De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 14 juni pagina 5

14 juni 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

CE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ik eindig, moet ik nog van een' bizocder goed geassorteerd pro gramma gewagen, dat de ijverige Heer Ch. de la Mar voor eenige bijióqèefe voorstellingen in Maison Stroucken heeft opgemaakt. Het bestaat tut* drie tooneolwerken van l bedrijf. Voor-eerst: De ónde-janrsnacht", dat lieve kleine drama van Roderich Behédis, dat ons verhaalt van een Rcchtsprezidont, die zijn zoon verzaakt heeft, om "dat 'deze aan fepublikeinsche bewegingen had deelgenomen. . De; strenge vader is lid van een vriendenkring van 7 leden, die allengs yh wbch gestorven. Toch vergaderen de twee overgeblevenen nog in de nacht van 't oude op 't nieuwe jaar, om de anderen te gedenken. J 'Déeenig overgebleven vriend van den Prezident, de Majoor van Linden, maakt van die omstandigheid gebruikt, om den inmiddels uit Engeland te-rug-gekeerden zoon, met dezes vrouw en 'drie lieve kleine kinderen, op de 5 opengebleven stoelen plaats te doen nemen. Men begrijpt, wat het gevolg is. Het hart van den vader, vooral ziju grootvaderlijk hart, smelt n de verzoening heeft plaats. Hét tweede stukjen is dat bekende aan Jean Marie" verwante Fransche dramaatjen, dat ons te zien geeft, hoe een dood geloofde zeeman te-rugkomt en zijn vrouw hertrouwd vindt. Zijn dochter herkent hem, en ofSchoon het scherm valt op den emartelijken uitroep van het meisjen, dat de matroos", onze matroos" wech is, voorspelt toch de toeschouwer wel, dat $e dochter den vaden nog wel eens zal gaan opzoeken en troosten. Aan de moeder toch is minder verbeurd, die laat zich vertellen, dat de matroos eeo. tweelingbroer is van haar eersten man! De' derde vertooning was daarom vooral merkwaardig wijl ze ons een echt engelsch kluehtsnel te aanschouwen gaf:-zeer wezenlijk van de DuitBche, Fransche en IlollamJsohe onderscheiden. De engelsche raauwheifl, onwaarschijnlijkheden, die aan onmogelijkheden grenzen, de hevigste kontrasten zijn met ijver en niet zonder luim in d(t stukjen aanschouwelijk gemaakt. Het is verwant aan het ontwerp van The taming of iha slimo. Door zijn zoo ontzaglijk gevarieerd optreden in de drie werken, heeft de Heer de la Mar zich niet alleen verdubbeld; maar letterlijk verdrie voudigd. Vooral zijn schepping van den Matroos is diep en rijk. Zijn grime was uitstekend en des te opmerkelijker, wijl ze onherkenbaar was, vergelckui met die in de Oude-jaars-nacht". Ook het boei tig clement, in liet laatste stnkjen, werd door den talentvollen tooneeelspeler zonder over drijving afgebeeld. Jufvrouw J. Roos heeft, zich met wezenlijken pathos van de laatste tooneelen in den Matroos" gekweten. Zij is nóg jong, in alle opzichten; maar inderdaad niet alleen voor luchtige of schalke charakters is zij aangewezen, ook het ernstig, gevoelige zal meer en meer blijken van haar domein te zijn. 'Mevr. De la Mar-Kley heeft, even als haar echtgenoot, met groote verscheidenheid en beheersching der partij, de drie rollen vervuld, in de drie stukken. Het zwakst was zij in de Matroos", maar dat ligt vooral aan den autepr van het stuk: een vrouw zou haar man niet herkennen, al is h\j ook '20 jaar wech geweest! "Bizorider goed hebben de lieve kinderen van het echtpaar De la Mar zich van hun rollctjeu gekweten. ., . , »?. , N\>g verdienen de Heer van Biene, de Hoer de Vries, Mev. Stips en Mov. Fuchs dankbare vermelding voor hetgeen zij tot het welslagen der voorstelling habben bijgedragen. V Ta. te hopen en te denken, dat de firma Bnmberg, Charlicr & Co., Zondagavond, door een druk bezoek, van Maison trouukeu beloond moge worden voor de groote energie, door haar in de laatste maand aan den dag gelegd. U Juuj. ? . - A.Th. DE ZES-EN-VIJFTIGSTE ALGEMEENE VERGADERING VAN DE MAATSCHAPPIJ TER BEVORDERING DER TOONKUNST. I. Indien de jaarlijksche algemeene vergaderingen van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst even druk werden bezocht als de muziek uitvoeringen welke zij haren leden aaubiedt; indien het verslag van baren ijverige» en yverenden secretaris even aandachtig werd gelezen als hare concerten worden aangehoord, dan zou het aantal harer leden, dat nu nog niet tot 4000 geklommen is, ongetwijfeld spoedig verdubbeld zijn. Omire'rit het doel en de werking toch van deze maatschappij bestaat bij velen een groot misverstand of wil men liever een gebrekkig inzicht. Een groot deel van het publiek schijnt de Maatschappij te beschouwen als eene concertonderneming, wier taak het is, aan de leden in de eerste en het 'publiek in de tweede plaats jaarlijks eenige genoegelijke voor sommigen genotvolle avonden téschenken. Bij die opvatting is natuur lijk de Vraag gewettigd: Wat krijg ik voor mijn geld?" Bitter weinig klaagt hier een lid der algemeene afdeeling. In mijne woonplaats is geen afdeeling gevestigd; wil ik elders de uitvoeringen gaan bijwonen, dan moet ik ie dure reis nog betalen! Niet veel bijzonders zegt elders een lid eener kleine plaatselijke afdeeling. Een paar concerten in een jaar, die van veel goeden wil, maar van een schrale kas getuigen, en waar een goed orchest en uitne mende solisten in den regel alleen door hunne afwezigheid schitteren! Niet genoeg beweert zelfs menig lid van de grootere afdeelingen. Als Wfl geep deel van onze contributie in d? algemeene kas moesten storten, gouden wij veel meer kunnen ondernemen. Eén daalder per hoofd, voor 'SjK dqel uitgegeven, maakt voor eene afdeeling als Amsterdam resds een verschil van "f 1350.?Wat zou die afdeeling daarmede al niet kunnen doen? Om al dezen ontevredenen het stilzwijgen op te leggen, zou men kunnen folstaari met hun artikel l van de wet der Maatschappij voor te lezen. 0it luidt; * De Maatschappij tracht de Toonkunst in Nederland te bevorderen, inzonderheid door: a. Aanmoediging der compositie, onder anderen door hét toekennen van eerepremiën aan componisten. 6. Bevorderen van het muziek-onderwijs in het algemeen en volkszang-onderwijs in 't bijzonder. C. Hooger opleiden vaa veelbelovenden voor de tooukuust. d. Ondersteunen van toonkunstenaars en hunne nagelaten betrekkingen, c. Houden van muziekfeesten en afdeelings-uitvoeringen. f. Aanmoedigen van liet beoefe nen der muziekgeschiedenis, g. Instandhouden en uitbreiden der bibliotheek." Wy geven dadelijk toe, dat hetgeen de leden rechtstreeks vcior hun geld krijgen", moet gezocht wofden onder punt e, waarbij van Muziek feesten en Afdeelingsuitvoeringen sprake is. Al liet overige, verreweg het belangrijkste deel van de taak der Maatschappij, wordt bestreden uit de contributie van n gulden en vijftig cent per lid, en uit de renten van het, door zuinig en verstandig beheer, uit kleiuo middelen samengebracht knpitaal. De vraag is echter, wat men voor zijn geld in ruil zou krijgen, als de maatschappij hare taak verwarde reet die eener concertonderneuiin?. \Vaar zou men de zangers en zangeressen voor de koren vinden, waar de leden van de talrijke orchestvereenigingcn hier te lande, indien de muziekscholen van Toonkunst" zich niet zooveel aan de opleiding van het jeugdige geslacht hadden laten gelegen liggen? Hoevele werkelijk veelbelovende aanstaande kunstenaars zouden niet onopgemerkt, onont wikkeld en voor ons muziekleven onbruikbaar zijn gebleven, indien de maatschappij geen bijdrage had geschonken voor de kosten hunner op leiding? Hoevele kunstenaars, die de sieraden van onze muzikale wereld waren, hebben peen kracht en moed ontleend aan de wetenschap, dat eene vriendelijke zorg hunne weduwen en weezen niet vergelen zou, als zij in den bloei des levens aan hun werkkring werden ontrukt? Hoe is niet onze vaderlandsche kunst in eere gestegen, door de belangryfce en met schitterend resultaat bekroonde onderzoekingen van de Vereeniging tot beoefening van Noord-Nederland's muziekgeschiedenis? Hoevcle uitvoeringen avonden van waar kunstgenot zijn niet alleen'moge lijk gemaakt, omdat de rijke, gedurende zes-en-vijftig jaren met zorg bijeengebrachte muziekbibliotheek aan alle afdeel/ngen kosteloos in bruik leen wordt verstrekt? En eindelijk, hoe uitnemend zijn niet do uitkom sten geweest van het verkeer tusschen de beschaafde en begaafde kunstvrieuden en de kunstenaars van beroep, dat in vele plaatsen van ons land alleen door