Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 415
-C
meene en .bizondere oorzaken hun beataan te danken hebben voor hen
is het mislukken der pogingen om een onverander den Warenar gespeeld
te krijgen, een feit van beteekenis. Het heeft ook inderdaad niet aan de
personen gelegen. De Heeren, die de vertooningnndenStads-sohouwburg
doordreven, waren menschen van invloed, maar ook bij de tegenpartij
berustte de leiding der zaken niet bij kleine jongens. Het mag gezegd
Worden en het is niet overdreven: de publieke opinie stelde de eersten
in het gelijk. Vrij algemeen werd geprotesteerd tegen de ruwheid en
indecentie van Hoofts blijspel. Dat was niet meer van onzen tijd, dat
waren wij gelukkig te boven,.dat wenschte men voor geen geld terug.
Het heette een schuldige passie van oudheidkundigen, een apenliefde
Voor de reputatie van Hooft, een duidelijk teeken van gebrek aan takt,
aan smaak, aan oordeel, om dit antieke realisme in 1881 op de plan
ken te willen brengen.
Zoo ging de voorstelling van den gemoderniseerden Warenar dóór.
Een kleine verandering kwam in het gevoelen van enkele tegenstan
ders, toen Prof. M. de Vries het waagde in de deftige concertzaal van
Félix den ouden tekst aan dames en hoeren voor te lezen. Het was toch
zoo erg niet en de zonden tegen de welvoeglijkheid bleken zóó harmo
nisch aan te sluiten bij de deugden van den komieken dialoog, dat de
indruk van het geheel volstrekt niet onaangenaam was. Integendeel. Ik
meen dat thans alle hartstocht geweken is; te meer, daar het dedooden
in eea ontijdig graf zou verontrusten zijn, ook nu nog partijzucht te ver
raden, maar het schijnt mij toe een feit te wezen, dat de vertooning van
den omgewerkten Warenar het publiek slecht bevallen is. Ik herinner
mij niet, dat het meer dan twee of drie keer gespeeld is geworden; en,
waar het hier om te doen is, over de lezing van den Heer De Vries was
maar n stem.
De beide argumenten van de bestrijders der verandering heb ik reeds
genoemd. Wat mij betreft, n van de twee zou ik niet meer wenschen
te verdedigen, en dat wel het meest omvattende. Dat men, bij herleving
van oude drama's, hen steeds in hun natuurataat moet behouden, is een
eisch die met de grondslagen der geschiedenis ongeperrnitteerd korte
metten maakt, en waaraan dus niet voldaan Kan worden.
Want meer dan eenig ander literair kunstwerk ia een tooneelstuk een
vrucht, die tot rijpheid is gekomen onder een zeer samengostelden in
vloed. Het drama bestaat niet buiten een publiek. De brochure is nog
maar de helft van het dramatisch kunstwerk. Deze innige verwant
schap tusschen een tooneelstuk en de menschen legt tusschen de
regels der geschiedenis van deze kunst een zeer vertrouwbaar relaas van
de bewegingen, die de beschaving achter den rug heeft. Die verwant
schap is de eerste voorwaarde van succes; niet enkel van dien wellicht
minder achtenswaardigen bijval met hand en voet, maar bovendien van
de stellig hoogere tevredenheid, die berust op het volledig verstand van
den auteur en zijne vormen. Wanneer de menschen veranderd zijn en
men wil den tekst van een oud drama gabruiken bij de vertooning, kan
men op de overeenstemming tusschen de zaal en het tooneel niet meer
rekenen. Dan kan men wol een kuustmatigen bodem leggen, waarop
men elkaar ontmoet, en de kloof wordt dan tijdelijk gedempt door den
zin voor oudheid, de nieuwsgierigheid, de belangstelling, de feestvreugde.
Maar als het groote publiek de zetels der ethousiasten heeft ingenomen,
en er geen champagne maar slemp gedronken wordt, gaapt de afgrond
tnsschen het heden en het verleden des te wijder en verslindt menige
illusie, die wegens de onbevangenheid en goede trouw waarin zij werd
gekoesterd, een beter lot had verdiend.
Dit alles gebeurt, wanneer er inderdaad in de beschaving der men
schen, waarvan het drama slechts een voortbrengsel en een kenteeken is,
sedert den datum van het oude stuk een groote verandering heeft plaats
gegrepen. Die met deze beweging geen rekening houdt, krijgt al de
kwade gevolgen van een toegepast -anachronisme op zijn dak. Geen ver
rukking zoo heilig die een moderne Adam en Eva zou bewaren voor
kouvatten. Als Noaoh zich thans te buitea gaat, verzeilt hij in een bureau
van politie.
De wetten der historie worden evenmin straffeloos geweld aangedaan
als de wetten der natuur.
Andere tijden, andere zedan is het kort begrip van de ervaring der
geschiedenis.
(Slot volgt.)
F. v. d. G.
EEN DRlj&lAL RIJMSCHOKKEN, VAN ALB. TH.
Aan Prof. CÜLÏNAUIUS, in andwoord op zijn vraag:
Is 't vleescJi of vïsch ?" *)
Gij weet niet, of ik vleesch of visch
Plaats op mijn disch.
Dat hangt er aan, wat dag het is.
'k Eet, niet den Ridder zonder blaam en zonder vrees,
Vijf, van de zeven dagen, vleesch 'f
Maar, de andre twee,
Trakteeren ons rivier en zee.
Geef ons den lof dus, dichter-lief
Zij zijn niet exkluzief."
?J Amsterd. Weekblad, No. 414, bl. 10.
31 Mei, 1885.
toen
Aan Dr. JAS na» BRIHK, '
# tot Professor benoemd werd.
Een Heemskerk drong weleer door 't onherbergzaam Noord"
Om 't zengend Oosten" op te sporen.
Een andre Heemskerk drong door 't ijs van andre Noren
En sprak, tot twee maal toe, een veel beteeknend woord:
Hij schiep twee Professoren. *)
Zij hadden wat lektuur en ook .... wat nagedacht ;
Maar die den Leeraarshoed hun op de kruin kwam zetten,
Zag ze aan een throon geknield, en hoe van hun baretten
Daar 't offer u, Godin der Schoonheid, werd gebracht,
") 1876. 1884.
Eet recht der hunst,
Kunst deel' geen lessen uit ! Dat maakt haar grootheid klein.
Zij sticht, streelt en verheft, maar langs haar eigen wegen.
Geef haar een atmosfeer, ruim, warm verlicht, en rein :
Zij zingt haar eigen lied, en wordt heel de aard ten zegen.
God schiep de Waarheidavrucht ; maar ook da Schoonheidfroos :
Veracht de Kunst dan niet, en wees niet . . . goddeloos.
24 Mei, ;8ó.
MAAGDENOOGEN.
Een blik uit maagdenoogen,
Zoo peilloos blauw als 't diep van 't meir,
Hoe geeft hij al de schatten
Uit 't grondloos maagdeuharte
In reine spieg'img weer!
Een Hik uit maagdenoogen,
Een lach, een lonk een sehnsucht grijpt ons aan,
Een ongekend verlangen
Naar wat wij nooit ontvangen:
De Schat uit liefdesoceaan. .......
Astivëri.
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Eij den uitgever D. S. Slotboom te Beverwijk verscheen een bundeltje kleine
schotsen silhoutlten betiteld, waartoe twee jeugdige novellisten bunne krachten
verte:;igd bobben. Jack" en Frans", de twee covellisten, schoon beiden
oogen^chijnlijk in denzelfJen trant schrijvend, zijn dadelijk te onderkennen; Jack heaft meer
gelezen, Frans meer gevoeld en gedacht. Jack maakt een verhaaltje dat niet on
aardig is, maar verte'.t met een zekere zelfgenoegzaamheid, een welbehagen in
Ztjn eigen persoon, in zijne waro of voorgewende gewaarwordingen en zijne wijze van
EO to boek t* stellen die niet steeds aangenaam aandoet. Frans daarentegen
heeft rondgezien en vertelt het minder om een verhaal te maken, dan om uiting te
goven aan wat hem getroft'en heeft. Zijn type van den Indisehen controleur met
verlof ia innig en echt-Nederlandsch, oorspronkelijk, fija opgemerkt en goed ge
voeld. Het scbetaje van Paul en Emmy treft door zijn soberheid; een minder fijn
gevoelend auteur dan Frans had vrij wat erger woorden noodig geacht om het
luisterende meisje ta grieven, dan het zoo eenvoudige: zij is een goed kind een
bee'je onnoozelF Frans moot trouwe en liefdevolle en fiere meisjesharten kennen
om £00 de juiste teekening gevonden te hebben.
INBOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
La Nouvelle Rente van l Juni bevat:
La Sociétéde Londres (Suite et fin), par M. Ie comte Paul Vasili.
L'enseigneinent supérieur en Eussie: La première réforme d'Alexandre III, par M. E. de Cyon.
Un danger parlementaire, par M. L. de Feiesal. L'age de la terre et Page de
l'homme, par M. Eamus. L'adversaire (quatrième partie), par M. H. Maystre.
Le salon de 1885 (suite et fin), par M. Henri Chantavoine. InstallationparM, Jean
Lorrain. En Boumame, par M"*. Les LiYres, par M. Franciaque Sarcey.
De Recue contemporaine van 25 Mei bevat:
Le Salon de 1885: Jean Dollent. Pceuf, nouvelle: Lèon Hennique. Poesjes
russes : Lermontofi', traduites par M. E. Forgemol de Bostquénard. Souneta m
lancoliques: Henry Becque. Lettres a, M. Annenkoff: Ivan Tourgnêneff, traduites et
annotées par M. E. Halporine. Paul Bourget, etude critique: Charles Morice.
Le bi-centenaire de J. 8. Bach: Maurice Bouchei1. Les microbea de rattaosphère:
Charles Henry. Les beaux-arta & Vienne: Ernest Ziegler.
De Sectie politique et littéraire van 30 Mei bevat:
Le Salon de 1885 (suite fin), par Charles Bigot. La soeur de la tragédienne,
nouvelle, par Jules Guillemot. Le catholicisme et la eoclétó moderne, par
Anatole Leroy-Beaulieu. Espagne et Portugal; Burgos par Louis Dlbach.
CauBeiïe littéraire, par Maxime Gaucher. Notea et impreseions, par Edgar Coimois.
Portefeuille, G Juni,
F. M. Lurasco, De tegenwoordige staat der Muziek in Italië, III. De Opening
van het Eijks-Museum. A. P, Eenige jonge Schilders op de Antwevpache Ten
taanstelling. Taco u. de Beer, Eeuige Novellen. Mr. C. Bake, Een juweeltje
van Jan van Beers. ' Uit Zuid-Nederland. Emlle Miclielet, Courier de Paris.'
G. F. ran Diiijl, do Apothésse van Victor Hugo. L'oauvre de Victor Hugo, tes
tament autographo. S. J. Boulerg Wilson, de Tooneelachool v. h. Neder!.
Tooneelverbond, 7de vervolg. Feuilleton: C. Etl. Tuurel, in Antwerpen, slot,
Spectator, 6 Juni.
Berichten en mededeling. J. H. Zwildene, door prof. B. D. Iï. Tellcgen.
De stadsrekeningen van Middelburg, door J. G. Fredcriks.. Bilderdijk, dool
mr. C. VosKiaer. De Pcrseïdea, door Flor.entein, Pluksel. Briefwisseling.