De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 7 juni pagina 4

7 juni 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 415 i hardste slagen op de Turksche trom. Ik wil dus liefst over deze ma* tinée-musicale niet verder Uitweiden en enkel nog constateeren dat er hél veel tnenschen waren die, evenmin als ik en mijn familie, een floot muziek hebben gehoord, wat ook eigenlijk niet nöodig was, want wie kdmt er nu op zulk een dag in onzen Beesten-tuin om muziek te hooren? Men komt er uitsluitend om in 't gedrang te zijn en om te zien wat anderen aan hebben en te laten zien hoe mooi men zelf is. Anders nergens voor, en dat is in Den Haag een onzer heerlijkste uitspanningen. Toen nujn vrouw aan zekere teekenen, welke voor mij oen geheim waren, begreep dat het voorlaatste stuk van 't programma was afge speeld, stond ze op en we gingen heen, om aan 't gedrang, dat weldra groot zon worden, te ontkomen. Ik was waarlijk verbaasd over de sierlijke equipage waarin ik mijn vrouw 't eerst zag stappen, en dit met een zwier, gemak en gratie, alsof 't dageltjksoh werk voor haar was. Een knappe vrouw," dacht ik; wat zou ze een goed figuur maken ia een eigen equipage met liverei enzoovoort." Ik zuchtte en schudde weemoedig 't hoofd bij de droeve gedachte, dat ik mijn lieve vrouw dat klein genoegen wel nooit zou kunnen verschaffen. 't Is ook een van de weinige grieven die ze tegen mij heeft, en ik twijfel er aan of ze 't Bttj ooit vergeven zal. Ik ontken niet dat ze min of meer gelijk heeft, want een vrouw als zij heeft recht op eigen equipage. 't Is een onbil lijkheid dat ze 't niet heeft, en daarom heb ik al dikwijls gedacht: ze is zoo drommels bijnde pinken, dat het me niet zou verwonderen of ze komt er nog eens toe me voor te rekenen dat we best een demi-fortnne kunnen houden a]s inleiding tot een entière-fortnne in de gedaante van een equipage met dubbel-span, koetsier, palfre-nier en de heele bataclan. Van 't halve fortuin tot het heele dito is de afstand tegenwoordig even kort als van 't laatste tot 't bankroet. Als ik aan de demi-fortune denk, geachte lezer, dan breekt me 't angstzweet uit. Nn, mijnheer, wenschte ik dat ge met mij op den Ouden Scheveninger weg waart geweest, en, beter nog, ik wenschte dat ge op mijn plaats in 't mooie rijtuig, naast mijn vrouw hadt gezeten, terwijl ik thuis stil letjes al lezende mijn sigaar had kunnen rooken. Dan zoude a we mis schien beiden ons beter hebben vermaakt dan nu misschien het goVal is geweest; want ik durf zonder verwaandheid zeggen, dat m\jn vrouw er nog heel goed uitziet en dat ze een alleraangenaamsten con versatie-toon heeft, wel hoe langer zoo meer in de Hègsche manier, wan neer ze met een anderen mijnheer spreakt dan met haar man, maar dat wordt hier zeer mooi en vooral gedistingeerd gevonden. Neen, zulk een hürry als daar op den weg naar en in 'Scheveningen was, daar kan zich een rustig stedeling geen denkbeeld van maken. Welk een gerij, geros en gehos! En ge badt ons beminnelijk Jandvolk moeten zien, in hun eigen ger^j", of ook wel in gehuurd spul"! Wat zijn boeren en boerinnen, als ze op een feestdag uit rijtoeren gaan toch... hoe aal ik 't noemen V... Naturalistisch, zal ik maar zeggen. Ik weet van zeer naby dat Pasquino zich verheugen mng in 't bezit van schoone lezeressen en dit is voor hom een gebiedende reden om den sluier te werpen over de naturalistische houdingen en gedragingen, welke gezegd landvolk in zijn eigen gerij" en in 't gehuurd spul", vooral in 't laatste, in zyn landelijke argeloosheid aan ons Haagsch publiek, dat zooals ge weet erg op zijn fatsoen is gesteld, te zien gaf. Jammer, doodjammmer, dat al die pret eensklaps bedorven werd door een boosaardige nuk van Petras, die er unmecdoogend een schaal over uitgoot, welke menig mooien hoed, tegelijk met het humeur der schoone bezitster, kwam bederven. I)e pret in de schoone natuur was uit; maar ze werd nioltemia voort gezet intro mnros En wat daar verder is geschiet, Ja, dat en weet Pasquino niet. En 't gaat hem, strikt-genomen, ook niet aan. Dus: Schwamm d'rüber! Onze open landauer werd weliswaar vrij gezwind herschapen ih een gesloten koets; maar toch niet snel genoeg of ik kreeg ecnige dikke droppelen regenwatera op mijn zondagsche kachelpijp, wat me aan mijn ziel ging, want het mooie is er nu af en ik ben erg netjes en zuinig op mijn goed, en de toiletten mijner dames kregen ook een tikje mee, dat er geen goed aan deed; maar die beminnelijke schepseltjes schenen dat minder te tellen, waarschijnlijk op den zeer practischen grond, dat er zelfs lang na haar dood, nog altijd, japonnnen en hoeden genoeg «uilen zijn. Bovendien is al dat goed, als men 't maar regelrecht nit de groote magazijnen te Parijs, laat komen, tegenwoordig zoo bespot telijk goedkoop, dat het voor een fatsoenlijke vrouw bijna een schande wordt, tweemaal met hetzelfde toilet in 't publiek te verschijnen. Ik had gehoopt, dat de doorgestane matinee, met opvolgenden rijtoer onder een slagbui, me zou verschoond hebben van do soiree in da Witte; maar dat was blijkbaar weer zoo'n waanzinnig idee van me. Ge begrijpt, lezer, dat ik er met mijn geliefden heentoog en... O, 't was er zoo pret tig en zoo warmpjes! Maar ik wil n niet doen watertanden, door een beschrijving van dat uitnemend Pinkster-genot. Ten slotte soupeerden we, tegen onze gewoonte, met ongewone spijzen en fijnen wijn, hoofdza kelijk om een bluf te slaan, en gingen toen met zware magen, maar in 't volle gevoel onzer meerderheid boven hen die zninigheidshalve niet hadden gesonpeerd, naar huis. O, die heerlijRe Pinkster-twee! En, mijnheer, ik zon u haast voor vast durven Verzekeren, dat de Drankwet hier al zoo geducht heeft gewerkt, dat de politie geen enkel beschonken individu heeft gezien. Of ze dan misschien haar oogen dicht Jieeft gedaan? Wel, mijnheer hoe kunt nu zoo iets van onze Haagsche politie onderstellen? Wel foei! Ze kreeg immers pas nog een gratificatie voor buitengewone ijver en plicbts-betrachtin < ? Pasgtlizio. K N S T. TOONEELVERTOONINGEN TE AMSTERDAM. Nederlandsch Tooneel", Fransche-Laanschonwburgs De Tooneelspeler des Keizers. Een dienst aan myn vriend Blancliard. Paloia voor Volksvlijt: Direktie Bamberg, Charlier en Co.: Michall Slrogoff, de Koerier van den Czaar. De Koninklijke Vereeniging" heeft ons op een fraai tooneelstuk ont haald van Karl Friedrich Anton Wartenburg. 't Is best mogelijk, dat de veroordeeling tot 18 maanden gevangenisstraf van den auteur, die, nog student zijnde, werd bevonden aan hoog-verraad schuldig te staan, hem geïnspireerd heeft bij den ijver, waarmee hij, in zijn Schauspieler des Eaisers", getracht heeft een politiek veroordeelden jongen Marquis het leven te redden. Het stukjen zit zeer goed in elkaar; de geschiedenis is geregeld over de vier bedrijven verdeeld, en noch zielkunde noch testhetika hebben groote bezwaren tegen don gang der gebeurtenissen en de ont wikkeling der charakters in te brengen. Het is de zorg, door den Heer Rössing aan de vertaling besteed, alszins waard. Het speelt grootendeels in den foyer van het Théatre Francais" onder Napoleon den Ie. De Ie aktrice Ifanon Vallier is van geboorte een Markiezin.. Haar broeder Edmond heeft in een legitimistische samenzwering deelgenomen en is ter dood veroordeeld. ? De Maarschalk Gaulaiccourt, keizerlyk Schouwburgintendant, zegt aan Mej. Vallier, dat het beste middel, om genade'voor haar broer te ver werven, is den Keizer daarom te» vragen, na dat hij _te-vreden uit een schonwburgvertooning komt. Maurice Bernard, een Eerste Rol, zal in Cinna" Augustus spelen; maar, vernemende, dat Mej. Vallier, die zijne liefde versmaad heeft, groot belang heeft bij den goeden uitslag der tooneelvertoocing, en misleid omtrent hare verhouding tot den persoon, wiens leven gered moet worden, veinst bij zich ziek en weigert ta spelen. Als tttüitéis aan het ThéYitre" zekere Urlain Sansnom verbonden, een jonkman, dit) gloeit voor de kunst, de klassieke dichters druk bestu deerd heeft, maar wien, zoo als de Eégisseur Didier steeds klaagt, alle school", allo traditie" ontbreekt. Maar Urlain heeft hart, heeft genie; bovendien aanbidt hij in stilte Manon Vallier. Hij biedt zich aan in plaats van Mmirice op te treden. Goede raad is duur; de Keizer is in den schouwburg, en verlangt, dat er begonnen worde. Urbaïn repeteert eene voorname passaadjo. Ook de Intendant woont dit bij. Ui'bain is steeds lijdend. Toen hij nog straatkunstenaar was, heeft hij twee ribben gebroken; hij heeft een zwakke borst gehouden. Maar hij heeft een volkomen succes. De Keizer is geënchanteerd, geeft den Mar kies gratie, en benoemt, in plaats van Maurice, Ui'bain tot Keizer lijk Tooneelspeler. Maar de arme jonkman beleeft deze uitkomst niet. Hij komt in dun foyer sterven. De Hoer Bouwmeester heeft de dankbare rol met groote heerschappij over zijn middelen gespeeld. Me j. Sophio van Bione was Mtte Vallier, en het was uitmuntend. Zij heelt zich gewacht voor het larinoyant-maken van de rol. Zij heeft de zaken met matigheid opgezet en het slottooneel, waar zij geknield ligt bij den stervenden Urbciin, was zeer treffend. Hooge lof verdient het, dat zij zich de kostumen van even voor 1810 heeft laten welgevallen. In 't algemeen was ook het charaktcr van het kostuum der mannen, hun maske en haardracht zeer voldoende. De Heer van Schoonhoven, die er goed uitzag, heeft de rol van Mailricc Bernard met talent vervuld. Ook de Heer Spoor was een zeer goed Generaal en Edelman uit &9 omgeving des Keizers. De Heer Morin speelde voor Regisseur Didier. Het kraajrjasjen was goed aangebracht. Maar hoe deze geoefende tooneelspeler denken kan, dat een Regisseur van de tijd van Napoleon met een paar zware snorren getooid was, komt mij onverklaarbaar voor. Ik meende, dat, bij gebreke van eigen studie en eigen boeken, bij de Koninklijke Vereeniging" nog wel plaatwerken waren, die loeren konden, dat geen Heer in de eerste 10 jaar dezer eeuw snorren droeg. Het komt natuurlijk niet bij mij op te onderstellen, dat de Heer Morin, tegen beter weten aan, zich met die knevels getooid zou hebben. 't. Was een vervaarlijke misstand; te hinderlijker. Om dat die Regisseur altijd don mond vol bad van school en traditie en natuurlijk een kun stenaar uit de tijd van den Franschen Imperator zich wel zou gewacht hebben niet ongeschoren bovenlip zich in een fatsoenlijk gezelschap te vertoonen. Ik zag eens een rederijkerskamer een stuk spelen nit de tijd van Louis XV. De Ir role was in het dagelijksch leven een handelsreiziger. Hij speelde voor esn Markies. Hij bracht de jury onder het oog, dat zijn beroep het dragen van een aangenamen knevel wenschelijk maakte ; maar de man verbeurde, des ondanks, do medalje. 't Is niet aan te nemen, ik herhaal het, dat een kunstenaar van den ernst en de leeftijd van den Heer Morin opzettelijk het slechte voorbeeld zoïi geven van snorren te dragen, in een rol, waarin ze onmogelijk zijn. Hij weet te goed, wat hij aan de kunst, aan het publiek en aan zijn eigen gezach verschuldigd is. Maar ik geef toe, dat schier even onver klaarbaar is, hoe, in die mate, de dracht van 1808 een gesloten boek voor den Heer Morin zou geweest zijn. Te-recht droeg de militaire schrijver van de Caulaincourt (Schulze) geen snorren. Van zijn r:>lletjen heeft hij niet veel gemaakt. De Auteur schijnt hem eenige meerdere lummelachtigheid toegedacht te hebben; want Maurice had hem, voor de keus van een wijfjen, naar den dierentuin verwezen. Hij had zich de omgeving der oogen wel wat te zwart ge maakt, en 't verwonderde mij, dat de bouillons van zijn epauletten dikker waren dan die van zijn patroon. De meubels waren niet juist: te modern,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl