Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR
AMSTERDAMMER,
*
door Undumba's koning aan den Cubaan als slaaf was verkocht.
In 't hol van 't zwaar beladen schip, waar nauwlijks lucht ge
noeg was om zooveel longen adem te geven, hurkte in een hoek
Quampanissa. Zijn met bloed doorloopen oogen staarden strak
voor zich uit, en nu en dan krulden zich zijn neusvleugels op en
kwam er een trotsche trek en tevens een diep zwaarmoedige
uitdrukking over zijn gelaat.
Kiama, zijn zoon, hurkte naast hem en leunde met het
hoofd tegen zijn schouder de jongen was ziek door de vunze,
bedorven lucht in 't schip. Een akelige stilte heerschte in dat
scheepshol; slechts nu en dan werd zij verbroken door den pijnlijken
kreet van een of ander der slaven, die moeite deed om op te
Staan of zijn pijnlijke ledematen van houding te doen veranderen.
in een slavenhaalder werden destijds de zwarten onbarmhartig
op en door elkander gestuwd, zoodat de ongclukkigen dagen en
weken gedwongen waren oai bijna in dezelfde houding te blijven
Jiggen en nauwelijks ruimte vonden om zich te bewegen.
»Is Kiama ziek?" vroeg Quampanissa in zijn landtaal en niet
tegenstaande het zonderlinge keelgeluid aan zijn ras eigen, klonk
zijn stem teeder en zacht.
sKiama's hart is zwaar", antwoordde de knaap en een zucht
vergezelde zijne woorden, »Kiama wil sterven."
De onttroonde negerkoning zag zijn zoon aan, greep met de
hand in diens kroezig haar en zei langzaam: »Quampanissa kan geen
slaaf zijn, hij zal niet meer den mond open doen om te eten,
maar zijn zoon is te jong voor den dood."
En de knaap antwoordde alleen: »Waar gij gaat, ga ook ik!"
Zwijgend wezen beiden het eten terug dat men hen bracht. Ze
hielden vol en roerden geen bete er van aan. 't Was wel een
karig rantsoen wat men hen gaf, maar toch genoeg om van
te leven. Zij wezen het standvastig terug en terwijl de overige
slaven bewonderend naar hen zagen, verslonden ze haastig het
voedsel dat Quamnanissa en iüama weigerden; zij waren niet zoo
moedig en hadden honger.
't Duurde een drietal dagen eer het voorval den kapitein ter
oorc kwam en 't was geen wonder dat deze, het karakter der
negers kennende, de vrees koesterde, dat Lij, zoo niet twee, dan
toch minstens n stuk van zijn koopwaar zou verliezen.
»Pounnieita!" vloekte hij, »ze zullen eten."
Hij liet de twee negers aan dek brengen en sprak hen in
't Engelsch aan. Zij verstonden hem niet en de enkele woorden
die hij van hunne taal kende hielpen hem weinig; ze wilden hem
niet begrijpen en daarom maakte hij korte metten en liet zijn:
»Ty him up!" hooren.
»Ty him up" was voor hen die 't verstonden, 't vreeselijkste
bevel wat zij konden vernemen; het beduidde zooveel als: Bind
hem aan den mast en sla met de zweep wat ge slaan kunt; ten
bloede toe.
Met wreedaardige vreugd, ze hadden op die reis nog geen »ty
him up" gehoord, grepen eenige matrozen Quampanissa aan en
toen hij tegenstand bood werd hij overweldigd, aan de gebonden
handen opgeheschen en aan den mast gesjord.
-»Vive Dios! gire it him; I shall make him eat'' schreeuwde
de slavenhaler en 't hagelde zweepslagen op des negers rug en
lenden^ Kiama vastgehouden door een paar sterke varensgasten,
zag hoe zijn vader bij iederen zweepslag den rug kromde, maai
bij hoorde hem geen enkelen kreet uiten, hij zag hoe de peezen
en aderen op zijn armen en hals opzwollen door de inspanning
waarmede hij zich in de touwen heen en weder wrong. Hij zag
hoe bij iederen slag het bloed door de huid drong en eindelijk in
dikke droppels langzaam naar beneden in den heupdoek vloeide.
» Shall you eat, you beastl" schreeuwde de Cubaan zijn
slachloffei? toe, maar Quampanissa bleef zwijgen en zag hem honend
aan, terwijl hij het hoofd schudde. »De kapitein woedend door
dit stoïcisme liet nogmaals zijn Vive Dios! hooren en beval daarna :
>Ty up the boy also".
Een oogenblik later was de knaap evenzoo gebonden en moest
Quampanissa zien hoe zijn kind, voor zijn oogcn dezelfde marte
ling zou ondergaan.
De jongen riep zijn vader in hun taal iets toe, en keek met
doodsangst naar den kapitein, die, met over elkander geslagen ar
men, bedaard tegen de verschansing leunde.
Daar siste de eerste zweepslag door de lucht en liet een bloe
dige striem op den rug van den knaap achter. Een luide, scherpe
gil [ontsnapte hem, en de vresselijke pijn dood hem ineenkrim
pen. Die gil, hartverscheurend en rauw, trof Qu.impanissa erger
dan het buffelleder van de zweep; zijn tanden knarsten op elkan
der en nogmaals wrong hij zijn ledematen met de kracht der
wanhoop in zijn banden. Eensklaps scholen een paar touwen los
en raakte hij, hoewel nog met gebonden handen, vrij van den mast.
In n seconde, had hij zich met een woeslen kreet van vreug
de, als een tijger op den kapitein geworpen. Door het gewicht
van zijn herculisch lichaam hield hij hem neer en met de gebon
den hand drukte hij zijn keel dicht. Kiama's pijnigers sloegen niet
meer, maar schoten toe om hun'meesler, die toevallig ongewapend
bleek, te ontzellen. De aanval van den zwarte was zoo hevig en
woest dat de kapitein een oogenblik zijn bezinning verloor.
Als een verscheurend dier zijn prooi, zoo hield de neger met
tanden ca nagels den Cubaan vast en niet dan met groote
moeite gelukte het den tocgeschotcn matrozen hun meester levend
uit dien ijveren greep te verlossen. Een slag met een handspaak
had Quampanissa's achterhoofd getroffen en bewusteloos lag hij
een pas of wat van Kiama af, die onmachtig om zijn vader te
helpen, zich in vruchtelooze woede en angst heen en weer wrong
in de knellende koorden.
De gezggyoerder had er 't leven afgebracht, maar een stuk uil
zijn wang en een gedeelte van zijn linker oor waren door den
woedenden neger afgebeten.
Brullend van woede en pijn schreeuwde de kapitein nauwlijks
weer adem halend:
allang him! Hnng him!" 't Was niet meer noodig: de slag
met de handspaak, had Quampanissa's hersenpan verbrijzeld, hij
was reeds dood.
Give it the boy! damnd' beast to bite my ear!
Een oogenblik later gilde Kiama op nieuw, maar toen hij het
lijk van zijn vader zag, dat roerloos aan zijn voeten lag, sloot hij
de tanden vast opeen en geen geluid kwam meer over zijn lip
pen, totdat hij zonder bewustzijn ineenzakle. Toen hij weer bij
kwam lag hij even als te voren in 't vunzig scheepshol bij de
andere slaven, en niemand bekommerde zich om hem ; niemand
vroeg naar zijn vader; ieder had genoeg aan zijn eigen leed en
ellende.
Van dat oogenblik af zag de knaap steeds hel beeld van zijn
vader voor zich, en hoorde hij in gedachten weer dien kreet,
waarmede Quampanissa zich op den kapitein had geworpen, en
n gedachte overheerschle hem geheel en al wraak! Wreken
zou hij zich; het bloed van den Cubaan moest hij aan zijn han
den voelen kleven, hij wilde het zien vloeien evenals dat van
zijn vader en toch.... niets van dat alles gebeurde; Kiama was
meer dood dan levend, zijn jeugdig lichaam kon zooveel ellende
nog niet doorstaan.
Uitgeput en afgemat van pijn en ontbering, geleek hij eerder
een geraamte dan een mensch toen het schip zijn bestemming be
reikte. Voor een kleinigheid werd hij aan een planter overgedaan
en kwam met andere lotgeuoolen op diens bezittingen te
Tennessee.
III.
>0h, Massa! Me nebberl) could forgct dat day", zei Cesar,toen
hij mij in gebroken Engelsch en llollandsch zijn levensloop mede
deelde.
Hij was in 't Gasthuis en onder de herstellende zieken; waar
lijk een rara-avis, want hij bemoeide zich met niemand, sprak zoo
min mogelijk en was met alles tevreden. De oogen van den zwarte
vonkelden en zijn dikk» lippen krulden zich, even als zijn neus
vleugels op, toen hij van dien vreeselijken dag uit zijn jeugd ver
telde, maar zijn verhaal vervolgend, hernam zijn blik de gewone
zwaarmoedige uitdrukking.
»\Vell! I say: jong negro, nooit broolijk, when slaaf. Meooknot
happy; always linking of poor fader, bul by the by lang
zaamaan me rustig worden. Toch niets aan te doen massa! ? Ik
denk : wachten. Tijd shall kom, Kiama wreek zichzelf, sah!
a On plantation of massa Brooly gebracht, rne groei op. Van kleine
niggcr, groote negro, met kracht heel veel geluk heel klein. Massa
Brooly good man, indeed heel good man, me houden groot van
hem, of his wife also and of'miss Maggie, dochter van massa, ik heel
groot houden, mucho, yes! So good for nigger, so good, ch!
nNow mistress Brooly and family was godsdienslmenschcn; zij
zeggen: Kiama heiden rnoet hem Christtan doopen.
»Me say nebbermind! Me to young to begrijp. Zij mij doopen met
the name Cesar. Pootie name, eh'?
»Vou tink me sorry for dat? Oh no.' Beller forget rne eenmaal
was Kiama." Terwijl hij dit laatste zei omfloerste zich zijn blik,
maar toen ik hem vroeg: »dus je bent Christen, Cesar?" richtte
hij de oogcn, wijd geopend en met een vreemde schittering, op mij,
terwijl hij haastig antwoordde: s Oh no! Nebber'