tusschenkomst der Maatschappij ontstond en bleef beetaan ? Zietclaar een aantal tastbare voordeelen, die slechts door oppervlak kige kunstvrienden en kunstenaars niet zullen worden gewaardeerd. Maar al ware die waardeering eene algemeene, en al sloten zich allen, die het met de kunst wél méenen, bij de Maatschappij aan, daarmede zou haar doel nog niet bereikt zijn. Om te weten, wat zij wil, leze men de woor den, door den algemeenen secretaris, den heer Daniel de Lange, aan het hoofd van zijn jaarverslag geschreven: Be kunst en alles wat niet haar samenhangt stelt hooge eisenen. Om aan die hooge eischen te kunnen voldoen, verlangt zij groote toewijding van velen. In den regel vindt men slechts weinige personen, die genoeg kunstliefde bezitten om zich, ten bewijze van groote toewijding, de groote offers te getroosten, die voor da bavordering der kunst onontbeerlijk Eijn. Zij zija echter te vinden. Vreemd mag het schijnen, dat juist die personen zich dikwerf terugtrekken, zoodra in een of andere plaats een Afdeelieg der Maatschappij een zaak tot bevordering der kunst ter hand neemt. Wij zien hierin het bewijs, dat de meesten in den waan verkeeren, dat wanneer de Maatschappij iets ter hand neemt, de steun der particulieren ontbeerd kan worden. Zij vergeten daarbij vermoedelijk, dat eene Maatschappij niets anders is dan samenwerking van particulie ren on dat, wanneer die warme kunstvrienden niet met alle kracht de Maatschappij steunen, deze niet bij'machte is de de belangen der kunst voor te staan of te bevorderen. In deie- woorden zie men geen e gering schatting van hetgeen zoo velen vóór, of eigenlijk met ons doen, neen met groote dankbaarheid gedenken wij zoo menig knnstvriend, die op krachtdadige wijze met ons samenwerkt, maar toch meenden wij dit maal met ernst er op te moeten wijzen, dat de Maatschappij'alleen dan in allen deele aan hare roeping, de bevordering der Toon kunst, kan beantwoorden, wanneer haar vrienden zich beijveren ieder in hunnen kring mee te werken tot dat doel. Al toont men nog zoo veel sympathie voor de Maatschappij, hiermede is niets gedaan, eerst wanneer men daarbij met alle kracht de Toonkunst bevor dert, heeft men aan de werkelijke verplichting van den kunstenaar of den muziekvriend voldaan." En aan het slot van het verslag wordt nogmaals dezelfde snaar aan geroerd. Wij wenschen er nogmaals met nadruk op te wijzen" zoo lezen wij daar ;)dat onze Maatschappij, wil zij inderdaad aan hare roeping beant woorden, met meer kracht dan tot hiertoe de ontwikkeling der Toon kunst in 't algemeen behoort te bevorderen. Niet alleen het geven van Uitvoeiïogen, het oprichten van Scholen, het steunen van talentvolle Kunstjongeren, het aanmoedigen der Compositie of het ondersteunen van Toonkunstenaren en hunne nagelaten betrekkingen, is het doel onzer Maatschappij. Neen, alles wat kan dienen om de Toonkunst een hoogere plaats te verschaffen behooren wij ter hand te nemen. Alles wordt be proefd om de lasten der afdeelingen te doen verminderen, zoo b. v. de verhooging der uitkeering aan de afdeelingen uit de Algemeene Kas; mogen de Afdeelings-Besturen van hunnen kant alles in 't werk stellen om de algemeene belangen der kunst in hunnen kring voor te staan en in hoofdzaak het oog gevestigd houden op hetgeen binnen een engen kring onmiddellijk voordeel kaa aanbrengen." Hooge eischen zal men zeggen. Maar zijn zij inderdaad te zwaar? Klaarblijkelijk meent het Hoofdbestuur der Maatschappij dit niet. Het kent slechts een middel om dit doel te bereiken, verspreiding van meerdere kennis omtrent den arbeid der Maatschappij. Vandaar dan ook het op de vergadering uitvoerig besproken voorstel, om in verschillende plaatsen van ons vaderland, wa»r nog geen afdeelingen bestaan, correspondentschappen te vestigen, en het mede door het bestuur geopperde derikbeeld om een muzikaal tijdschrift in het leven te roepen, een eigen or gaan, waardoor aan de Maatschappij de gelegenheid zou worden gegeven, om het publiek beter in te lichten omtrent haar werken en streven, dan tot nu toe geschiedde, eu zij tevens hare leden voortdurend op de hoogte

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl