De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 24 mei pagina 3

24 mei 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 413 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. taille stegen de politie. Nu, wat heeft dat eigenlijk te beduiden ? Het sop is de kool niet waard. Maar die drommelsehe kranten steken tegenwoordig overal haar neus in, en dit is nu waarschijnlijk wel de voornaamste reden, waarom mynheer de Advokaat-fiscaal der Zee- en Landmacht zich met de zoo netjes afgedane zaak schijnt te willen bemoeien. Hadden de kranten een gepaste discretie in acht genomen, dan zat het geval lekker en wel in den doofpot. . . Als ik zoo vrij mag zgn, de zaak van mijn standpunt te beschouwen, dan zeg ik dit: Men moet der jonkheid een pretje gunnen, en als jeug dige cavaleristen hun warm ruiterbloed niet kunnen koelen aan een heuechen vijand, dan moet men 't hun kwalijk nemen, wanneer ze in een. «ogenblik van teugellooze dapperheid een pékin afkloppcn, den boel stukelaan en der politie slag leveren. Dat zijn van die dingen, die zoowat in de natuur van jeugdige beethoofden zitten, en vooral wanneer die beet hoofden tot de lichte cavalerie behooren en veel wijn hebben gedronken. De kranten hebbeu dus, mijns inziens, ongelijk als ze die gedistingeerde Haagsche landsvordedigers dat grapje zoo hoog aanrekenen. Ik zon meer genegen zijn om met de Haagsche p ;litie te zeggen: Schwamm d'rüber"; hoewel ik me haast er bij te voegen, dat ik, in haar plaats, dat niet gafcegd zou hebben, ten minste niet zoo publiek. Ge hebt zeker wel gemerkt, waarde lezer, dat ik me weinig of niet vermoei met critische beschouwingen over ons politiewczen- Het behoort nu eenmaal niet tot mijn bijzondere liefhebberijen om den moriaan te schuren, of boter aan de galg te smeren, daar 't mij van kindsbeen af is ingeprent, dat zulks een bijzonder ondankbaar werk is. Maar wie tegen woordig in 'den Haag zegt huzaren-officier" zegt ook Haagsche politie". Beider namen zijn voortaan onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Nu geef ik de Haagsche politie-agenten in casu nog geen ongelijk, dat zij door tusschenkomst van hun chef een gratificatie van f 50 aannemen voor hun flinke houding en d i en stijver, zelfs als die voornamelijk daarin mocht hebben bestaan, dat zij bun processen-verbaal tegen de huzarenluitenants in den doofpot hebben gestopt, wat, geloot ik, strikt geno men, de politie niet doen mug. Maar zeg ik, ik geef hun geen ongelijk, want wat zij deden, geschiedde zeker op gezag hunner meerderen en bovendien kunnen de arme drommels best een douceurtje gebruiken. De Gemeente geeft hun niet vet te soppen. Daartegen kan ik me minder vereenigen met het standpunt ten deze door ons hoofd der politie ingenomen, en dit spijt me, want ik mag ZijnEdêlachtbare heel graag lijden. Mij dunkt zoo, dat, als 'c werkelijk politie-dienaren tot een verdienste mag worden aangerekend, om bij politie-overtredingen de zaak in der minne te schikken, in dat geval ook die buitengewone verdienste uit da gemeente-kas diende te worden beloond, wat in dit geval, naar men zegt, niet is geschied. De huzaren-officieren zouden zoo vriendelijk en edel» moedig zijn geweest uit bun eigen beurs den buitengewonen ijver der po litie-agenten te gratificeeren. En zulke kranige jongelui zou men nog hard vallen! Maar ik zeg nog eens: de gemeente had de gratificatie moeten betalen; dat is blijkbaar een fout van den burgemeester. Er is in dit geval iets bijzonder Haagse!;, mijnheer, geef daar wel acht op; Hoe is dit standje op zulk een buitengewone wijze in den doofpot 'geraakt, waaruit bet, helaas, r.u weer te voorschijn dreigt, te komen. Die dramuielsche kianten-schrijvtTS konden hun handen niet van het deksel afhouden en nu gnat. me de boe! weer aan 't. branden. Ja, hoe is dat standje weggemoffeld-?