Historisch Archief 1877-1940
No.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wat is hierin, dat den Voorzitter tot aftreden kon dwingen? Is hij te
gen het voorstel Rotterdam, hij bestrgde het en kome met een ander
voorstel, want nogmaals moet ik het herhalen: de school kan niet zoo
blijven, als zy tegenwoordig is, tenzij de inkomsten aanmerkelijk worden
vermeerderd. En daartoe is weinig of geen kans. Ja, ik ga verder en zeg:
de Voorzitter mocht niet bjj zijne bekende liefde voor de Tooneelschool
op dit oogenblik heengaan, hij mocht zich niet aan eene samenwerking
onttrekken, nu de school in gevaar is en alle krachten dienen samen te
spannen, om op de beste wijze de school in stand te liouden. Nooit meer
dan thans was de hulp van -bekwame mannen, die ile Tooneelschool lief
hebben, noodig. Wanneer deze zoggen: après nous Ie dólugc" dan vrees
jk, dat de val der Tooaeelschool zeer nabij is,
II.
De heer v. d. G. heeft het Kotterdamsehe Rapport bestreden in ccn ar
tikel in dit Weekblad van 17 Mei jl. Ik kan mij het genoegen niet
onthouden, om nog eens even hier te resumecrcn, wat do heer v. d. G. van
de enquête-commissie vertelt:
Met een effen gcsicht, dat aan niets dan aan do temt fjctlrcvcn
lieltteinnigheid kan ivorden toegeschreven, stellen de Rottevdamsche heeven enz.
De vraag rijst, hoe het mogelijk is, dat men ingrijpingen, zoo
bulangrijk als deze, leun voorstellen met het onnoozelste gcsicht der waerehï'.
nMcn slaat zich voor het hoofd en staat versteld over den omvang van
dit reusachtig misverstand."
Hoe heeft deze muis dien berg van dwaasheden kunr.cn laren?"
,,Ds Hccrcn beyaan de vergissing, die zoo vaal: v^rdt begaan, als er
van de Tooneelschool spraJce is, cns.
De heeren verraden begrippen misschien een gebrek aanbcgrippcn
die zoover afwijken enz."
Hunne inzichten in het wezen der school zijn zoo beperk' en zoo zwak
betoogd enz."
Ds eerste schrede, die hen terugvoert op den goeden mg moet noy
worden gedaan enz."
De eenvoud der hervormingsgtzindcn doel goed.''''
Deze heer (de lieer Scholten) is eveneens getroffen door do ..naïveteit" dor
commissie, die geen begrip schijnt te hebben van de strekking har er denk
beelden,"
Deze bloemlezing, die nog niet alles bevat, wat de lieer v. d. G. van
commissie heeft te zeggen, is vervat in nog geen twee kolommen druks.
Het lust mij niet, dezen heer op die liefelijkheden te antwoorden. Alleen
hij, die iets op onderwijs- of tooneelgebied gopracsteerd heelt, heult het
recht op zoo'n aanmatigenden toon over het werk van anderen te spre
ken. Daar de heer v. d. G. noch op het eene, noch op het anderen gebied
tot heden van bijzondere verdiensten heeft doen blijken, zal ik met een
antwoord op zijn geschrijf wachten, totdat hij een beetje bescheidener op
treedt. Hij zal dan ook misschien met argumenten in plaats van met hoogo
woorden het rapport te bestrijden.
III.
Ik kom nu tot het ingezonden stuk van den heer Schollen in bet Dag
blad de Amsterdammer van 15 Mei jl., op zijn verzoek ook door andere
couranten overgenomen. Ook deze heer vergeet eenvoudig, dat de Toneel
school niet blijven kan, zooals zij oogenblikkclijk is en verliest het stand
punt uit het oog, waarop de commissie zich heeft geplaatst. Wil men het
Rapport aan eene critiek onderwerpen, het kan de voorstellers slechts
aangenaam zijn, want zij verwachten niets anders. Maar men beginne dan
aan te toonen, dat de commissie zich, toon zij wilde bezuinigen, op een
verkeerd standpunt heeft gesteld, dat niet bezuinigd behoeft ts worden.
Voordat men dit aangetoond heeft, trede men niet in een vergelijking met
den bestaanden toestand, die toch niet bestendigd kan worden.
Wat wil het Rapport? Geen Lagere School, maar dezelfde vakschool,
die tot heden bestond, met dezelfde leeraars en leeraressen. Aaii die vak
school is thans verbonden een inrichting van onderwijs, die den naam
heeft te zijn een school van Middelbaar Onderwijs en die moet dienen als
voorbereidende school tot het eigenlijke vakonderwijs, omdat de jongelui
die zich aanmelden, niet genoeg onderlegd zijn om het eigenlijke vakon
derwijs te beginnen. Die voorbereidende school acht, de commissie om
dezelfde reden ook noodig, maar zij wil die goedkooper hebben, omdat
zij meent, dat daarin ook thans hoofdzakelijk Meer Uitgebreid Lager
Onderwijs wordt gegeven, zij het dan ook door vakleeraren. Dit laatste
is niet moeielijk te bewijzen. De heer ouberg Wilson, de directeur der
Tooneelschool, schreef cenige jaren geleden in De Amsterdammer:
Het kan niet anders of' bij het peil van ontwikkeling van verreweg do
meeste candidaten voor de Tooneelschool moet deze deels ccnu gewone
inrichting van meer uitgebreid lager of' van middelbaar onderwijs, deels
cena meer eigenlijke vakschool wezen (ik cursiveer)." Ik erken
gaarne met sommigen, dat men met de laatste alleen
moest kunnen volstaan, mits haar taak dan breed opvattende; maai- wat
te doen ais de werkelijkheid niet overeenkomt mot wat men wenscht?
De leerlingen, die toegelaten worden, moesten allen het bovengenoemd
Bchoolonderwys genoten hebben; maar zulke bieden zich haast niet aan:
meest allen zijn óf zoo jong, dat zy het gewoon lager onderwijs nici eens
geheel doorloopcn hebben, of betrekkelijk zoo oud, dat zij gcruimen tijd
reeds de volksschool verlaten hebben en sedert van onderricht verstoken
syn gebleven." (ik cursiveer).
Lager Onderwijs door onderwijzers der lagere school en Middelbaar
Onderwjjs door leeraren M. O., vandaar dat de Commissie heeft voorge
steld het onderwijs in Nederl. en uitheeinsche letterkunde op te dragen
aan personen, die bevoegd zijn tot het geven van M. O. in die vakken.
Eenmaal een voorbereidende school hebbende, spreekt het van zelf, dat
het onderwijs wordt ingericht met het oog op het latere vakonderwijs;
maar wat belet, dat dit ook in het vervolg gebeure? En al ware dit niet
zoo; is niet steeds door de autoriteiten gezegd, dat men het zeer zou
wenschen, dat de jongelui reeds M. U. L. O. hadden genoten, wanneer zij
aich aanmelden? Dat dan eene voorbereidende school in het geheel niet
noodig zou zijn? En is op andere scholen van M- U. L. 0. het onderwijs
ingericht met het oog op de Tooneelschool?
Maar ik herhaal, er is geen redelijke grond om aan te nemen, dat het
onderwijs, wanneer het door n of twee personen wordt gegeven in plaats
van door verschillende vak-leeraren, niet even zoo goed met het oog op
latere behoeften kan ingericht zijn. Het grootste bezwaar, mijns inziens
door den heer Schuiten tegen het Rapport ingebracht, is vervat in zijna
woorden: Aangenomen dat onder die onderwijzers de rechte mannen ts
vinden waren, duii zouden die zich nog wel wachten zich te verbinden aan
ecu inrichting, waar alleen om der zuinigheidswillo een goed onderwijzend
personeel nuar huis wordt geacnden." Ik moet hier opmerken, dat men
zich dan maar nooit aan eene school, die subsidie heeft, moet verbinden.
W ia verleden jaar eene betrekking aan een Hoogere Burgerschool voor
Meisjes had, meende een vaste betrekking te hebben, nu echter de Tweeda
Kamer de subsidie heeft ingetrokken, zullen er enkele van die scholen worden
opgeheven on een goed onderwijzend personeel zal worden naar huis gezon
den. Zal men het eene gemeente euvel duiden, als zij, wanneer hare
fiuancieele krachten niet toelaten eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes zonder
subsidie te onderhouden, die school opheft of haar, zooals Goes godaan heeft,
verandert in een school van voortgezet M. U L. O.? Hetzelfde wat met
de Mobjosscbolcn gebeurt, heeft ook met do Tooneelschool plaats; men
lieert, om welke reden dan ook, de subsidie ingetrokken en dwingt daar
door het Tooncelverbond, daar zijue fmanciëele krachten niet toelaten do
Tooneolschool, zooals het die thans heeft ingericht, zonder subsidie te
behouden, om de school op te heften. Niet het Rotterdamsch voorstel dus,
maar de omstandigheid is daaraan schuld. Omdat dit zoo is, omdat de
personen, aan de Tooneelschool verbonden, moeten, heengaan, komt Rot
terdam een voorstel doen. opdat nog een deal daarvan (allen, die aan de
vakschool zijn verbonden) kunnen worden behouden en het andere deel
dan door goedkuopere krachten kan worden vervangen. De nieuwe be
trekkingen zullen veel vaster zijn, omdat de inkomsten veel vaster zijn.
Zoude l>. M. onverhoopt ds subsidie intrekken, clan zoude de school ook
op de'.e wijze niet langer kunnen bestaan. Maar de tegenwoordige be
trekkingen zijn afhankelijk geweest van drie subsidie's en toch heeft men
een voel groüttr personeel kunnen vinden.
Dat de Directeur een mau moet ziju, die breedere ontwikkeling heeft
dan gewoonlijk bij de hoeren van het L. O. gevonden wordt, ik zal de
laatste zijn, om dit tegen te spreken. Maar ik houd mij tevens overtuigd,
dat zoo'n man zal te vinden zijn voor~' een salaris van f 2500 en vrije
woning, welk salaris nog tact f'200 wordt vermeerderd, wanneer hij be
voegd is tot het geven van onderwijs in de NcderL, Fransche of Duitsche
Loti,cikunde, lloa weinig leeraren aau Gymnasia of Hoogere Burger
scholen in ecu dier talen en hare letterkunde hebban een inkomen van
i 27t'0? En zouden al die heeruu, omdat zij bij het L. O. begonnen zijn> cle
hoofdakte en bij-akten voor talon bezitten, die broedere letterkundige ont
wikkeling missen;' Pleit het bezit van die bevoegdheden voor het
tegendeel? Do ii'.custci leeraren in die vakken waren vroeger bij het L. O. en
het zou toch waarlijk geen moeite kosten, om onder hen verschillende
11:1111 eu te noemen die in de letterkundige wereld een goeden klank heb
ben en van welke men zich wel zal wachten te gctuigca, dat zij een
'breedere ontwikkeling missen.
En hiermede meen ik de bezwaren des heeren Scholten te hebben weer
legd, liet is mogelijk, dat deze weerlegging hem evenals het rapport den
i u U-uk van oppervlakkigheid" geeft. In dat geval zal hij mij genoegen
doen door to zeggen, waarin die oppervlakkigheid bestaat, want indruk
ken zijn erg subjectief en kunnen uiet worden weerlegd.
M. HOBU.
Schiedam, 25 Mei 1SS3.
(j Ili cursiveer de woorden van den beer v. d, G.
OVER HET VERTOONEN VAN OUDE TOOXEELWERKEN.
In ccn welge;chreven «S^edator-bijdra-re (in No. 21 1.1.) beklaagt zich'
do kundige en liefdevolle beoefenaar der geschiedenis onzer hoofdstad, de
Heor D. U. Mleycr] Jr. over het misbruik van het snoeimcs. in den ver
toonden text v.ui Breêroós Moorlje. Ik geloof, met dea Heer M., dat er
een en ander in bad kunnen blijven, wat er uit veiwijderd is, en andere
opmerkingen, van den Hoer M. ter zake dier tooneelvoorstelüng, verdienen
behartiging.
Te-recht erkent de lieer M. de onmogelijkheid, om, als commissie
leden er op gesteld ziju met hunne dames de voorstelling bij te wonen",
dergelijke stukken (als de blij- of kluchtspelcu uit het eerste vierde dei'
XVHe Eeuw) to laten £cyjen gelijk ze geschreven zijn. Voor oo verre
zo verouderd en ten eenenmale onverstaanbaar geworden zijn, is ecae
vei faling even geoorloofd als noodzakelijk, en voor zoo verre de
Idecchhckl niet meer veroorloofde ze in 't openbaar te gebruiken, kou dit mcb
wel anders," zegt hij.
Ziedaar eene belangrijke konfcssio. DÉHeer Meyer erkent, dat onver
staanbare woorden, door duidelijke bchooren vervangen to worden; dat
het niet wel anders kan dan dingen, die Je kieschheid verbiedt, te wijzigen
of te onderdrukken. Op ceue andere plaats houdt de schrijver vol, dat
men geen gedeelten mag wechlateii, uit vrees, dat ze 't publiek te lang
zullen vallen. Hij ziet geen bezwaar ia het loopen van do kau.s: van
iemand te moeten hoorcn, dat hij zich verveeld had".
Ik zie in dit laatste wanneer het gcheele publiek bij de vertoo
ning genoodigd wordt gróót bezwaar. Niet voorgeleerden; maar voor
bet publiek. En het schijnt toch gewenscht, dat ons publiek eenigszins
met zijn beroemdste dichters van alle eeuwen bekend worde.
Ik heb, bij de bewerking van Hoofts Warcnar, alleen aan die drie
bedenkingen het oor geleend. Ik heb gevraagd (daar het geheele publiek
verwacht werd): Wat zal hen vervelen? Wat zal hen ergeren? Wat
zullen ze niet verstaan ? En het andwoord op deze vragen beeft mij de
redaktie van den door mij 'een tooneele gevoerden Warcnar in de pen
gegeven. Geene veranderingen zijn gemaakt dan om aan de eisenen ta
voldoen, die uit het andwoord op deze vragen volgden.