Historisch Archief 1877-1940
No. 412
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De hoofdfiguren, of eigenlijk de lield en de heldin, munten uit door
beminnelijke eenvoudigheid. Prins Slignupour zal meerderjarig worden
en zien een vrouw kiezen. Bij draagt een wit p icrelsaoer, waaraan de
overlevering verbonden is, dat dit zwart zal worden, zoodra do Prins van
het pad der deugd" zou wijken. Zekere Princss Eengaline hoopt, dat
de Prina haar ten huwelijk zal vragen; maar de Prins is verliefd op cene
Parislenne, met nauuj Irma, die mat haar broer naai' Indiöis gekomen,
tea gevolge van het verliezen van hun fortuin. Joqiielet is te Almora
dentiste geworden en toen de tanden der Indiërs te gaaf bevonden werden,
om zijne diensten te behoeven, heeft zijne zuster zich succes als
slangenbezweerster weten te verschaften; en daarvan leven zij. Irma kan ook het
beeld van den Prins, dien zij voor een eenvoudig jong koopman houdt,
niet uit haar hart verbannen. Maar daar zijn kapers op do kust,
Voor-eerst, Prinses Bcngaline en dan een Kapitein Grakson, over
brenger van een traktaat met Engeland, die Irma bemint en haar
hand vraagt aan haar broeder. Bovendien vreest Nicobar, de .Groot-vizier,
dat de Prins hem wel eens zou. kunnen afdanken; en Piiuccs Bengaline
heeft ham in tegendeel haar steun beloofd. Deze drie spreken af, dat ze bij
den Prins de gedachte aan Irma zullen trachten wcuh te vagen. Daartoe
laten zij hem door bekoorlijke bayadarcs, al dansend, omringen (de Prins
was, even als de jongeling in het schalke spreukjen van Boceaecio altijd
door zijn Goevernenr van vrouwen en meiajens verwijderd gehouden.)
Daarbij zingt de Princes eenige betooverende liederen. Do Prins, dio
meent, dat het huwelijk vooral bestaat in een wandelingetjen, door een
rozenboschjen te doen, stelt dit aan Irma voor. Deze wil, vóór de vol
trekking der trouwplechtigheid, hier niet van weten. De Princes weet den
Prins echter een valschen brief in handen te spelen, waarbij Irma het
rendcs-vous zou aannemen. Intussehen mengt de Engelsche Kapitein opium
in een drank van den Prins. De Princes gaat, in plaats van de onschul
dige Irma, naar het rozenboscb je (te middernacht), onderwaar Js gaat ook
de Engelschman, in den schijn van den Prins.Vooraf heeftmcn, terwijl de Prins
sliep, voor alle sekuritcit hem zijn witte halssnoer ai'gedaau en door een zwart
vervangen. Als nu de Prins, uit zijn opïumslaap ontwaakt, zich te midden
van zijn hofstoet vertoont, ziet deze dat zijn paerlen zwart zijn geworden,
en, uaar het vonnis van Boeddha, moet dan de Prins uit het Kijk worden
gebannen. Zoo maakt Bongaline eich meester van den throon, met oog
merk naderhand den Prins tot gemaal te nemen. Dit plan echter mislukt.
Da Prins verneemt, welken trek men hem gespeeld heeft, en laat Bcnr/aline
bij Boeddha zweren, dat zij hém tot echtgenoot nemen zal, dien zij in liet
roKoubosebjen ontmoet heeft. Ds Princes, denkende dat het du Prins
was, doet dit. Het blijkt echter de leelijke Engelschman geweest te zijn,
en de Boeddhapriestcr, van het bedrog met bot halssnoer onderricht,
verklaart voor Miynapour den Hijks-ban opgeheven: deze wordt
GrootMogol en trouwt met Irma, terwijl hij Jocjiidcl, in plaats van JKicolar,
tot Groot-Vizier benoemt.
Dit tooneelstuk is rijk gestoffeerd. De muziek van Audran maakt niet
op veel oorspronkelijkheid aanspraak, maar er zijn charakteristieke cu be
vallige motieven in ea de uitvoering was zeer voldoende.
Ik had het voorrecht het zangspellotjen bij te wonen in gezelschap eener
Duitsche celcbritcit uit de muzikale waereld, die mij verzekerde, dat zij
zeer weinig kunstzusters in haar vaderland kende, die do operette zoo
korrekt, gevoelvol en bevallig zongen als Mevr. Budcrmau. Zij prees
bizonder haar methode ia het uitbrengen der tonen on de uitspraak der
woorden; terwijl het frissche, volle geluid zeer gunstig afstak bij do
etommen der operetten-zangeressen in Duitschlaad, die meestal in dit
vak een toevlucht zoekon voor hare nadagen. Do lieve Juut In dit
prachtig paleis", door den Heer Kreeft en Mevr. Buderman gezongen,
in het bevallig opgevat kostuum van de helft der vorige Eauw, ontrukte
miju buurvrouw bij herhaling do gefluisterde betuiging: Reizend,"...
Keizend," ... Ileizaad!"
De Hoor Kelly heeft ons een van zijn grappigste krcaties geleverd, in
den Groot-Vizier. Zijn grime was uitmuntend. Ook de Ho5r Kichl, als
de Engelschman, hield zijn roem staande, 't Is toe to laten, dat zijn kos
tuum en baarddracht mér in 't algemeen een Engelschman, een Officier,
kenmerkte, dan wel een figuur van 1750.
De Heer van Beem heeft de partij van den Prins goed begrepen, met
takt opgevat en aangenaam gezongen. Ook Mevr. Bouwmeester, die voor
de Princes speelde, heeft zich van de min dankbare rol naar wensch
gekweten.
Op de beide ballettjens, die in het stuk voorkomen, zijn, van het stand
punt der moderne europeesche erpsichoree, geen aanmerkingen te maken.
Kaar een Indiesch charakter heeft men hierbij niet getracht.
Groote lof is te geven aan de kostumen, die meerendeels waarschijnlijk
waren; maar vooral aan do dekoraties. De lleeren Prot hebben hier en
daar wat indische elementen aangebracht; maar de rnohamrnedaansche
kunst anders laten pnedomineeren. Nu, men weet, dat die, heel Azi
door. tot aan China is te-rug te vinden, en de meerdere invloed, door het
Boeddhisme of door den Islam geoefend, is zóó afwisselend geweest, dat
men onder Arabische bogen rustig over Boeddha kan hooren spreken.
Do lleeren Prot hebten, wat hun zorg voor kostumau ea dekoratie!'
betreft, niets aan onzo grootere tooaeelen te benijden.
De Heer Ch. de la Mar, een werklijk kunstlieveud tooncolsneler, dio
ook als dramatiesch auteur verschillende keeren is opgetreden, heeft on
langs een vennootschap aangegaan met de Hoeren Chariier en Bamberg
en nu, in het Palcis voor Volksvlijt, een melodrama gemonteerd, waarin
eenige tafereeleii uit het leven van Napoleon I, metgrootcn tooneultoestel
aanschouwelijk worden gemaakt. Vroeger schreef hij reeds .,Moseou «ui
Elba". Het tegenwoordig historisch drama" vangt aan nog vóór de schei
ding van JosépJiine', de toebareidselen voor deu veldtocht van 180!) en het
leveren van den slag bij Wagram maken de eerste bedrijven uit. Er is
iu verweven ue verontwaardiging van een jongen bergbewoner, die in
do loting valt, en weigert aan zijne verplichting to voldoen, op grond
dat Sappfeon een menschenslaehtsr is, dien men behoort tegen te streven,
ja, van 't leven to berooven, om, zoo doende, een eind te maken aan
do ontvolking van Europa en het bedroeven van vrouwen, zusters en
bruiden, die de la chair a canon hebben moeten leveren. Andere
lotelingcn in tegendeel zijn met de glorie van den grooten Keizer
ingenomen, niet weinig aangevuurd door een invalide van de oude
garde, Uwen Derval, die haast tot levensdoel bad den Kaiser, den
Kaiser au schützen". Eohan Giilenfern wijdt zija
menschelijkheidstaak, hot onschadelijk maken van den waereldvcroveraar in, door zelf
een zijner jeugdige dorpsgenoten, tien pleiter voor Napoleon, dood te slaan.
De jaren Juli ISO'J Maart 1315 vallen uit. Het 4e tafereel voert den
Keizer ander-maai op, te-rug-gekeerd van 't eiland Elba. Vervolgends
worden wij van Parijs naar \Vaterloo verplaatst in de bekende hut, waar
het keizerlijk hoofdquartier was opgeslagen, en waar, men weet niet hoe,
de resds eenmaal bijna op hccterdaad betrapte Eohan gelegenheid vindt
binnen to komen, met het voornemen den Keizer te vermoorden. Dat
hij dezen ziju gebed hoort spreken en rustig ziet inslapen doet hem
aarzelen. Hij begaat den moord niet, meent, in-tegendeel, eene aardsoha
Voorzienigheid" in Napoleon te moeten eerbiedigen en werd later door
ons opgemerkt onder de strijders aan fransche zijde.
Nu eenmaal dit roinauticsch clement in de samenstelling gebracht was,
had het wel verdiend een weinig duidelijker te zijn uitgesponnen. De
dochter van den ouden invalide namelijk, Slarcclla, was met Rohan ver
loofd ; maar dczo bizonderheid raakte in de slottooneelen een weinig zoek.
Ook komt er een geestelijke in het stuk voor, die groote reizen on
derneemt met een soli-Deo op het hoofd, die tegenwoordig is by het iu
halven waanzin sterven van Eivcn Derval en bij die gelegenheid zich
geheel als een leek gedraagt. Misschien geschiedt dit om dat men hem
niet Pastoor, maar meester Arfol noemt. Zoo zijn er meer
bizonderheheden. die bij een rustiger bewerking harmonischer uitgewerkt waren
gaworden.
De auteur heeft, het stuk geschreven in 6 dagen, en wel op
uituoodiging van den Atitwcrpschen Direkteur Doeselaer, onder wien in de
Scheldestad, de lieer I-'rits Bouwmeester, iu het charakter van Napoleon, mefc
do Vlaamschötroep is opgetreden.
Mijn komplimcnt aan dezen kunstenaar voor zijn uitmuntende
Napoleonfiinmr. De kop was veel beter dan in der tijd die van Peters. Ook het
charakter, liet spel, kwam mij over het geheel vrij juist begrepen voor.
Ik weet wel. dat Napoleon aan den schilder Davkl zeide: TSlettez-moi
calme sur un clieval fougueux," maar ouwedersprekelijk was toch
de zoon van Letitia Ramolini een ddftkop. Misschien had de drift
cenigszins meer weerhouden kunnen zijn. Da snelle beweging in het loopen
eu het snelle spreken was met de gewoonten van almaas leerling an
ders niet in strijd. De toon verviel wel wat in het theatrale; van de
ktter >? werd wel wat veel werk gemaakt; maar men moet altijd rekenen
met de slechte akoestiek van het ten-toon-stelliugsgebouw. Het was ooi
tv meêlij meöte krijgen, zoo als de tccre Mevrouw De Boer-van Kijk
(Mitrcdia) haar hooge stem moest forceeren, om verstaan te worden;
Mevrouw Fuchs-Btirbiora (de moeder van Rolian) vond zelfs aanleiding
in de twecspraak te schreeuwen; ik vrees, dat de Heer de la Mar zija
stenmiidJclcn óók misbruiken moet, opdat men toch iets zou verstaan.
Hij heelt de rol van den invaliden Grenadier met veel kracht en kleur
vervuld.
Ook Mw. De la Mar-Kley, die voor Keiserin JosépJiïne speelde, heeft
met gevoel en distinktiu die aandoenlijke rol gespeeld.
De Hoer van Bicne (Iloliari) en verschillende andere artiesten, die ons,
met uitzondering van den ouden Heer Kapper, tot heden onbekend waren,
hebben, bij hun best, de opvoering van het personeurijke stuk mogelijk
gemaakt.
Ook de muziek speelt een rol in deze performance. Partant pour la
Syrië" (van de hand van Koningin Hortense) wordt sterk op kontributie
gezet, ca zelfs, in de tusschenbedrijven, de BrabanQOnne, waar Napoleon
zeker nooit van gedroomd heeft. Nu, Keizer Karcl V heeft ook zeker
nooit gedacht, dat zijn jachtlied Van Tsaerlcs eens een traan uit de oogen
zou doen wechpinken van vele rechtgeaarde Orangisten, die de melodie tot
' volkslied (het Wilhelmus") verheven hebben, nadat NB. eenXVIe-eeuwsche
dichter CL- esn pleidooi op geschreven had, dat Willem den Zwijger ia
don mond werd gelegd! Trouwens de zoogenaamde nationale liederen
hebben hun fata, en soms dwaas genoeg. Lulli schrijft voor S. Cyr en
Louis XIV, op verzoek vau Madame de Maintenon, eene melodie; een
Engelschman verstrekt ze aan Handel, zij wordt geïnstrumenteerd; een
Engelsche rijmersbaas schrijft er God save the Ring op, en zij heeft zoovn
succes, dat de Unitsehers niet beter te doen weten, dan haar met eeu
duitschen test, tot taak te geven het gemoed onzer Oostelijke buren ia
vuur en vlam tu zetten voor hun nationaliteit. Al die volksV-liederea
hebben hier dienst gedaan. Een niet onaangenaam effekt maakte ook de
zachte muziek-begelciding van enkele treffende oogenblikken.
De Heer De la Mar, niet minder dan de lleeren Joh. M. Coenen
(kompouist), Witt (ballet-, men mocht hier zeggen batalje-meester), Kreukniefc
(cosiumicrs), heeft eer van zijn werk. Hij heeft werkelijk aanleiding ge
geven om het g r o o t s c h e van Napoleon dermate te doen uitkomen*
dat al de verwijten die den Keizer gedaan werden, daartegen bij ded
toeschouwer niets vermocht hebben, al werd een der toeschouwers nog
wel opgedragen Nederland en België" te vertegenwoordigen.
't Strekt tot eer vau den schrijver en van het publiek, dat zij, ondanks
het lijden, door Napoleon ook over Holland gebracht, het genie, bij slot
van rekening, bijna gelijk gaven, waartoe do militaire marschen en da
welsprekende roü'els niet weinig bijdroegen. Te-recht eindigt dan ook
het stuk, hoewel op het veld van Watcrloo, niet een halve apolheooza
van den. held.
13 Mei, 1385. £. Xfc,