- Ik kan 't u natuurlijk niet precies zeggen, want dergelijke schikkingen" gaan eenigszïns geheimzinnig in haar werk. Als zeker mogen we aannemm dat er onder transacties van de bedoelde soort...goede lui" schuilen en iedereen weet dat den Haag de Ketel is van alles wat invloed heeft, de zetel van protectie en een broeinest van intrige. Wie nu onder do invloedrijke personages maar vrienden, of een vriend, tceft, kan gerust een potje breken. Maar allermerkwaardigst is.'t, dat de bcele zaak al uit de vrerel.l was en in al haar geuren en kleuren in de kranten had gestaan, toen ons oorlügi-bestuur nog, zooals de Franschen zeggen fa/sa/t Ie mort. Ieder ge woon redelijk mensch zou meeuen: In een stad als Don Haag, waar meu geen vinger in de asch kan steken, of alle Hagenaars weten 't, kan er onder ofiicieren geen schandaal voorvallen of bet oorloffsbestuur moet er terstond van op de hoogte zijn, nota bene nog wel als 't, nagenoeg vlak naast zgn deur voorvalt. Maar jawel. Dat bestuur laat stilletjes alles y.ijn gang gaan, de zaak plooien en snipperen en als eindelijk de kranten al te veel rumoer beginnen te maken, ja dan komt de advocaat-fiscaal uit den hoek. Zonderling bestuur! Als een luitenant, die voor bevordering werd overgeslagen, de onhandigheid heeft van in de dagbladen bekend te maken dat hij niet werd voorbijgegaan om redenen waarvoor hij zich. als mensch en officier te schamen heeft, anders niets, dan weet het zelfde bestuur, dat zich zoo mooi dood weet te houden als 't wil, dien ongelukkigen luitenant wel dadelijk te vinden en hem zijn anti-militair geschrijf geducht in te peperen. Neen, ik verdedig de handelwijze van dien luitenant niet, maar vergelijkt men zijn geval met dat der huzaren-luite nants, dan komt men allicht tot het besluit dat er met twee maten wordt gemeten. Och ja, daar zijn bij het oorlogsbestunr nog wel andere voorbeelden van. Mijn vriend de kullunnel heeft me er juist onlangs nog van verteldVoor den een onverbiddelijk streng, voor den ander allerzoetsappigst. Als ?en gewoon officier, zonder kruiwagens, om iets vraagt wat hem rechtens toekomt, dan zou 't v/el een wonder zijn als het, in alles uitgeslapen De partement van Oorlog geen zinsnede in een of andere aanschrijving van 't jaar Nul zou vinden, waarmee de verzoeker kan worden afgescheept; maar moet er een hoofdofficier die hooge bescherming geniet, tegen alle wetten van recht en billijkheid in, bij een korps en in een garnizoen van eijn eigen keus komen of blijven, dan is daar altijd een mouw aan te pas sen,, al zou men voor dien nen uitverkorene ook de orgs tie van een korps veranderen. En was dan zoo'n uitverkorene nog maar een bolle boos, maar och je! Nu ben ik ijselijk nieuwsgierig hoe dat geval met de huzaren verder zal afloopen, waat wat moet er gebeuren als mijnbeer de advocaat-fiscaal bij onderzoek tot de conclusie komt, dat er niet geprocedeerd is ingevolge de wetten en voorschriften? De minister van oorlog, die nog van niets wist, zelfs toen de jongens op school 't elkaer al lang hadden ver teld, die is er natuurlijk buiten; de huzaren-officieren die al disciplinair in de doos hebben gezeten en bovendien zoo royaal zijn geweest der Haagsche politie met een gratificatie te vereeren wegens buitengewone plichtsbetrachting, kan men toch moeielijk weer eens in een andere doos stoppen. Maar een slachtoffer zal er toch altijd moeten vallen; dat waschfc al het water van de zee niet af. Als ge mij vraagt of ik nu wel kolo nel van dat regiment huzaren zou willen zijn, dan moet ik eerlijk ant woorden van: Neen. Pasquino. K U N S T. TOONEELVOOKSTELLIXGEN TE AMSTERDAM. Grand Théatra: Anystifte Schoonouders. D? ottile doos. Salon des Tariótés: De Salijnsclte Maagilenroof. De yeeolmi ran een lichtzinnige leugen. lïaroUna, of hei Geldersche. Lambiieisje. Alexandre isson hesffc zich juist niet overtroffen door zijn lue Pigalle 115", dat door den den Heer A. de Winter, onder den eeïstgenoemden titel, vertaald is. Wat de komische kracht betreft, is dit fransche stuk met de meeste Duitsche Possen gelijk te stellen. De keus tot opening van het zomerseizoen" is niet ongelukkig: men kan, zonder groot gevaar voor het verliezen van een verband, dat, in de bizonderheden nagegaan, toch moeielijk te vatten is, eens aan verstrooidheden toegeven of in de koffikamer loopen. De lachers heeft de Heer Bisson in elk geval op zija hand, en het ten tooneele voeren van onwaarschijnlijkhedea, waar auteur en akteurs zelf zich mee vermaken is, bij een zomervoorstelling, niet ver boden. Het geleverde zedentafereel is aan de luchthartige fransche waereld ontleend. Men mag met grond hopen, dat de auteur zonder volle recht de lichtzinnigheid van sommige lagen der bevolking van Parijs op de argeloze bewoners van het stadtjen Oaen heeft overgedragen. De uitvoering was uitmuntend. Geen wonder: de Heer Bigot en Mevr. Albregt-Engclman vertegenwoordigden bet voorzittend echtpaar. Artistiek en zonder overdrijving had de Heer Bigot in zijn persoon den angstigen schoonvader plastieseli uitgedrukt. Wat vermakelijke galerij zou het zijn die der portretten van Bigot, in zijne verschillende rollen. Ook de Heer Hesselink, als Qniqiicncl, ds bedrogen echtgenoot uit da provincie, had zich voortreffelijk uitgemonsterd. De Dames Fanny van Biene en L. Kiehl maakten van de rolletjena der jonggetrouwde en der toch maar een weinig kokette Mevr. Chaiiibon l wat er van te maken was. l De cliarfjc van Mevr. Huysers (fllatlnme Taupiri) was voldoende. Do talentvolle a^tcuir Lag'cinan vindt altijd een onoverkomelijk bezwaar in stem en uit.r;pr<iak, wanneer hij uu monsieur francais moet voorstel len. Hij was : niets minder dan een jong, fransen, advokaat; maar het is zijn schuld niet. Men kau niet schilderen bu:ten liet ons door de natuur l gegeven palet. De schakelingen, die de Heer Lageman aanbracht, lieten, 1 niet dit voorbehoud, niets te wenschen over. Men kan ilavr. 'Albrngt vooral dau goed waardeeren, wanneer ze, ! g'-ïij'c hier, voor een fatsoenlijke Dame uit het stadtjen Caen gespeeld j heeft, en men ziet haar daarna als Lotje, c oude dienstbode uit het ? aardig tooneelspollctjen v.nn den schouwburg-intendant Gustav Heimïcb : Gacs, Keiler Herr voa und zu Putlitz optreden. Te-recht heeft zij er eei lluüttKdsi.-1/.y oude meid van gemaakt. De voordeden, aan de vertooning van doïcu tvne verbonden, zijn te groot, om ze op te offeren aan de duirsche olrmou'eri, die in het stukje» herkenbaar bleven. Mevr. Albregt j kroeg een welverdiend, bloemgesehenk. Vlot en goed weid dit stukjen, verder, door de Hoeren Bigot en Lage» man en de Dames Kiehl en van Biene ter aanschouwing gebracht. Als i Duitschor voldoet, de Heer Lageman beter; zelfs zijn halfhemdtjen,onder zijn vest van daan kruipend, was niet buiten het akkoord. Ik heb zeer gewaardeerd, dat Mej. Coerdes niet tegen de moeite heeft opgezien, als onopgemerkte cham'bïière te Cabourg een andere japon dan te Caen aan te hebben. Beter dan de Heer Bamberg den ouden Prof. Martin Qollicitz te zien gat', is de rol niet te spelen. Het deftig uiterlijk van zoo'n Duitschen let terblokker, die het, niet te breed heeft, die van een enthuziaste natuur is, maar zich doorgaands beheerscht, zeer bang is voor zijn vrouw, om dat hij zich heeft laten verleiden, op zijn ouden dag, een klassiesch treurspel uit zijn studententijd te laten opvoeren (zijn vrouw, die in 't geheel niet van de komedie houdt), dat uiterlijk en dat innerlijk werd door den Heer Barnberg voortreilijk weergegeven. Tegenover zich bad hij den Theater-direkteur Emaniïl Stries, in charge gebracht, door den Heer Charlier. Het lachwekkende dezer figuur levert een uitmuntend kontrast met de sympathie, die de professor wekt. Van de Dames blonk het meeste uit Mej. van Westerhoven, die een kordate en hartelijke duitscbe dienstmeid leverde. De Heer van den Heuvel, de schoonzoon van den Professor, heeft zijn Uiterlijk, stem en toon zeer in zijn voordeel, en speelde de rol naar wenscb. Moj. J. J. Roos had maar weinig gelegenheid uit te komen. Ook dit is een verdienste: zich op een tweede plan te houden. De korte verschijning van den pedel Meissncr (Je Heer Peypers) was goed geaccentueerd. De Heer Thönissen, als komiek, hoewel met zorg gegrimeerd, is soms wel wat veel zich-zelf. Do Heeren von Schünthan hebben, in de stof van den Professor-tooneelschrijver, dat meermalen behandelde geval verweven van een jonge vrouw, die, uit begeerte om corsfidenccs van haar man te ontvangen, er hem toe brengt zich-zelven de galante avonturen toe te schrijven, waaraan een voormalig medestudent schuldig staat. Waarom de dochter Marianne ge waarborgd moet blijven voor het hebben van een man met zulk een vor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl