De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 7 juni pagina 12

7 juni 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 415 r fe i De nieuwe eigenaar was een wreed, geldzuchtig man, die noch hart noch medegevoel voor zijn onderhoorigen had. Hij liet de slaven dubbel zoo hard werken als ze vroeger gewend waren en strafte het kleinste vergrijp met wreedaardige gestreng heid. Hij haatte al wat neger was en scheen er vermaak in te vinden om elke kleine onregelmatigheid op te merken en nooit of nimmer iets door de vingers te zien. Onder meer veranderingen en slmprovements", zooals bij het noemde, had hij een vierkant steenen huis laten bouwen, dat de negers in hun jargon» de Calaboose" noemden, liet was een soort van gevangenis, waarin hij of zij der slaven, dia iets mis dreven had, bij water en brood werd opgesloten, totdat hun meester beslist had welke dracht slagen zij zouden ontvangen. »Me maken de slot for de door of deCalaboose,"zeiCesaren hij voegde er bij:» bery strong of courss'Vt Was natuurlijk dat door al deztfveran ? deringen er óp de plantage, onderde negers groote ontevredenheid en opgewondenheid hcerschte en zeker ware het tot een opstand gekomen, wanneer de weerlooze slaven niet voortdurend in angst waren geweest voor de opzichters die, tot de tanden gewapend, dreigden den eerste den beste die het wagen dorst hand of vinger uit te steken, te zullen neerschieten als een dollen hond. Lilly, Gesars vrouw, was in hare betrekking als huismeid bij de vrouw van den Mexicaan overgaan en scheen het met hare nieuwe meesteres, die, zachter van inborst dan haai' echtgenoot, de mulattin in waarde hield, goed te kunnen vinden, totdat er iets gebeurde waardoor een algeheele omkeer in alles ontstond. Gesar's gelaat teekende groote droefheid toen hij ver telde: »Daar kwam démisfortune me was perhaps foo happy Lktle Joey wordt ziek. Oh massa so ziek! Poor kleine kind, only drie year old. Lilly was to work for . de missus, me at de smederij. So me gaan to see de kleine kind ebery moment in my cabin. But little Joey altijd meer ziek daybyday. Tom my his brotter krabbel over the vloer to de bed and leg his little hand on Joey's. face and zeggen, so as picannini spreek: Poor linie .!<;ey. Oh Massa me so bedroefd; it was so hard for me. (j., een avond kort vóór zonsondergang stond Cesar do smid met liet zieke kind voor de deur van zijn woning. Uij lief koosde de kleine Joey, terwijl hij met bijna moederlijke tecderheid, het knaapje in zijn armen wiegde. Hij was moede en af gemat, want niettegenstaande hij met zijn vrouw den geheclcn nacht bij 't steunende en kermende kind was opgebleven', liad hij zijn dagwerk, 'l was zwaar geweest, gedaan en ging nu, bijna zeker, een nieuwen slapeloozen nacht (c gemoet. Hij wachtte op Lilly die spoedig van het huis moest terugkomen en suste de kleine zieke, terwijl hij Tommy, die aan zijn voeten in 't zand speelde, bezig hield. Een luid gejoel, dat van den kant van 't huis kwam, deed hem opzien. Daar naderde een negerin met haasligen tred en riep hem toe: sCesar! Cesar! Ze brengen Lii'y weg!" Een hevigen schrik voer den Neger door de leden toen liij vroeg, »Lilly'? waarom, waarheen'.'1' B Naar de Calaboose!'' »En waarom? " »Er is iets verloren of gestolen in het huis en ze zeggen dat zij het gedaan heeft", »Dat is onmogelijk! Hier, hou '(.kind een oogcnblik vast dan zal ik zien wat er aan de hand is. Hou hem goed vast; hij is erg ziek, voorzichtig!" De negerin Kam de kleine Joey en teek Cesar hoofdschuddend na, terwijl hij zich verwijderde. Bij het huis gekomen zag hij zijn meester en een der opzichters,' die Lilly ieder bij een aria hielden. Mistress Paraizo stond voor de deur, met haar zakdoek voor de oogen. »Wat is er gebeurd?" vroeg Cesar, terwijl hij zich vlak voor zijn meester plaatste. »Uit den weg!" schreeuwde de opzichter; »ze heeft een gouden armband gestolen en ze wil niet bekennen." ? Neen! neen!" riep Mistress Paraizo »ze heeft het niet gedaan ; ik geloof het niet. fgnaz! laat haar los wat ik je bidden mag." »Gekheid! ze heelt het wel gedaan; we zullen haar een dag of wat opbergen en dan eens een kwispeling geven, dan zal ze zich wel herinneren waar het ding is,'' en terwijl hij Lilly een duw vooruit gaf, herhaalde hij tot Cesar die nog steeds voor hem stond: »Uit den weg, zwarte hond!" De oogen van den slaaf' begonnen te vonkelen en in plaats van te gehoorzamen'richtte hij zich in zijn volle lengte op en zei doch laat hij dit liever zelf vertellen. Look here, Massa! Me say, zet niet Lilly in de Cülaboose, zij niet gestolen heeft oh, no! zij too good for that zij so lange jaar bij missie Maggie, and nebber steel. Oh! pleaselaat herl'ree, my iiltle Joey is so erge ziek in my cabin, hij hebben noodig a mother's zorg. That armband worden gevonden in de house som'where, zal weerom kom, zeker! My poor Lilly geen dief. Oh no! Pass your way! Zeg de opziener and geef mij met zweep, slag over my gezicht and zij breng weg Lilly. Oh, Massa! as me no't gehad angst so groot for my dear Lilly, me had aangevlogen dat man. Now dey zet in de Calaboose kleine vrouw of me and me bijt my land op elkaar and vraag missus Paraizo: pray! Zeg yourhijsband, hy laten vry Lilly. Sne good missus, groot bedroefd but niets aan te doen. \Vhen me zien, notting kan help, me go home and me feel de striem on my forehead so brand, so steken. Maar oh, Massa { oh, Massa! as me come in my cabin my litlle Joey was gone. ??hèwas dood. De vrouw who had de kindje, had only a corpse in her arms poor little baby ? Me not leel anymore de sting van die zweep mij hart doet so groot pijn; me so sad, oh! »Go home, me said and leabe me wid de dead, Iaat my met dood kind. oi mine. De negress huil en scluaeuw ober my chile. 1) Zij awoke Tommy en little boy vraag: Daddij 2) waar i's Joey?" ? Dan my heart gib1 way; me kan niet help; must cry; huilen massa! Oh! 't was too much for me Bij die herinnering schoten Cesar's oogen weer vol tranen en hij had moeite orn zijn zelfbeheersching te bewaren. In dat zwarte lichaam woonde een zacht gestemde ziel, een goed hart en fijner gevoel dan in menig blanke dit bleek mij toen hij vervolgde: »As me had huilen genoeg me denken: Is not good to huil so lang ober de chil«; now l;e is free! and worden groot in de golden lields-better (or him dan slabe! Ik gevoelde diep medelijden met den man die daar voor mij zat, nauwlijks hersteld en nog zwak want terwijl hij vertelde, wischtc hij met een zakdoek herhaaldelijk zijn voorhoofd af, als kostte hét verhalen hem groote inspanning. 't Was reeds lang na middernacht toen Cesar, het doode kind in een doek gewikkeld op de bank in zijn hut neerlegde. Ilij had een oogenblik van te voren in de smederij een hamer en beitel opgezocht en eenige kleine voorwerpen die voor hem of voor zijn vrouw waarde hadden, bij zich gestoken. Plotseling was in zijn brein de gedachte opgekomen: »Je hebt zelf het slot van de deur der Calaboose gemaakt" en dadelijk daarop was zijn plan gereed. In 't duister van den nacht sloop hij zijn huisje uil. da kleine Tommy had hij slapend in een wollen doek gebonden en met het kind in zijn armen ging hij omzichtig voort. Il ij naderde de gevangenis; donker teekende zich het gebouw tegen den hemel af en toen hij voor de deur stond, hield hij zich een oogenblik doodstil om te luisteren oi iemand hem misschien had opgemerkt. Alles was rustig om hem heen; de nacht was kil; hij huiverde en drukte het kind in den doek, vaster tegen zijn borst. Voor zichtig plaatste hij den beitel tegen het slot. liet kind belemmerde zijne bewegingen, hij lei 't een oogenblik neer, greep zijn hamer en met drie of vier'krachtige slagen hij wist, jukt waur hij tref fen moes!, deed hij 'l slot openspringen. Nogmaals luisterde hij, ditmaal langer dan te voren, oi men de hamerslagen ook in den omtrek had gehoord, alles bleef doodFlil. Nu opende hij behoedzaam de deur en oen oogcnWik daarna sloot bij Lilly iri zijn armen. «Neem het kind, gauw!" fluisterde hij, terwijl hij haar Tommy toereikte. «Werktuiglijk greep de vrouw naar den kleine maar toen zij hern aan haar barst drukte, vroeg zij haastig: »En de andere'.'" Een ondeelbaar kort oogenblik zweeg hij, 't hart klopte hem in da keel en hij moest diep ademhalen voor hy antwoorden kon: Heengegaan ! Dood ! De arme moeder uitte een kreet vol vertwijfeling, maar Cesar drukte haar onmiddellijk zachlkens zijn breedo hand op de lippen terwijl hij fluisterde: 'Stil! schreeuw niet, wanneer uien ons hoort is alles verloren." De ongelukkige moeder onderdrukte de uiting van haar smart, maar beefde zoo hevig dat Cesar haar moest, ondersteunen. »llou je goed Lilly en wees moedig, wc moeten vluchten. Ik wil jou niet zien slaan ik wil niet; ik k a n niet versta je? We hebben nog drie uur tijd eer hef dag is. Voor zonsopgang moeten we over de rivier zijn. Denk aan Tommy en aan je zelf, vooruit!" In den duisteren nacht ijlden z'j voort, de weg was hen Le kend en daardoor kwamen zij vrij spoedig verder. Na een vermoeienden, haasligen tocht van ongeveer een uur kwamen zij ia het woud. Nog' een uur laler hadden zij met hun kleinen last het rielbosch bereikt. Eenmaal daar doorheen, lag de Missisippi de vrijheid voor hen; tenminste wanneer zij het geluk hadden om ongehinderd over de rivier te komen. Wet moeite worstelden zij voort, al verder en verder door het hooge riet. De scherpe stoppels, de doornen van het onkruid en de planten die er tusschen groeiden schramden en staken hen, ze voelden het nauwelijks. Voort! moesten zij, daar voor hen lag immers de vrijheid, het leven! Eensklaps hielden zij als door een gemeenschappelijke ingeving gedrongen slil en doken ineen. zoo laag mogelijk zich bij den grond houdend, tusschen hel hooge riet. 't Was een instinctmatige beweging, en werktuigelijk greep Lilly Cesar's arm krampachtig vast, want uit de verte klonken kreten en duidelijk hoorden zij het hinneken van een paard. »Zc zijn ons op het spoor! Hou je doodstil en ga plat op den grond liggen Hou moed en wees kalm! Wanneer wc ver der gaan zullen ze ons vinden dus stil, doodstil". Sidderend volgde de mulallin zijn bevei en met haar hand hield zij Tommy's mondje dicht, uit vrees dat een kreei. of een geluid van het kind, de vervolgers op hun spoor mocht brengen. De opzichters van de plantage met hun meester aan hel hoofd waren intnsschen bijna in'de onmiddellijke nabijheid gekomen der vluchtelingen, die duidelijk liet getrappel der paarden koncle vernemen. »Wanneer zij geen honden bij zich hebben zijn we gered, want ze zullen voorbijgaan en ons verder zoeken dan we zijn,"zei

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl