Historisch Archief 1877-1940
No. 413
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
taille stegen de politie. Nu, wat heeft dat eigenlijk te beduiden ? Het sop
is de kool niet waard. Maar die drommelsehe kranten steken tegenwoordig
overal haar neus in, en dit is nu waarschijnlijk wel de voornaamste reden,
waarom mynheer de Advokaat-fiscaal der Zee- en Landmacht zich met de
zoo netjes afgedane zaak schijnt te willen bemoeien. Hadden de kranten
een gepaste discretie in acht genomen, dan zat het geval lekker en wel
in den doofpot. . .
Als ik zoo vrij mag zgn, de zaak van mijn standpunt te beschouwen,
dan zeg ik dit: Men moet der jonkheid een pretje gunnen, en als jeug
dige cavaleristen hun warm ruiterbloed niet kunnen koelen aan een
heuechen vijand, dan moet men 't hun kwalijk nemen, wanneer ze in een.
«ogenblik van teugellooze dapperheid een pékin afkloppcn, den boel
stukelaan en der politie slag leveren. Dat zijn van die dingen, die zoowat in
de natuur van jeugdige beethoofden zitten, en vooral wanneer die beet
hoofden tot de lichte cavalerie behooren en veel wijn hebben gedronken.
De kranten hebbeu dus, mijns inziens, ongelijk als ze die gedistingeerde
Haagsche landsvordedigers dat grapje zoo hoog aanrekenen. Ik zon meer
genegen zijn om met de Haagsche p ;litie te zeggen: Schwamm d'rüber";
hoewel ik me haast er bij te voegen, dat ik, in haar plaats, dat niet
gafcegd zou hebben, ten minste niet zoo publiek.
Ge hebt zeker wel gemerkt, waarde lezer, dat ik me weinig of niet
vermoei met critische beschouwingen over ons politiewczen- Het behoort
nu eenmaal niet tot mijn bijzondere liefhebberijen om den moriaan te
schuren, of boter aan de galg te smeren, daar 't mij van kindsbeen af is
ingeprent, dat zulks een bijzonder ondankbaar werk is. Maar wie tegen
woordig in 'den Haag zegt huzaren-officier" zegt ook Haagsche politie".
Beider namen zijn voortaan onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Nu
geef ik de Haagsche politie-agenten in casu nog geen ongelijk, dat zij door
tusschenkomst van hun chef een gratificatie van f 50 aannemen voor hun
flinke houding en d i en stijver, zelfs als die voornamelijk daarin
mocht hebben bestaan, dat zij bun processen-verbaal tegen de
huzarenluitenants in den doofpot hebben gestopt, wat, geloot ik, strikt geno
men, de politie niet doen mug. Maar zeg ik, ik geef hun geen ongelijk, want
wat zij deden, geschiedde zeker op gezag hunner meerderen en bovendien
kunnen de arme drommels best een douceurtje gebruiken. De Gemeente
geeft hun niet vet te soppen. Daartegen kan ik me minder vereenigen
met het standpunt ten deze door ons hoofd der politie ingenomen, en
dit spijt me, want ik mag ZijnEdêlachtbare heel graag lijden.
Mij dunkt zoo, dat, als 'c werkelijk politie-dienaren tot een verdienste
mag worden aangerekend, om bij politie-overtredingen de zaak in der
minne te schikken, in dat geval ook die buitengewone verdienste uit da
gemeente-kas diende te worden beloond, wat in dit geval, naar men
zegt, niet is geschied. De huzaren-officieren zouden zoo vriendelijk en edel»
moedig zijn geweest uit bun eigen beurs den buitengewonen ijver der po
litie-agenten te gratificeeren. En zulke kranige jongelui zou men nog hard
vallen! Maar ik zeg nog eens: de gemeente had de gratificatie moeten
betalen; dat is blijkbaar een fout van den burgemeester.
Er is in dit geval iets bijzonder Haagse!;, mijnheer, geef daar wel acht
op; Hoe is dit standje op zulk een buitengewone wijze in den doofpot
'geraakt, waaruit bet, helaas, r.u weer te voorschijn dreigt, te komen. Die
dramuielsche kianten-schrijvtTS konden hun handen niet van het deksel
afhouden en nu gnat. me de boe! weer aan 't. branden. Ja, hoe is dat
standje weggemoffeld-?- Ik kan 't u natuurlijk niet precies zeggen, want
dergelijke schikkingen" gaan eenigszïns geheimzinnig in haar werk.
Als zeker mogen we aannemm dat er onder transacties van de bedoelde
soort...goede lui" schuilen en iedereen weet dat den Haag de Ketel is van
alles wat invloed heeft, de zetel van protectie en een broeinest van intrige.
Wie nu onder do invloedrijke personages maar vrienden, of een vriend,
tceft, kan gerust een potje breken.
Maar allermerkwaardigst is.'t, dat de bcele zaak al uit de vrerel.l was
en in al haar geuren en kleuren in de kranten had gestaan, toen ons
oorlügi-bestuur nog, zooals de Franschen zeggen fa/sa/t Ie mort. Ieder ge
woon redelijk mensch zou meeuen: In een stad als Don Haag, waar meu
geen vinger in de asch kan steken, of alle Hagenaars weten 't, kan er
onder ofiicieren geen schandaal voorvallen of bet oorloffsbestuur moet er
terstond van op de hoogte zijn, nota bene nog wel als 't, nagenoeg vlak
naast zgn deur voorvalt. Maar jawel. Dat bestuur laat stilletjes alles y.ijn
gang gaan, de zaak plooien en snipperen en als eindelijk de kranten al te
veel rumoer beginnen te maken, ja dan komt de advocaat-fiscaal uit
den hoek. Zonderling bestuur! Als een luitenant, die voor bevordering
werd overgeslagen, de onhandigheid heeft van in de dagbladen bekend
te maken dat hij niet werd voorbijgegaan om redenen waarvoor hij zich.
als mensch en officier te schamen heeft, anders niets, dan weet het
zelfde bestuur, dat zich zoo mooi dood weet te houden als 't wil, dien
ongelukkigen luitenant wel dadelijk te vinden en hem zijn anti-militair
geschrijf geducht in te peperen. Neen, ik verdedig de handelwijze van dien
luitenant niet, maar vergelijkt men zijn geval met dat der huzaren-luite
nants, dan komt men allicht tot het besluit dat er met twee maten wordt
gemeten.
Och ja, daar zijn bij het oorlogsbestunr nog wel andere voorbeelden
van. Mijn vriend de kullunnel heeft me er juist onlangs nog van
verteldVoor den een onverbiddelijk streng, voor den ander allerzoetsappigst. Als
?en gewoon officier, zonder kruiwagens, om iets vraagt wat hem rechtens
toekomt, dan zou 't v/el een wonder zijn als het, in alles uitgeslapen De
partement van Oorlog geen zinsnede in een of andere aanschrijving van
't jaar Nul zou vinden, waarmee de verzoeker kan worden afgescheept;
maar moet er een hoofdofficier die hooge bescherming geniet, tegen alle
wetten van recht en billijkheid in, bij een korps en in een garnizoen van
eijn eigen keus komen of blijven, dan is daar altijd een mouw aan te pas
sen,, al zou men voor dien nen uitverkorene ook de orgs tie van een
korps veranderen. En was dan zoo'n uitverkorene nog maar een bolle
boos, maar och je!
Nu ben ik ijselijk nieuwsgierig hoe dat geval met de huzaren verder
zal afloopen, waat wat moet er gebeuren als mijnbeer de advocaat-fiscaal
bij onderzoek tot de conclusie komt, dat er niet geprocedeerd is ingevolge
de wetten en voorschriften? De minister van oorlog, die nog van niets
wist, zelfs toen de jongens op school 't elkaer al lang hadden ver
teld, die is er natuurlijk buiten; de huzaren-officieren die al disciplinair
in de doos hebben gezeten en bovendien zoo royaal zijn geweest der
Haagsche politie met een gratificatie te vereeren wegens buitengewone
plichtsbetrachting, kan men toch moeielijk weer eens in een andere doos
stoppen. Maar een slachtoffer zal er toch altijd moeten vallen; dat waschfc
al het water van de zee niet af. Als ge mij vraagt of ik nu wel kolo
nel van dat regiment huzaren zou willen zijn, dan moet ik eerlijk ant
woorden van: Neen. Pasquino.
K U N S T.
TOONEELVOOKSTELLIXGEN TE AMSTERDAM.
Grand Théatra: Anystifte Schoonouders. D? ottile doos.
Salon des Tariótés: De Salijnsclte Maagilenroof. De yeeolmi
ran een lichtzinnige leugen. lïaroUna, of hei Geldersche.
Lambiieisje.
Alexandre isson hesffc zich juist niet overtroffen door zijn lue Pigalle
115", dat door den den Heer A. de Winter, onder den eeïstgenoemden
titel, vertaald is. Wat de komische kracht betreft, is dit fransche stuk
met de meeste Duitsche Possen gelijk te stellen. De keus tot opening
van het zomerseizoen" is niet ongelukkig: men kan, zonder groot gevaar
voor het verliezen van een verband, dat, in de bizonderheden nagegaan,
toch moeielijk te vatten is, eens aan verstrooidheden toegeven of in de
koffikamer loopen. De lachers heeft de Heer Bisson in elk geval op zija
hand, en het ten tooneele voeren van onwaarschijnlijkhedea, waar auteur
en akteurs zelf zich mee vermaken is, bij een zomervoorstelling, niet ver
boden. Het geleverde zedentafereel is aan de luchthartige fransche waereld
ontleend. Men mag met grond hopen, dat de auteur zonder volle recht
de lichtzinnigheid van sommige lagen der bevolking van Parijs op de
argeloze bewoners van het stadtjen Oaen heeft overgedragen.
De uitvoering was uitmuntend. Geen wonder: de Heer Bigot en Mevr.
Albregt-Engclman vertegenwoordigden bet voorzittend echtpaar. Artistiek
en zonder overdrijving had de Heer Bigot in zijn persoon den angstigen
schoonvader plastieseli uitgedrukt. Wat vermakelijke galerij zou het zijn
die der portretten van Bigot, in zijne verschillende rollen.
Ook de Heer Hesselink, als Qniqiicncl, ds bedrogen echtgenoot uit da
provincie, had zich voortreffelijk uitgemonsterd.
De Dames Fanny van Biene en L. Kiehl maakten van de rolletjena
der jonggetrouwde en der toch maar een weinig kokette Mevr. Chaiiibon
l wat er van te maken was.
l De cliarfjc van Mevr. Huysers (fllatlnme Taupiri) was voldoende.
Do talentvolle a^tcuir Lag'cinan vindt altijd een onoverkomelijk bezwaar
in stem en uit.r;pr<iak, wanneer hij uu monsieur francais moet voorstel
len. Hij was : niets minder dan een jong, fransen, advokaat; maar het is
zijn schuld niet. Men kau niet schilderen bu:ten liet ons door de natuur
l gegeven palet. De schakelingen, die de Heer Lageman aanbracht, lieten,
1 niet dit voorbehoud, niets te wenschen over.
Men kan ilavr. 'Albrngt vooral dau goed waardeeren, wanneer ze,
! g'-ïij'c hier, voor een fatsoenlijke Dame uit het stadtjen Caen gespeeld
j heeft, en men ziet haar daarna als Lotje, c oude dienstbode uit het
? aardig tooneelspollctjen v.nn den schouwburg-intendant Gustav Heimïcb
: Gacs, Keiler Herr voa und zu Putlitz optreden. Te-recht heeft zij er eei
lluüttKdsi.-1/.y oude meid van gemaakt. De voordeden, aan de vertooning
van doïcu tvne verbonden, zijn te groot, om ze op te offeren aan de
duirsche olrmou'eri, die in het stukje» herkenbaar bleven. Mevr. Albregt
j kroeg een welverdiend, bloemgesehenk.
Vlot en goed weid dit stukjen, verder, door de Hoeren Bigot en Lage»
man en de Dames Kiehl en van Biene ter aanschouwing gebracht. Als
i Duitschor voldoet, de Heer Lageman beter; zelfs zijn halfhemdtjen,onder
zijn vest van daan kruipend, was niet buiten het akkoord.
Ik heb zeer gewaardeerd, dat Mej. Coerdes niet tegen de moeite heeft
opgezien, als onopgemerkte cham'bïière te Cabourg een andere japon dan
te Caen aan te hebben.
Beter dan de Heer Bamberg den ouden Prof. Martin Qollicitz te zien
gat', is de rol niet te spelen. Het deftig uiterlijk van zoo'n Duitschen let
terblokker, die het, niet te breed heeft, die van een enthuziaste natuur is,
maar zich doorgaands beheerscht, zeer bang is voor zijn vrouw, om dat
hij zich heeft laten verleiden, op zijn ouden dag, een klassiesch treurspel
uit zijn studententijd te laten opvoeren (zijn vrouw, die in 't geheel niet
van de komedie houdt), dat uiterlijk en dat innerlijk werd door den
Heer Barnberg voortreilijk weergegeven. Tegenover zich bad hij den
Theater-direkteur Emaniïl Stries, in charge gebracht, door den Heer Charlier.
Het lachwekkende dezer figuur levert een uitmuntend kontrast met de
sympathie, die de professor wekt.
Van de Dames blonk het meeste uit Mej. van Westerhoven, die een
kordate en hartelijke duitscbe dienstmeid leverde.
De Heer van den Heuvel, de schoonzoon van den Professor, heeft zijn
Uiterlijk, stem en toon zeer in zijn voordeel, en speelde de rol naar wenscb.
Moj. J. J. Roos had maar weinig gelegenheid uit te komen. Ook dit is
een verdienste: zich op een tweede plan te houden.
De korte verschijning van den pedel Meissncr (Je Heer Peypers) was
goed geaccentueerd.
De Heer Thönissen, als komiek, hoewel met zorg gegrimeerd, is soms
wel wat veel zich-zelf.
Do Heeren von Schünthan hebben, in de stof van den
Professor-tooneelschrijver, dat meermalen behandelde geval verweven van een jonge vrouw,
die, uit begeerte om corsfidenccs van haar man te ontvangen, er hem toe
brengt zich-zelven de galante avonturen toe te schrijven, waaraan een
voormalig medestudent schuldig staat. Waarom de dochter Marianne ge
waarborgd moet blijven voor het hebben van een man met zulk een
vor