is; maar als 'talie dagen regende was 't zeker ook niet goed. Maak't eens
iedereen naar dei) zin; dat kan zelfs esn Hollandsche Meimaand niet.
Weet go, waarom de kermis voor ons een ware uitkomst is, vooral
in den tegcmvoordigen tijd, nu zoo vele Hagenaars niet weten hoe, waai
en waarom ze hun overtollig geld zullen beleggen? Wel, omdat ze
't nu tea minste fatsoenlijk en ook onfatsoenlijk, want dat is in de
kcrmisweek zelfs een beetjo cluc verteren kunnen. De meuschen weten
hier letterlijk met hun geld geen raad en dan is zoo:n kermis inderdaad
een gezegende uitkomst. Niet alleen dat men zijn duiten gemakkelijk
kwijt raakt, maar men heeft nog een dolle pret op den koop ;toe. Mem
Liobclici), \vas willst Du cocli melir?
't Is vooral op grond dezer overweging, dat ik dezer dagen mij heb
vermoeid met de vraag: Waarom schaft de llaad de kermis af? Ja
waarom? Om de mensdiea te beletten, hun eigen geld naar hun genoegen'
te verteren? Y\Tel wat ronkt dat de Raad? Al had ik mijn geldpot
den laatsten cent opgemaakt, Jan heeft hij 't zich nog niet aan'te trekken
evenmin als «'lat ik mijn vermogen verspeel op de beurs, of 'teen kassier
of notaris in bewaring geef om er langs den meer en meer gebruikelijken
weg van ..iaillecren" de piek mee te schuren. De rijke Hagenaar heeft
ftold genoeg om zich 't plezier van een kermis te betalen en hovend/en
nog ziju arme btadgenootun vau de noodige kennis-duiten te voorzien
VoiKi!
Ja", zeggen anders jniti-kcrmismanncn. do kermis geeft aanleiding
tot uitspattingen en dronkenschap."
Zei,' eens, mijnheer, nu merk ik terstond, dat, gij cnr. voorstander zilt,
van onze wereldberoemde urankwot. In zeker opzicht ben ik dat ook,
maar ik hen het toch een beetje eensmet zekere lieden, die beweren dat er
totnogtoe gccn droppel minder jenever wordt, gedronken, dan vroeger
en dat we, zonder drankwct, maar mot een flinke politie, dis geen hand
schoenen aan heelt voor dronken rumoev-makers, al even ver zouden
zijn als nu, misschien nog wel verder.
Maar, ziet ge, do tijd zal 't, moeten leoren wat onze geniale wet uit
richt voor het EtoH'uüjk ca zedelijk welzijn ouzsr natie. Laten we 't beats
er vau honen! Itif.us-schon wil ik wel verklaren, dat ik eau doodvijaud
ben van straat-gerucht, wocit gehos en dronfcem.ins-gcbrul; ruaar dat is
de zaak der politie; en 200 zou do afschal'ling der kermis wel eens hoofd
zakelijk kunnen ncCi-komen op een r.uïeve bekentenis van onmacht van de
zijde dierzclfde politie om hier en daar een handjevol brooddronken volk
binnen de perken van 't straatfatsoen te houden. Ja, zoo iets kan liet
vrcl zijn, ten minste ik ben scepticus genoeg om de philanthropische
bedoeling dor afschaffers door ecu omgekecrdcn kijker te beschouwen.
Nu heb ik waarlijk al zoo lang gepraat, dat ik peen tijd eu geen plaats
meer heb om u iets te vertellen van Carré, van liascb, van ja wept
ik 't! Eu nu zult go mij ten slotte misschien nog vragen of ik voor of
tegen de afschaffing dor kermis ben. Om u de waarheid te zeegen.
weat ik 'r zelf no% niet. Ik zal er eens overdenken. Als de kermis voorbij
is, kan ik er misschien beter over oordeelen, dan nu ik nog onder dan
indruk verkeer van de vreugde die me al die uitgedeelde kerrnis-fooien
hebben verschaft.
Pasquino.
K ~N~S T.
TOONEELVOORSTELLINGEN TE AMSTERDAM.
Schouwburg Frascati": De Groot-Mayol. Paleis voor
Volksvlijt: Watcrloo.
liet was gocu onaardig denkbeeld van de IIII. Chivot en Duru een
operette te ngeercn in Indiü. De groote Mogol" (nog liever Maijgol)
was van ouds, in heel West-Europa, een spreekwoordelijk machtig, rijk,
aanzienlijk Vorst: erfgenaam der oogverblindende weclderigheid van de
Assurs cu van de Faraons. Daarenboven, wat wij van den slaperigen,
afgeronden, plastischcn type der oude Indiürs kennen, gelijk ze door
do nog voor-handen bArelieikunst zijn vereenwigd,gekompleteerd met enkelf»
monstervovmeii, die er van over zijn, geeft ons wel het recht, een weinig
it la Offciibnch te schertsen met do rrootwaardiglicidsbeMeeders in Delhi,