Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 415
i
hardste slagen op de Turksche trom. Ik wil dus liefst over deze ma*
tinée-musicale niet verder Uitweiden en enkel nog constateeren dat er
hél veel tnenschen waren die, evenmin als ik en mijn familie, een floot
muziek hebben gehoord, wat ook eigenlijk niet nöodig was, want wie
kdmt er nu op zulk een dag in onzen Beesten-tuin om muziek te
hooren? Men komt er uitsluitend om in 't gedrang te zijn en om te zien
wat anderen aan hebben en te laten zien hoe mooi men zelf is. Anders
nergens voor, en dat is in Den Haag een onzer heerlijkste uitspanningen.
Toen nujn vrouw aan zekere teekenen, welke voor mij oen geheim
waren, begreep dat het voorlaatste stuk van 't programma was afge
speeld, stond ze op en we gingen heen, om aan 't gedrang, dat weldra
groot zon worden, te ontkomen.
Ik was waarlijk verbaasd over de sierlijke equipage waarin ik mijn vrouw
't eerst zag stappen, en dit met een zwier, gemak en gratie, alsof 't
dageltjksoh werk voor haar was.
Een knappe vrouw," dacht ik; wat zou ze een goed figuur maken ia
een eigen equipage met liverei enzoovoort." Ik zuchtte en schudde
weemoedig 't hoofd bij de droeve gedachte, dat ik mijn lieve vrouw dat
klein genoegen wel nooit zou kunnen verschaffen. 't Is ook een van
de weinige grieven die ze tegen mij heeft, en ik twijfel er aan of ze 't
Bttj ooit vergeven zal. Ik ontken niet dat ze min of meer gelijk heeft,
want een vrouw als zij heeft recht op eigen equipage. 't Is een onbil
lijkheid dat ze 't niet heeft, en daarom heb ik al dikwijls gedacht: ze is
zoo drommels bijnde pinken, dat het me niet zou verwonderen of ze komt
er nog eens toe me voor te rekenen dat we best een demi-fortnne kunnen
houden a]s inleiding tot een entière-fortnne in de gedaante van een equipage
met dubbel-span, koetsier, palfre-nier en de heele bataclan. Van 't halve
fortuin tot het heele dito is de afstand tegenwoordig even kort als van
't laatste tot 't bankroet. Als ik aan de demi-fortune denk, geachte
lezer, dan breekt me 't angstzweet uit.
Nn, mijnheer, wenschte ik dat ge met mij op den Ouden Scheveninger
weg waart geweest, en, beter nog, ik wenschte dat ge op mijn plaats
in 't mooie rijtuig, naast mijn vrouw hadt gezeten, terwijl ik thuis stil
letjes al lezende mijn sigaar had kunnen rooken. Dan zoude a we mis
schien beiden ons beter hebben vermaakt dan nu misschien het
goVal is geweest; want ik durf zonder verwaandheid zeggen, dat m\jn
vrouw er nog heel goed uitziet en dat ze een alleraangenaamsten con
versatie-toon heeft, wel hoe langer zoo meer in de Hègsche manier, wan
neer ze met een anderen mijnheer spreakt dan met haar man, maar
dat wordt hier zeer mooi en vooral gedistingeerd gevonden.
Neen, zulk een hürry als daar op den weg naar en in 'Scheveningen
was, daar kan zich een rustig stedeling geen denkbeeld van maken.
Welk een gerij, geros en gehos! En ge badt ons beminnelijk Jandvolk
moeten zien, in hun eigen ger^j", of ook wel in gehuurd spul"! Wat
zijn boeren en boerinnen, als ze op een feestdag uit rijtoeren gaan toch...
hoe aal ik 't noemen V... Naturalistisch, zal ik maar zeggen. Ik weet
van zeer naby dat Pasquino zich verheugen mng in 't bezit van schoone
lezeressen en dit is voor hom een gebiedende reden om den sluier te
werpen over de naturalistische houdingen en gedragingen, welke gezegd
landvolk in zijn eigen gerij" en in 't gehuurd spul", vooral in 't
laatste, in zyn landelijke argeloosheid aan ons Haagsch publiek, dat
zooals ge weet erg op zijn fatsoen is gesteld, te zien gaf.
Jammer, doodjammmer, dat al die pret eensklaps bedorven werd door een
boosaardige nuk van Petras, die er unmecdoogend een schaal over uitgoot,
welke menig mooien hoed, tegelijk met het humeur der schoone bezitster,
kwam bederven.
I)e pret in de schoone natuur was uit; maar ze werd nioltemia voort
gezet intro mnros
En wat daar verder is geschiet,
Ja, dat en weet Pasquino niet.
En 't gaat hem, strikt-genomen, ook niet aan. Dus: Schwamm d'rüber!
Onze open landauer werd weliswaar vrij gezwind herschapen
ih een gesloten koets; maar toch niet snel genoeg of ik kreeg ecnige
dikke droppelen regenwatera op mijn zondagsche kachelpijp, wat me
aan mijn ziel ging, want het mooie is er nu af en ik ben erg netjes en
zuinig op mijn goed, en de toiletten mijner dames kregen ook een
tikje mee, dat er geen goed aan deed; maar die beminnelijke schepseltjes
schenen dat minder te tellen, waarschijnlijk op den zeer practischen grond,
dat er zelfs lang na haar dood, nog altijd, japonnnen en hoeden genoeg
«uilen zijn. Bovendien is al dat goed, als men 't maar regelrecht nit
de groote magazijnen te Parijs, laat komen, tegenwoordig zoo bespot
telijk goedkoop, dat het voor een fatsoenlijke vrouw bijna een schande
wordt, tweemaal met hetzelfde toilet in 't publiek te verschijnen.
Ik had gehoopt, dat de doorgestane matinee, met opvolgenden rijtoer
onder een slagbui, me zou verschoond hebben van do soiree in da Witte;
maar dat was blijkbaar weer zoo'n waanzinnig idee van me. Ge begrijpt,
lezer, dat ik er met mijn geliefden heentoog en... O, 't was er zoo pret
tig en zoo warmpjes! Maar ik wil n niet doen watertanden, door een
beschrijving van dat uitnemend Pinkster-genot. Ten slotte soupeerden
we, tegen onze gewoonte, met ongewone spijzen en fijnen wijn, hoofdza
kelijk om een bluf te slaan, en gingen toen met zware magen, maar in
't volle gevoel onzer meerderheid boven hen die zninigheidshalve niet
hadden gesonpeerd, naar huis.
O, die heerlijRe Pinkster-twee! En, mijnheer, ik zon u haast voor vast
durven Verzekeren, dat de Drankwet hier al zoo geducht heeft gewerkt,
dat de politie geen enkel beschonken individu heeft gezien. Of ze dan
misschien haar oogen dicht Jieeft gedaan? Wel, mijnheer hoe kunt
nu zoo iets van onze Haagsche politie onderstellen? Wel foei! Ze kreeg
immers pas nog een gratificatie voor buitengewone ijver en
plicbts-betrachtin < ?
Pasgtlizio.
K N S T.
TOONEELVERTOONINGEN TE AMSTERDAM.
Nederlandsch Tooneel", Fransche-Laanschonwburgs
De Tooneelspeler des Keizers. Een dienst aan
myn vriend Blancliard. Paloia voor Volksvlijt:
Direktie Bamberg, Charlier en Co.: Michall Slrogoff,
de Koerier van den Czaar.
De Koninklijke Vereeniging" heeft ons op een fraai tooneelstuk ont
haald van Karl Friedrich Anton Wartenburg. 't Is best mogelijk, dat de
veroordeeling tot 18 maanden gevangenisstraf van den auteur, die, nog
student zijnde, werd bevonden aan hoog-verraad schuldig te staan, hem
geïnspireerd heeft bij den ijver, waarmee hij, in zijn Schauspieler des
Eaisers", getracht heeft een politiek veroordeelden jongen Marquis het
leven te redden. Het stukjen zit zeer goed in elkaar; de geschiedenis is
geregeld over de vier bedrijven verdeeld, en noch zielkunde noch testhetika
hebben groote bezwaren tegen don gang der gebeurtenissen en de ont
wikkeling der charakters in te brengen. Het is de zorg, door den Heer
Rössing aan de vertaling besteed, alszins waard.
Het speelt grootendeels in den foyer van het Théatre Francais" onder
Napoleon den Ie. De Ie aktrice Ifanon Vallier is van geboorte een
Markiezin.. Haar broeder Edmond heeft in een legitimistische samenzwering
deelgenomen en is ter dood veroordeeld. ?
De Maarschalk Gaulaiccourt, keizerlyk Schouwburgintendant, zegt aan
Mej. Vallier, dat het beste middel, om genade'voor haar broer te ver
werven, is den Keizer daarom te» vragen, na dat hij _te-vreden uit een
schonwburgvertooning komt. Maurice Bernard, een Eerste Rol, zal in
Cinna" Augustus spelen; maar, vernemende, dat Mej. Vallier, die zijne
liefde versmaad heeft, groot belang heeft bij den goeden uitslag der
tooneelvertoocing, en misleid omtrent hare verhouding tot den persoon,
wiens leven gered moet worden, veinst bij zich ziek en weigert ta
spelen.
Als tttüitéis aan het ThéYitre" zekere Urlain Sansnom verbonden,
een jonkman, dit) gloeit voor de kunst, de klassieke dichters druk bestu
deerd heeft, maar wien, zoo als de Eégisseur Didier steeds klaagt, alle
school", allo traditie" ontbreekt. Maar Urlain heeft hart, heeft genie;
bovendien aanbidt hij in stilte Manon Vallier. Hij biedt zich aan in
plaats van Mmirice op te treden. Goede raad is duur; de Keizer is in
den schouwburg, en verlangt, dat er begonnen worde. Urbaïn repeteert
eene voorname passaadjo. Ook de Intendant woont dit bij.
Ui'bain is steeds lijdend. Toen hij nog straatkunstenaar was, heeft hij
twee ribben gebroken; hij heeft een zwakke borst gehouden. Maar hij
heeft een volkomen succes. De Keizer is geënchanteerd, geeft den Mar
kies gratie, en benoemt, in plaats van Maurice, Ui'bain tot Keizer
lijk Tooneelspeler. Maar de arme jonkman beleeft deze uitkomst niet.
Hij komt in dun foyer sterven.
De Hoer Bouwmeester heeft de dankbare rol met groote heerschappij
over zijn middelen gespeeld.
Me j. Sophio van Bione was Mtte Vallier, en het was uitmuntend. Zij
heelt zich gewacht voor het larinoyant-maken van de rol. Zij heeft de
zaken met matigheid opgezet en het slottooneel, waar zij geknield ligt
bij den stervenden Urbciin, was zeer treffend. Hooge lof verdient het, dat
zij zich de kostumen van even voor 1810 heeft laten welgevallen.
In 't algemeen was ook het charaktcr van het kostuum der mannen,
hun maske en haardracht zeer voldoende.
De Heer van Schoonhoven, die er goed uitzag, heeft de rol van
Mailricc Bernard met talent vervuld.
Ook de Heer Spoor was een zeer goed Generaal en Edelman uit &9
omgeving des Keizers.
De Heer Morin speelde voor Regisseur Didier. Het kraajrjasjen was
goed aangebracht. Maar hoe deze geoefende tooneelspeler denken kan,
dat een Regisseur van de tijd van Napoleon met een paar zware
snorren getooid was, komt mij onverklaarbaar voor. Ik meende, dat, bij
gebreke van eigen studie en eigen boeken, bij de Koninklijke
Vereeniging" nog wel plaatwerken waren, die loeren konden, dat geen Heer in
de eerste 10 jaar dezer eeuw snorren droeg.
Het komt natuurlijk niet bij mij op te onderstellen, dat de Heer Morin,
tegen beter weten aan, zich met die knevels getooid zou hebben.
't. Was een vervaarlijke misstand; te hinderlijker. Om dat die Regisseur
altijd don mond vol bad van school en traditie en natuurlijk een kun
stenaar uit de tijd van den Franschen Imperator zich wel zou gewacht
hebben niet ongeschoren bovenlip zich in een fatsoenlijk gezelschap te
vertoonen.
Ik zag eens een rederijkerskamer een stuk spelen nit de tijd van
Louis XV. De Ir role was in het dagelijksch leven een handelsreiziger.
Hij speelde voor esn Markies. Hij bracht de jury onder het oog, dat zijn
beroep het dragen van een aangenamen knevel wenschelijk maakte ; maar
de man verbeurde, des ondanks, do medalje.
't Is niet aan te nemen, ik herhaal het, dat een kunstenaar van den
ernst en de leeftijd van den Heer Morin opzettelijk het slechte voorbeeld zoïi
geven van snorren te dragen, in een rol, waarin ze onmogelijk zijn.
Hij weet te goed, wat hij aan de kunst, aan het publiek en aan zijn
eigen gezach verschuldigd is. Maar ik geef toe, dat schier even onver
klaarbaar is, hoe, in die mate, de dracht van 1808 een gesloten boek
voor den Heer Morin zou geweest zijn.
Te-recht droeg de militaire schrijver van de Caulaincourt (Schulze)
geen snorren. Van zijn r:>lletjen heeft hij niet veel gemaakt. De Auteur
schijnt hem eenige meerdere lummelachtigheid toegedacht te hebben;
want Maurice had hem, voor de keus van een wijfjen, naar den dierentuin
verwezen. Hij had zich de omgeving der oogen wel wat te zwart ge
maakt, en 't verwonderde mij, dat de bouillons van zijn epauletten
dikker waren dan die van zijn patroon.
De meubels waren niet juist: te modern,