De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 31 mei pagina 5

31 mei 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wat is hierin, dat den Voorzitter tot aftreden kon dwingen? Is hij te gen het voorstel Rotterdam, hij bestrgde het en kome met een ander voorstel, want nogmaals moet ik het herhalen: de school kan niet zoo blijven, als zy tegenwoordig is, tenzij de inkomsten aanmerkelijk worden vermeerderd. En daartoe is weinig of geen kans. Ja, ik ga verder en zeg: de Voorzitter mocht niet bjj zijne bekende liefde voor de Tooneelschool op dit oogenblik heengaan, hij mocht zich niet aan eene samenwerking onttrekken, nu de school in gevaar is en alle krachten dienen samen te spannen, om op de beste wijze de school in stand te liouden. Nooit meer dan thans was de hulp van -bekwame mannen, die ile Tooneelschool lief hebben, noodig. Wanneer deze zoggen: après nous Ie dólugc" dan vrees jk, dat de val der Tooaeelschool zeer nabij is, II. De heer v. d. G. heeft het Kotterdamsehe Rapport bestreden in ccn ar tikel in dit Weekblad van 17 Mei jl. Ik kan mij het genoegen niet onthouden, om nog eens even hier te resumecrcn, wat do heer v. d. G. van de enquête-commissie vertelt: Met een effen gcsicht, dat aan niets dan aan do temt fjctlrcvcn lieltteinnigheid kan ivorden toegeschreven, stellen de Rottevdamsche heeven enz. De vraag rijst, hoe het mogelijk is, dat men ingrijpingen, zoo bulangrijk als deze, leun voorstellen met het onnoozelste gcsicht der waerehï'. nMcn slaat zich voor het hoofd en staat versteld over den omvang van dit reusachtig misverstand." Hoe heeft deze muis dien berg van dwaasheden kunr.cn laren?" ,,Ds Hccrcn beyaan de vergissing, die zoo vaal: v^rdt begaan, als er van de Tooneelschool spraJce is, cns. De heeren verraden begrippen misschien een gebrek aanbcgrippcn die zoover afwijken enz." Hunne inzichten in het wezen der school zijn zoo beperk' en zoo zwak betoogd enz." Ds eerste schrede, die hen terugvoert op den goeden mg moet noy worden gedaan enz." De eenvoud der hervormingsgtzindcn doel goed.'''' Deze heer (de lieer Scholten) is eveneens getroffen door do ..naïveteit" dor commissie, die geen begrip schijnt te hebben van de strekking har er denk beelden," Deze bloemlezing, die nog niet alles bevat, wat de lieer v. d. G. van commissie heeft te zeggen, is vervat in nog geen twee kolommen druks. Het lust mij niet, dezen heer op die liefelijkheden te antwoorden. Alleen hij, die iets op onderwijs- of tooneelgebied gopracsteerd heelt, heult het recht op zoo'n aanmatigenden toon over het werk van anderen te spre ken. Daar de heer v. d. G. noch op het eene, noch op het anderen gebied tot heden van bijzondere verdiensten heeft doen blijken, zal ik met een antwoord op zijn geschrijf wachten, totdat hij een beetje bescheidener op treedt. Hij zal dan ook misschien met argumenten in plaats van met hoogo woorden het rapport te bestrijden. III. Ik kom nu tot het ingezonden stuk van den heer Schollen in bet Dag blad de Amsterdammer van 15 Mei jl., op zijn verzoek ook door andere couranten overgenomen. Ook deze heer vergeet eenvoudig, dat de Toneel school niet blijven kan, zooals zij oogenblikkclijk is en verliest het stand punt uit het oog, waarop de commissie zich heeft geplaatst. Wil men het Rapport aan eene critiek onderwerpen, het kan de voorstellers slechts aangenaam zijn, want zij verwachten niets anders. Maar men beginne dan aan te toonen, dat de commissie zich, toon zij wilde bezuinigen, op een verkeerd standpunt heeft gesteld, dat niet bezuinigd behoeft ts worden. Voordat men dit aangetoond heeft, trede men niet in een vergelijking met den bestaanden toestand, die toch niet bestendigd kan worden. Wat wil het Rapport? Geen Lagere School, maar dezelfde vakschool, die tot heden bestond, met dezelfde leeraars en leeraressen. Aaii die vak school is thans verbonden een inrichting van onderwijs, die den naam heeft te zijn een school van Middelbaar Onderwijs en die moet dienen als voorbereidende school tot het eigenlijke vakonderwijs, omdat de jongelui die zich aanmelden, niet genoeg onderlegd zijn om het eigenlijke vakon derwijs te beginnen. Die voorbereidende school acht, de commissie om dezelfde reden ook noodig, maar zij wil die goedkooper hebben, omdat zij meent, dat daarin ook thans hoofdzakelijk Meer Uitgebreid Lager Onderwijs wordt gegeven, zij het dan ook door vakleeraren. Dit laatste is niet moeielijk te bewijzen. De heer ouberg Wilson, de directeur der Tooneelschool, schreef cenige jaren geleden in De Amsterdammer: Het kan niet anders of' bij het peil van ontwikkeling van verreweg do meeste candidaten voor de Tooneelschool moet deze deels ccnu gewone inrichting van meer uitgebreid lager of' van middelbaar onderwijs, deels cena meer eigenlijke vakschool wezen (ik cursiveer)." Ik erken gaarne met sommigen, dat men met de laatste alleen moest kunnen volstaan, mits haar taak dan breed opvattende; maai- wat te doen ais de werkelijkheid niet overeenkomt mot wat men wenscht? De leerlingen, die toegelaten worden, moesten allen het bovengenoemd Bchoolonderwys genoten hebben; maar zulke bieden zich haast niet aan: meest allen zijn óf zoo jong, dat zy het gewoon lager onderwijs nici eens geheel doorloopcn hebben, of betrekkelijk zoo oud, dat zij gcruimen tijd reeds de volksschool verlaten hebben en sedert van onderricht verstoken syn gebleven." (ik cursiveer). Lager Onderwijs door onderwijzers der lagere school en Middelbaar Onderwjjs door leeraren M. O., vandaar dat de Commissie heeft voorge steld het onderwijs in Nederl. en uitheeinsche letterkunde op te dragen aan personen, die bevoegd zijn tot het geven van M. O. in die vakken. Eenmaal een voorbereidende school hebbende, spreekt het van zelf, dat het onderwijs wordt ingericht met het oog op het latere vakonderwijs; maar wat belet, dat dit ook in het vervolg gebeure? En al ware dit niet zoo; is niet steeds door de autoriteiten gezegd, dat men het zeer zou wenschen, dat de jongelui reeds M. U. L. O. hadden genoten, wanneer zij aich aanmelden? Dat dan eene voorbereidende school in het geheel niet noodig zou zijn? En is op andere scholen van M- U. L. 0. het onderwijs ingericht met het oog op de Tooneelschool? Maar ik herhaal, er is geen redelijke grond om aan te nemen, dat het onderwijs, wanneer het door n of twee personen wordt gegeven in plaats van door verschillende vak-leeraren, niet even zoo goed met het oog op latere behoeften kan ingericht zijn. Het grootste bezwaar, mijns inziens door den heer Schuiten tegen het Rapport ingebracht, is vervat in zijna woorden: Aangenomen dat onder die onderwijzers de rechte mannen ts vinden waren, duii zouden die zich nog wel wachten zich te verbinden aan ecu inrichting, waar alleen om der zuinigheidswillo een goed onderwijzend personeel nuar huis wordt geacnden." Ik moet hier opmerken, dat men zich dan maar nooit aan eene school, die subsidie heeft, moet verbinden. W ia verleden jaar eene betrekking aan een Hoogere Burgerschool voor Meisjes had, meende een vaste betrekking te hebben, nu echter de Tweeda Kamer de subsidie heeft ingetrokken, zullen er enkele van die scholen worden opgeheven on een goed onderwijzend personeel zal worden naar huis gezon den. Zal men het eene gemeente euvel duiden, als zij, wanneer hare fiuancieele krachten niet toelaten eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes zonder subsidie te onderhouden, die school opheft of haar, zooals Goes godaan heeft, verandert in een school van voortgezet M. U L. O.? Hetzelfde wat met de Mobjosscbolcn gebeurt, heeft ook met do Tooneelschool plaats; men lieert, om welke reden dan ook, de subsidie ingetrokken en dwingt daar door het Tooncelverbond, daar zijue fmanciëele krachten niet toelaten do Tooneolschool, zooals het die thans heeft ingericht, zonder subsidie te behouden, om de school op te heften. Niet het Rotterdamsch voorstel dus, maar de omstandigheid is daaraan schuld. Omdat dit zoo is, omdat de personen, aan de Tooneelschool verbonden, moeten, heengaan, komt Rot terdam een voorstel doen. opdat nog een deal daarvan (allen, die aan de vakschool zijn verbonden) kunnen worden behouden en het andere deel dan door goedkuopere krachten kan worden vervangen. De nieuwe be trekkingen zullen veel vaster zijn, omdat de inkomsten veel vaster zijn. Zoude l>. M. onverhoopt ds subsidie intrekken, clan zoude de school ook op de'.e wijze niet langer kunnen bestaan. Maar de tegenwoordige be trekkingen zijn afhankelijk geweest van drie subsidie's en toch heeft men een voel groüttr personeel kunnen vinden. Dat de Directeur een mau moet ziju, die breedere ontwikkeling heeft dan gewoonlijk bij de hoeren van het L. O. gevonden wordt, ik zal de laatste zijn, om dit tegen te spreken. Maar ik houd mij tevens overtuigd, dat zoo'n man zal te vinden zijn voor~' een salaris van f 2500 en vrije woning, welk salaris nog tact f'200 wordt vermeerderd, wanneer hij be voegd is tot het geven van onderwijs in de NcderL, Fransche of Duitsche Loti,cikunde, lloa weinig leeraren aau Gymnasia of Hoogere Burger scholen in ecu dier talen en hare letterkunde hebban een inkomen van i 27t'0? En zouden al die heeruu, omdat zij bij het L. O. begonnen zijn> cle hoofdakte en bij-akten voor talon bezitten, die broedere letterkundige ont wikkeling missen;' Pleit het bezit van die bevoegdheden voor het tegendeel? Do ii'.custci leeraren in die vakken waren vroeger bij het L. O. en het zou toch waarlijk geen moeite kosten, om onder hen verschillende 11:1111 eu te noemen die in de letterkundige wereld een goeden klank heb ben en van welke men zich wel zal wachten te gctuigca, dat zij een 'breedere ontwikkeling missen. En hiermede meen ik de bezwaren des heeren Scholten te hebben weer legd, liet is mogelijk, dat deze weerlegging hem evenals het rapport den i u U-uk van oppervlakkigheid" geeft. In dat geval zal hij mij genoegen doen door to zeggen, waarin die oppervlakkigheid bestaat, want indruk ken zijn erg subjectief en kunnen uiet worden weerlegd. M. HOBU. Schiedam, 25 Mei 1SS3. (j Ili cursiveer de woorden van den beer v. d, G. OVER HET VERTOONEN VAN OUDE TOOXEELWERKEN. In ccn welge;chreven «S^edator-bijdra-re (in No. 21 1.1.) beklaagt zich' do kundige en liefdevolle beoefenaar der geschiedenis onzer hoofdstad, de Heor D. U. Mleycr] Jr. over het misbruik van het snoeimcs. in den ver toonden text v.ui Breêroós Moorlje. Ik geloof, met dea Heer M., dat er een en ander in bad kunnen blijven, wat er uit veiwijderd is, en andere opmerkingen, van den Hoer M. ter zake dier tooneelvoorstelüng, verdienen behartiging. Te-recht erkent de lieer M. de onmogelijkheid, om, als commissie leden er op gesteld ziju met hunne dames de voorstelling bij te wonen", dergelijke stukken (als de blij- of kluchtspelcu uit het eerste vierde dei' XVHe Eeuw) to laten £cyjen gelijk ze geschreven zijn. Voor oo verre zo verouderd en ten eenenmale onverstaanbaar geworden zijn, is ecae vei faling even geoorloofd als noodzakelijk, en voor zoo verre de Idecchhckl niet meer veroorloofde ze in 't openbaar te gebruiken, kou dit mcb wel anders," zegt hij. Ziedaar eene belangrijke konfcssio. DÉHeer Meyer erkent, dat onver staanbare woorden, door duidelijke bchooren vervangen to worden; dat het niet wel anders kan dan dingen, die Je kieschheid verbiedt, te wijzigen of te onderdrukken. Op ceue andere plaats houdt de schrijver vol, dat men geen gedeelten mag wechlateii, uit vrees, dat ze 't publiek te lang zullen vallen. Hij ziet geen bezwaar ia het loopen van do kau.s: van iemand te moeten hoorcn, dat hij zich verveeld had". Ik zie in dit laatste wanneer het gcheele publiek bij de vertoo ning genoodigd wordt gróót bezwaar. Niet voorgeleerden; maar voor bet publiek. En het schijnt toch gewenscht, dat ons publiek eenigszins met zijn beroemdste dichters van alle eeuwen bekend worde. Ik heb, bij de bewerking van Hoofts Warcnar, alleen aan die drie bedenkingen het oor geleend. Ik heb gevraagd (daar het geheele publiek verwacht werd): Wat zal hen vervelen? Wat zal hen ergeren? Wat zullen ze niet verstaan ? En het andwoord op deze vragen beeft mij de redaktie van den door mij 'een tooneele gevoerden Warcnar in de pen gegeven. Geene veranderingen zijn gemaakt dan om aan de eisenen ta voldoen, die uit het andwoord op deze vragen volgden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl