De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 14 juni pagina 6

14 juni 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND. No. 416. koorts stellen, van hetgeen in hot algemeen tot ontwikkeling de ' ""'muzikale kunst in ons land wordt gedaan. '.' W(j bespreken deze beide punten in het slot van dit artikel. ' 'T' ' E. D. P. ?;*?< j ? *.\ ' ? HET 62e NEDERRUNSCHE MUZIEKFEEST. Ha verdient de derde dag nog een enkel woord; de dag waarop de ?kaal niet alleen eivol is, maar waarop de inkomstkaarten soms tot dub belen prija in de logementen werden verkocht. '' De oorzaak ligt in da verscheidenheid van stukken en vooral aan de «oio's die dan. worden voorgedragen. Hoeft men ook geenen zin voor 'Handel; is eene symphonie van Beethoven eene te machtige spijs, uien ? ian zich toch vergasten aan een soioviool en aan eenige opera-aria's. Norman Neruda, de beroemde Londensche virtnose (schoon uit MoraviS 'jReboortig) liet zich hooren in toonwerken van Viotti door 't orkest, en .Handel door Beinecke op 't klavier begeleid. .; Beinecke stond vroeger als begaafde klavierspeler bekend en heeft daar,&a& zijnseerste lauweren te danken gehad. ? |Jet «pel der dame treft vooral door zwier en fijnheid, door gratie en gleden smaak, zonder licht of geaffecteerd te zijn. Normauiseene kunsteateesse van den echten stempel. v De «overige solo's bestonden in een basaria uit de Ruïnen von Athen", ,4oor den grooten meester nagelaten eene «dele compositie, doch zonder groote verheffing; kalm, classiek, zouder dramatische kleur. Ten tweede altaria van Baob, ten derde koppletten (Serenade) uit Reinecke'a Könitf Manfred", waarvan de ouverture het concert opende; en de welbekende Loreley" van Mendelssohn. ", .Vooral dit laatste bood aan de kunstenares gelegenheid om te toonen .dat z\j nog iets anders is dan eene middelmatige (het woord is niet te .hard), eepe middelmatige oratorium-zangeres. Mevr. Moran is vooral .Wagner-zangeres. : , Denk nyj nu eens een Isolde, of zelfs eene Elsa, die plotselijk eene ....uitverkorene van het Israëlitische volk moet voorstellen! .; -Bef. beklaagt elk jaar die arme solisten, welke om den wille van den nervus return zich uit hunne coulissen laten rukken om op een muziek feest propheten en prophetessen to gaan voorstellen. Vraagt men zulke tégenstrydigheden ooit van eeno Ristori, Salvini, Agar, Sarah Bernhardt ma andere tooneelkunstenaars? De toonkunst alleen veroorlooft zich dut. Daarom verkiezen wij liever wat geringere stemmiddelen, die er aan gewoon «ijn geestelijke muziek met karakter te zingen. De. muziekfeesten bederven in een zeker opzicht den smaak voor oude meesters, indien de koren niet daar waron oin weder goed te maken ivat 4e solisten aan die groote werken door hunne moderne stijllooze voor dracht, hun weenea en klagen om gevoel van moed en kracht, \an inspi ratie of dank uit te drukken .... boderven, 't Is al jammeren wat men hoort! Mej. Spies, die van den goeden weg afraakt (met allen eerbied voor het soliede, voortreffelijke jonge meisje), Mt.j. Spies niet uitgezonderd. -De tenor heeft geene groote middelen, maar zong ten miiiate beschei den, zeer zuiver, ernstig en waardig, .Dat Loreley met eene Aufyeregtheit, die aan waanzin grensde, werd voorgedragen, behoeft hier vaa eene Isolde-zangeres niet getuigd te wor den, 't Spreekt van zelf, dat men na een paar dagen in boeien geslagen te. zijn geweest, door muziek, waarvan men den stijl niet kan teru^even, plotseling van dio banden ontslagen, des te uitbundiger is van vroolijkhejd, al moet die zich ook uiten in de wanhoopskreten eener Loreley ReinpckeV muziek is recht goed gekleurd en vol effect. Even nieuw? Dat is eene andere vraag. Maar aangenaam samenhangend is zijne ouver ture, en geleidelijk harmonisch ontwikkelen zich de muzikale volzinnen, al ontbreekt er ook wat oorspronkelijkheid aan. Het glanspunt van den' «vond wa» Schumann's 4e (eigenlijk tweede) symphonie in D, kleine terts Men kent die plechtige inleiding, die hartroerende Romanae", dat leven dige, maar door en door ernstige scherzo, met de ideale viooipassa^e de r glorierijke finale met het wilde slot alles aus JSinem Gura/ Het was de vierde maal dat zo op een muziekfeest verscheen. Zij werd in <1853 ond«r de leiding van den componist te'Dusseldorp uitgevoerd ? doch klonk toen verward; de tweede maal in 1868 (15 jaren later') onder HiJler te. Keulen, de derdo maal in 1872, onder Kübinstein te Dusseldorp e» nu (nadat weer 13 jaren vervlogen!) ten vierden male. De uitvoering was door en door meesterlijk; hier en daar waren de contrabassen wellicht wat sterk. Men hoorde nog Bach's G. £ur Concerto voor. tien strijkinstrumenten. Men voerde 't met een veel gi-ootor getal Oft; dat schaadde aan de gedachte des toonknnstenaars, evenals een kwajrtet van Beethoven, uitgevoerd door 20 of 30 man, verliezen moet ne schoonheid. Het slot van den avond en daarmede van het feest werd gevormd door het groote Halleluja" uit Messias." A. D. K. .'.'..' . fSht volyt.) LETTERKUNDE. DE PERS EN HET MOORTJE. ,'; .-J. v. Het andere argument van de tegenpartij was dit: de openbare decentie wordt door: den Warenar in geenen deele geschonden, of er is althans in de letterkundige wereld en onder het publiek een groote klasse, die Toot: het .verschil tusschen de welvoeglijkheid tos tijde van Hooft en tegenwoqrtijg zoo weinig eerbied hebben, die dat onderscheid in zoo geringen mate actitenawaardig of heugelijk vinden, dat wij weigeren mede te werke^ aan een wijziging, die wij voor onnoodig houden en waarvan wg de gronden eerder misprijzen dan billijken. Men vö^lt ,de beteekenis van deze verklaring en den afstand tusschen de beide motieven. Al kan men niet volhouden, dat het klakkeloos over brengen en aan de algemëene beoordeeling prijsgeven van een produkt eener vroegere beschaving ta midden van een nieuwere kuituur, zonder schade van het oude voortbrengsel gebeuren kan, men kan zeer goed op zijn stuk blijven staan met de bewering, dat de hedendaagsche. toe standen zoo veel gemeens hebben met de gegevens van eertijds, dat een kunstwerk uit een vervlogen eeuw in onze cogen wér splinternieuw wordt. En dit gevoelen, voor zoover het den Warenar betrof en zijn ver meende zonde tegen onze kioschheid, was de borstwering van de verdedigers der onveranderde vertooning; is ten minste in hoofdzaak de eenige sterkte, die ik voor mij ook nu nog houdbaar acht. De schijn was niet vóór ons, althans de tegenstanders, die onder het publiek meegeteld, hadden de meerderheid. Maar, om tevens op het Moortje terug te komen, het was werkelijk slechts schijn. Dat heeft de geheele geschiedenis van het Bredero-feest bewezen met een duidelijkheid, die aan de dagen van Maart 1885 een hooge beteekenis bijzet, en voor de historie der letterkundige ontwikkeling van ons volk naar waarde geschat zal worden, wanneer de beoefening dier historie zal ontnomen zijn aan de biografen, de archeologen, de chronologen, de bibliografen, en by het rechterlijk en rechtvaardig vonnis van een getergde nakomelingschap in handen gesteld van de lieden waarbij zij thuis hoort: bij de geschiedkundigen. Want inderdaad heeft de kroniek dezer herdenking van zijn eerste bladzijde tot zijn laatste aangetoond, dat in het algemeen kieschheidsbegrip een verandering plaats grijpt, waarvan men het gewicht nauwelijks overdrijven kan, en dat alleen geëvenaard wordt door de snelheid waar mede zij wordt voltrokken. De stukken van het proces zijn openbaar. De decentie van den Warenar bracht de geheele wereld in rep en roer; naar die van het Moortje heeft geen haan gekraaid. En dat nog wel schoon de hooggeachte auteur, wiens naam ik in den aanhef van dit opstel genoemd heb, het geen on gepaste gemeenzaamheid, maar oer een lofspraak zal achten, die hij niet te irotsch zal wezen uit mijn mond te aanvaarden, wanneer ik de vrij heid neem, hem een echten kemphaan te noemen. Zijn sporen zijn nog geenszins afgestompt en zijn Jiukululcu klinkt nog herhaaldelijk met da eigen strijdlust: maar wat beteekenen die paar protestjes tegen de voor genomen vertooning, wat, het volslagen stilzwijgen der schaar van zijne medestanders, bij de geestdrift van beide, voorganger en volgelingen, ia de leute van 1881 ? Bovendien. Want de wind was totaal gekoerd. Bovendien, toen nu af en toe deze kwestie ten sprake kwam, was er zelfs geen minderheid,oui het gevoelen dor meerderheid van dat gezegende jaar openlijk te aan vaarden. Ja, alsof het er om te doen was geweest, in een der verga» deringen werd efn lid dor schouwburg-commissie niets minder dan ge dwongen, de brochure van heb Moorfjo uit zijn zak te halen en de Heeren voor to lezen, wat men van plan was bij de vertooning van een zeker tooneel weg te'laten, en hij kreeg alles behalve een pluimpje, toen men to weten kwam, dat de wijziging nogal ver was gegaan. Want veranderd is er ia den tekst van het Moortje. Maar volstrekt niet op initiatief' der Commissie of anders dan schoorvoetend. Het zijn hoofdzakelijk de vertoonërs geweest van wie man vooruit kan weten, en die, toon het zoo ver was, dat vermoeden nadrukkelijk bevestigden, dat zij bezwaar zouden hebben togen het sproken van de onverzachte taal van den ouden Amsterdammer. Om niet te reppen van eenige be kortingen, dit; alleen het uiterlijk raken. VI. Zij, dio in de gabeurtenissen niet de gevolgen van algemeene oorzaken opmerken, rnnar alleen persoonlijken invloed of onnaspeurlijk toeval onderscheiden, zullen kwalijk genoegen nemen met mijn voorstelling van deze zaken en do omschrijving van een overigens onloochenbaar verschijnsel. Hun moet ik mij mot gebonden handen overleveren. Want oni het ver schijnsel te verklaren, om te betoogen dat de geschiedenis der Hooft- en Brederofeesten, een schakel in den keten was, een onderdeel en een voort zetting der beweging, die algemeen is in do nieuwere Europeesche letter kunde, zou een dik boek noodig zijn. ;Een boek dat nog ongeschreven is, en eerst zal kunnen geschreven worden, als het recht, waarvan ik zooeven sprak, zijn loop zal gehad hebben; dat, in de eerste plaats, aan be kwamere handen dan den mijnen, zal toevertrouwd moeten worden. Maar er valt niet aan te twijfelen, dat de toekomstige beschrijver der literatuur de decentie zal kenschetsen als een kompromis tusschen een vermaakzoekend geslacht en een heerschzuchtige geestelijkheid, onder steund door een tyranniek landsbestuur. Als een slagboom die lange tijden rijke velden voor den tooneeldichter hooft afgesloten. Als een dooipot, waarin de schoonste onderwerpen werden gestopt. Want het was vroeger, in de gouden eeuw der decentie, onkiesch om regeeringspersonen of geestelijken, aanzienlijke burgers en onaanzienlijke edelen en hunne daden op het tooneel to brengen. Wie een enkelen keer het probeerde en niet wilde hooren, moest voelen en kreeg een les, die hij niet gauw vergat. Er bleef voor het treurspel niets over dan antieke helden, die geen andere passie mochten hebben dan de galanterie. Voor het blijspel, niets dan vervelende personifïcatiën van deugden en ondeug den, zonder actualiteit, zonder leven, zonder satire. In n woord, de deceatie heeft het drama in geheel Europa bijna gedood. Bij ons misschien voor altijd, want wij hebben haast geen oud tooneel, dat bloeide vóór de kieschheid baas werd, en geen dichters, die ondanks hare heerschappij iets hebben geleverd, waaraan wij ons kunnen spiegelen. Ue geschiedschrijver der twintigste eeuw zal na de opkomst, ook het verval der decentie schilderen. De Fransche Omwenteling bevestigde een tijdelijke nederlaag dor bien* séances, die reeds gedurende jaren aan het wankelen waren. Maar de reactie na de Revolutie herstelde de kieschheid in weinig minder dan haar ouden luister en wij Nederlanders konden toezien hoe zij ook bij ons, nauwelijks en niet volkomen verjaagd, wederom openlijk zich vertoonde. Het duidelijkst bespeurt uien de beweging in de waardeering der dichters

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl