De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 14 juni pagina 4

14 juni 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

V l" DE AMSTERDAMME-R, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 416 ' t', johavinf IQ ban pink bezitten, dan de heele familie X ia haar gezamenIgkebody'a, Toen we pas in Den Haag kwamen, ontmoetten we al spoedig een paar zulke famiïje's, respectabele renteniers, fatsoenlijke ea ontwikkelde menachen; we .knoopten kennis met hen aan en we ontzagen ons niet foor 't oog der Haagsche wereld hun gezelschap te zoeken. Daar kwam, de familie X met uitgespannen zeilen naar ons toe om ons te waarschuwen dat we met die menschen" niet konden omgaan. Waarom niet? Wel de familie A. had een ... jjzer-winkel gehad, en de familie B. een manufacturen ~ dito, en de familie C., horribile d'ictn, een ... logement! Hoe was 't mogelijk zich met ex-winkeliers en ex-hotelhouders op te honden! Ja, 't waa dan ook kras, en de X-en lieten ons vrij duidelijk merken, dat ze ons links lieten liggen, als we met de A'a en B'a en O's niet t zelfde deden. x Het criterium van 't maatschappelijk fatsoen is volgens de familie X allereent de omstandigheid, dat de man aan de staatsruif is gebonden. Het geld dat menheer uit de openbare schatkist ontvangt voor het onbeduidend werk dat hjj levert, ia nu eenmaal fatsoenlijker geld dan dat van een eerlijk handelaar of industrieel, door inspanning, overleg, onvermoeiden arbeid en kloeken ondernemingsgeest verdiend. Het criterium van fatsoen voor mevrouw i*, dat ze de vrouw ia van een ambtenaar of officier; dat z» er opgedirkt uitziet en op gemaakten toon domheden en onzin ver* kondigt. Van baar dochters vergt ze niets anders dan dat ze zich goed voordoen en bij voorkomende gelegenheden een piano weten te ishandelen en valtch te eingen. Beantwoorden de jonge dames aan deze dan beroemt mama zich op 't bezit van een paar gedistingeerde En nu beminnelijke familie X exit. Heb ik n laatst niet gezegd, dat er een zondenbofc moest zijn voor de ridderlijkheid en edelmoedigheid der huzaren-luitenants, die 't zoo goed net de Haagsche politie konden vinden? Ik zei immers ook dat ik niet gaarne in de laarzen van den kolonel wilde staan? Welnu, ze hebben dien armen kolonel gepensionneerd, ~ volstrekt niet op zijn verzoek, dit kan ik n. verzekeren. Dat hebben de kranten op haar geweten. Hadden die maar gezwegen, dan was er geen advocaat-liscaal aan te pas gekomen, die, nota bene, geen termen beeft gevonden om de genoemde officieren andera te behandelen dan ze behandeld zijn. Als ik in deze £i&k feta te zeggen had, pensioaneerde ik den minister van oorlog. Pasquino. ^ _ KUNST. _ TOONEELVOÖRSTELLINGEN TE AMSTERDAM. Nederlandsoh Tooneel", Fransche-LaanBcliouwtmrg : De Sabijnsclie Maaydenronf. Bamberg. Charlier & Co., Maison Htrouckeu: Df Barbier van Straatsburg. De Oudejaarsnacht. De Matroos. Een lief huisttoiid'tn, Het een paar woorden werd hier reeds verslag gegeven van der Heeren Schönthans jongste komedie, en verdiende hulde gebracht, in zonderheid wat d* vervulling van de hoofdrol aangaat, aan den met jeugdig vuur hertelden Heer Direkteur Ed. Bamberg. In eene vertaling van de keurige pen, die sioh Marie" teekent, wordt het stuk nu gegeven door de Koainklflkfl Vereeniging", en gespeeld in de Flantagie. Niet zonder belangrijkheid was de vergelijking, waartoe als van zelfde beid* f ertooningen opwekten. Verdiende Mej. van Westerhoven lof voor de wijze, waarop zij ons de goedhartige meid van den ouden Duitschen Professor te zien gaf, zij za) o&a de opmerking niet euvel duiden, dat er voor haar uit het spelen dier rol door Jufv. Ohrist. Poolman nog wat te leeren valt. 't Is reeds, voor onze kunstenares, een voldoening, dat de opvatting der volleerde aktrice met de hare over-een-kwam. Het schreven der meid bij de herinnering der tragische tooneelen uit de oud-romeinsche geschiedenis vrat) nwt uit de natuur, maar aan de Heeren Schönthan te wijten. De Dames C. Poolman en van Westerhoven hebben er geen schuld aan Mevr. van Slnytera heeft meer schakeering in de rol van die Fraa Professor" gebracht, dan Mev. Tormijn. Traenen Pautina (Mej. Lorjé) en Paula (Mej. Roos) doe ik geen keus. De laatste had wel nog iets meer natuur in het voorgewende ruzie-tooneel kunnen leggen maar is het waaracbünhjk, dat een Professorsdochter zoo bedrieglijk komedie kan spelen? Dr. Nfnmeister had den' Heer De Jong en den Heer van den Heuvel tot tolk. Bj| zjjne meerdere tooneelroetine voegt de eerste wel de schaduwzij der herhaling van woorden en gebaren, die burgerrecht op het Hol landsen tooneel schijnt te hebben. De Heer v. d. H. vervalt daar gelukkig nog niet in. Mevr. Rössing-Sablairolles hoe onbeduidend het rolletjen van Marianne ook zij (vooral om dat het aardigste fragment veel pikanter in de onder den titel van Brave Hendrik vertoonde duitsche komedie is aangebracht), wint het in alle opzichten van de aktrice, die in den .Salon" die rol vervulde. De Heeren Grose, vader en zoon, waren veel beter bg het Nederl. Tooneel1' (Spoor en Scbnlze). Ik sou niet durven zeggen, dat de charge van den Heer Charlier (als Tooneeldirekteur Striese) het verloor tegenover de matiger schildering van den Heer de Boer. Er is een charge bedoeld. Het was, voor het welslagen van het geheel, bizonder jammer, dat de Heer Morin niet heeft kunnen goedvinden zoo diep in het charakter van den ouden, ouderwetschen, goedhartigen, vreesachtigen, plotseiyk jjdel geworden Professor Martin QoUwitu in te dringen, als dit den Heer Bam berg getakt is. De rol was, in de Fransche-Laansobouwburg", volstrekt niet begrepen. Professor Gollwtis zag er zeer welgedaan uit, en behoefde in 't geheel de zorg van zgn goede dienstmeid voor zijn voeding en beweging niet gnande te maken. De te-tom-rtalling, by den val van zijn stuk een sinistre werd eenvoudig Biet gespeeld. De Natuur had den Heer Morin bijna den gantschen avond den rug toegekeerd. Al» S» Professor in doodsverlegeuheid is tegenover zijn vrouw, gaf de Heer Morin ont een tooneelspeler te zien, die aan het publiek stilleken» meedeelt ik ben geknipt". De voorstelling des Duitschen Hoogleeraars van den Heer Bambsrg, met ZÖn gelaatskleur, zijn haar, zijn Meeren, ziju bekrompen omstandigheden, zijn stille stem, was een meesterlijke schepping. De engelsche dokter, dien de Heer Morin er van gemaakt had, leverde volstrekt het bedoelde kontrast met den beweeglijken tooneeldirekteuv niet op. Daar kwam bij, dat de dekoraties, voor dien armen Spaarbank-Hoogleeraar, te weeldrig waren, en dat den Heer Morin de tijd blijkbaar had ontbroken, om de knevels af te leggen, waarmee hij, als regisseur onder Keizer Napoleon, gemeend had zich 8 dagen geleden te moeten tooyen. Zoo'n oude, ouderwetsche vakgeleerde, in een klein Duitsch plaatsjen, in een muffe omgeving, en die nog tot de generatie behoort, welke in haar jeugd klassieke tragedies schreef, draagt geen snorren. Tot mijne oudste en diepst gewortelde tooneelherinneringen behoort de Andromactie van de ongelukkige Mevrouw Grevelink eu De larbier van Straatsburg van Rombach. Wat zat ik, in een der tour-loges", met een eerbiedig verlangen uit te zien naar iet oogenblik, waarop Der kunsten God aan 't T" met zijn heilig koor" de lueht in zou gaan en mij het betooverend verschijnsel eener tooneelvertooning zou geschonken worden. De illuzie was groot, o. a. ook hierdoor, dat ik nog geen duizenden drukproeven had gekorrigeerd, en dus, uit de verte, dat, mij haast boven natuurlijk voorkomend, gestylizeerd optreden van die wondermenschen ten tooneele genieten kon. Men was nog in: den tijd der Romantiek; bij de sterke kontrasten, die geleverd werden was altfld toch een streven naar zekere idealiteit herkenbaar: tot in de lompen van den veehoeder Lazzaro, met Melingues christuskop. Het meest toch en stoutst werd de natuur genaderd door het komieke; en daarvan had Rombach liet geheim. De larlicr vau Straatsburg be?.it komieke elementen. Het gevoelige van den humor is er vreemd aan. En zoo kon Rombach dan ook maar met n der zijden van zijn talent in dit stuk woekeren. Zelfs onthield hij zich niet geheel van het burleskfi; maar gaf het met mate. De oude dekoratiezalen van den Stadsschouwburg werkten mee om de spookver schijning iets schrikverwekkends ook voor het publiek (vooral voor dat beneden de 14 jaar) bij te zetten. Ik herinnerde mij, van het optreden van Rombach, dat er een lichte zweem van den Barbier de Séville doorheen liep, en tot mijne niet geringe voldoening trad de Heer Bamberg met de populaire Figaro-meloaie op. Vooral het eerste bedrijf heeft hij uitnemend gespeeld. De angst, bij het zicli uit de verte aankondigend spook, had in het anders rijk gestof feerd 2e bedrijf wat meer kleur toegelaten. Het onderwerp is verwant aan dat der (oudere) Dame Blanche" en der (latere) Cloclies de Corneville". Glad en goed gaf Jufvr. van Wes terhoven ons dan ook het D'ici voyea ce beau domaine" te genieten. Een kapper en baardscheerder uit Gaskonje, maar die ook Parijs goed kent, heeft voor 30 frs. een lot gekocht in de verloting van een landgoed, dat in slechte handen was komen te vallen, bij den dood van den laatsten Heer en afwezigheid van den erfgenaam. De kapper trekt het landgoed, en het komt hem goed: want hij is arm. Ongelukkig is het niet rentgevend en de belastingen der vazallen" zijn reeds voor lang afgekocht. De rechte erfgenaam, een jong Kolonel, komt voor den dag. Door de bruid van den konciërgie, wordt hij in 't bezit van een sleutel gesteld, die hem een kast opent, waar de laatste wil van zijn vader in berust en een groote geldsom. Om den kapper te bewegen het kasteel te verkoopen, maakt-men gebruik van het praatjen, dat het spookt in de groote galerij. De konciërgie, een voormalig trompetter, en zeer met den jongen Kolonel ingenomen, speelt voor spook. De list gelukt. De kapper besluit zich van het goed voor een paar maal 100.000 frank te ontdoen en sluit daartoe een koop met een jonge weduwe, die den rechten erfgenaam bemint en van hem bemind wordt. Zoo loopt alles ten beste af. Allerlei populaire melodiën van het eerste derde dezer Eeuw komen in het stuk voor: van Colijn, een brave bosrenzoon", tot Sonnez, sonnez, sonnez cors et musettes!" De Heer Bamberg en Mej. van Weslerhoven, die voor Antiefte, bruid van den konciërgie, speelde, hebben de eer van den avond gehad, 't Is jammer, dat de Heer Thönissen van den .,Bailli" niets gemaakt heeft. Hij moest eens gaan zien en hooren, hoe de Heer Kreeft (bij de HH. Prot) dergelijke charakters opvat en exploiteert. Dat is een meester. De Heer Bamberg heeft alleraardigst de fransche toon en accentuatie in zijn voordracht gebracht. Jufv. van Westerhoven heeft een opgewekt voorkomen, een goede stem en fraaye hollandsche uitspraak. Zij brouwt. Cen weinig, maar het schaadt niet. Het stuk rechtvaardigde zijn oude dagteekening, ook door de kosfumeericg. In de jaren 34, 35 was het zelfs algemeen gebruik, dat in stukkeu, spelende in den tijd van Louis XV, de heeren witte pruiken op hadden en de dames modern gekleed en gekapt waren. Dit stuk schijnt voorondersteld te worden omstreeks de Restauratie te spelen. De text en het kostuum van den Barbier brachten dit ook vrij wel mee; de banu" droeg een tabbaart en pruik Louis XIV; de andere personen waren modern gekleed. Men mag daarom hierin niet al te streng oordeelen, wyl de auteur, de Heer J. de Boer, zelf niet beter geweten heeit, of 't was zoo in orde. Bij nieuwere stukken gelden veel strengere eischen. Met eene vaudeville" 37 Stuivers van Mijnheer Middelburg werd de voorstelling besloten, van welke men den indruk meedroeg, dat een ieder zijn best gedaan had, tot zelfs de kleine jongen, die met een merkwaardig maatgevoel, in het orchest, de militaire trom roerde, en bovendien nog, nu en dan, als dwarsfluit aan de uitvoering der stukken deelnam, tea welken einde hij de voorzorg gebruikte te gaan staan, om zijn instru ment gosd te doen uitkomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl