Historisch Archief 1877-1940
No.416
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
die vóór d* eeuw der decentie geleefd, of althans haar invloed niet
rechtBtreeks gevoeld hebben. Be Gids deed een poging om haar de denr te
wysen in de beroemde beoordeeling van den Waienar door Bakhuijsen.
Sedert. hebben vele anderen dien wenk herhaald, en de jongste
vertooningea van den Warenar en het 2foortje doen zien dat zij al mooi in
een hoek gedrongen is.
' Het verschil tnsschen de omstandigheden die beide herlevingen vergezel
den, is _ een verschijnsel, dat, indien het door het bovenstaande eenigermate
toegelicht mag heeten, belangrijker dan misschien eenig ander in onze litera
tuurgeschiedenis van deze eeuw moet genoemd worden. Wel gaan bewegingen
«la deze niet büschokken, maar het onderscheid tussehen de inzichten van
het oudere en het jongere geslacht van dezen tijd is toch al bizonder
groot. Die nog in ernst zou willen voorstellen een intrige te veranderen,
omdat zij een ongepermitteerde liefdesgeschiedenis bevat, zou den indruk
maken van met de nachtschuit te komen. Hoogstens zal men er over
ns worden, woorden te veranderen, maar als het gaat zooals in de
Bredero-commissie, zal er een steeds sterker partij zijn, dan die ouden tekst
aan de opportunisten zoekt te ontweldigen en ongeschonden te bewaren.
Te meenen dat de tijd zal uitblijven, dat ook de minderheid geheel ver
dwijnt, is de oogeu sluiten voor de logica der dingen: is gelooven dat een
rollende sneeuwbal kleiner wordt, dat de stroomende rivier morgenof o ver
morgen zijn golven bronwaarts zal stuwen. F. v. d. G.
(Slot Volgt).
LA GRANDE MARNIÈRE VAN G. OHNET.
Onder de Fransehe schrijvers van den tegenwoordigen tijd is er wel
licht geen, die hier te lande zoo gaarne gelezen wordt wij hadden er
haast bijgevoegd 200 gerust als George Ohnet. De reden is niet ver
te zoeken.
De schrijver vsin Serge Panine is op liet denkbeeld gekomen, dat er nog
andere gevoelens zijn, die recht van bestaan hsbben en ds moeite van
het analyseeven en beschrijven waard zijn, dan de verhouding tuasclien
man, vrouw en een derde, welke bijna zonder uitzoncleriug het onderwerp is
van de romans zijner landgenooien; hij vond dat een liefde, die rein,
rochtmatig en edel was, onverschillig of zij tussehen ouders en kinderen,
broers en zusters, echtgeaooten of verloofden bestond, wel plaats in een
kunstwerk mocht vinden; hij begreep dat het lief en loed: in een huis*
gezin ondervonden, mits het goed verteld werd, even onfeilbaar zou aan
trekken en boeien als het vertoouen van scheeve verhoudingen en het
verhalen van gebeurtenissen, die tot de clironique seandaleuse behooren.
Velen blijven zelfs al lezende gaarne in fatsoenlijk gezelschap en koes
teren een onoverwinnelijken afkeer voor alles, wat hen op onaangename
wijze aandoet, waarom zij ook Zola liever niet lezen; voor dezulken wilde
Ohtiet schrijven en hij had zich over zijn succes niet te beklagen.
't Schijnt echter, dat de lauweren, door I)elprit,Theurict, enz. gewonnen,
Ohnet begeerlijker toe-:cbonen, en hij het ook aantrekkelijker vond, op het
voetspoor van zoo velen, sdmldige liefde en verboden hartstocht te schetsen;
zijn beide voorlaatste werken, la Comtcsse Sarah on Li-:e Fleuron, onder
scheiden zich ten minste door niets, dan door hot moordere dramatische
talent, van de meeste Fransche romans. Heeft Ohnet aan die twee werken
minder genoegen beleefd dan aan zijn vorige, heeft men hem gewaar
schuwd, het voetspoor zijner collega's niot to drukken en liever don eens
ingeslagen weg to volgen, is ook financieel aan dien r.iad kracht bijgezet?
Hoe 't zij, het jongste werk dat den titel draagt van la Grande Marnière"
behoort geheel tot liet genre van Serge Paaine en Ie Maïtre des forges,
zooals men oordecïen zal.
De expositie is zwaas werk voor don heor Ohnet; hij mist den slag,
welke den Frr>nschen anders zoo eigen is, op handige wijze den lezer
in kemiisj.e brengen met de personen van zijn drama en met de gebeur
tenissen, die van hit begin van het verhaal plaats hadden: des te meer
is dit hier to betreuren, daar hij allen op uitstekende wijze reeds dade
lijk in jKCilias ra voorde.
Een jong mensen, wandelt op een zondagochtend door een boscli in
Kormandië, raakt verdwaald en ontmoet eene schoone amazone wie hij
om den weg vraagt; zij rijdt een poosje vriendelijk keuvelend naast
ham voort, totdat hun wegen zich scheiden. Hij noemt zijn naam, plot
seling betrekt haar gelaat en zij maakt met haar karwats een beweging
a!s wilde zij de lucht tussehen hen beiden scheiden. Geen wonder ook:
er bestaat doodelijke vijandschap tussehen beider geslacht, de amazone
is Antoiuette de Clairefont, dochter van den adelijken eigenaar van Let
landgoed la Grande Marnière, hij is de eenige zoon van den maire
Carvajan, den vervolger en doodsvijand baars vaders en keert van een
buitenlar.dsche reis terug. Zoo toekent zich reeds van de eerste bladzijden de
strijd af, waaruit Ohnet zyn drama doet te voorschijn komen; een hef
tige scène volgt in de herberg waar wij Antoinette's broeder Ilobert
aantreffen, het type van een echten landjonker, een goedhartige reus,
die veel physieke kracht en weinig verstand bezit, graag de mooie
boerinnatjes het hof maakt en zijn glas wijn meer dan voor een jongen graaf
passend is aan de lippen brengt. Verder Fleury de griffier en als
houtkooper algemeen bekend onder den naam van Pere Tonslew. Al gaande
weg verhaalt Ohnet ieders levensgeschiedenis, totdat graaf Robert ver
schijnt met een door, hem betrapten strooper Chassevent aan handen en
voeten gebonden die echter in den herberg door hem wordt losgelaten.
Uit de gesprekken verneemt Pascal Cavajan dat de familie de Claire
font bitter gehaat is in den omtrek en dat men hun ondergang voor
heeft ; het hoofd van het complot is de oude Cavajan, die nog een reke
ning te vereffenen heeft van jaren herwaarts met den markies de Clairfont.
Nu gaat Ohnet terug en wijdt een geheel hoofdstuk aan het omstan
dig verhaal van het. ontstaan der vijandschap tussehen den vader van Pas
cal en Antoinette.
't Is zooals men ziet dezelfde geschiedenis als cue van Jean Têterol i
den roman van Cherbuliez; meesterlijk is echter de oude markies
geteekend, die na een zeer stormachtige jeugd op zijn ouden dag zich ging
toeleggen op verbetering zijner gronden en exploitatie dor bosschen, een
manie van uitvindingen had zich van hem meester gemaakt. Hij droom
de van een zaagmachine en zonderde zich in zijn kabinet af, om schei
kundige proeven te nemen. Carvajan werkte hem in alles tegen; niets
werd door hem verzuimd, laster en leugen waren hem even welkom.
Pascal was advocaat geworden, en van hem verwachtte zjjn vader hulp
en steun voor zijn wraakzuchtige plannen.
Het overige laat zich gemakkelijk raden, de liefde doet zijn kunstig
ineengezet gebouw als een kaartenhuis ineenstorten, do markies was bijna
geheel geruïneerd door zijn uitvindingsmanie; Carvajan, die bovendien
hoop heeft uit de krijtgroeven, tot het kasteel der Ciairefonts la grande
Marnière behoorende, een fortuin te halen, weet zich als zijn eenige
schuldeischer op te werpen; verder wordt door zijn toedoen de ruwe
Robert van moord beschuldigd, gevangen genomen en voor de Cour
d'Assises gebracht. Eindelijk heeft hij zijn wraak in de hand maar
Pascil heeft aan de schoone Jonkvrouwe de Clairefont een. eerbiedige
liefde toegewijd, hij wil haar redden zonder eenige nagedachte, want zy
is verloofd, bij verlaat de zijde zijns vaders om het kasteel terug te koo*
koopen, den zoon te verdedigen; geen lezeres zal het verwonderen, dat
Antoinette, door zooveel liefde getroffen, haar verloving, die eigenlijk
geen verloving meer was, zaehtkens afbrak eu hem, als hij bereid is te
vertrekken met het troostelooze denkbeeld, dat hij nu overbodig is
geworde% haar liefde bekent en haar hand aanbiedt.
Het onderwerp,is lang niet nieuw, ook de personen zijn van conventie
niet vrij te pleiten; vooral vertoonen zij. een sprekende gelijkenis met
sommige hunner broeders fin zusters uit Ohnet's vorige romans. Zoo ia
Pascal (een Tugendheld) geheel en al naar het model geknipt van Severne
en den dengdzaraen ingenieur uit Serge Panine en vertoont tevens een
zekere gelijkenis met den Maitre des Forgea; Antoinette is een Blanche
do Cygne met iots van de fierheid der hoogadellijke Claire de Beanlieu
welke zij tegenover den laaggeborene, die haar in de verte durft aanbid
den, aan den dag legt.
Het grappige element wordt vertegenwoordigd door de freule Isabelle,
de schoonzuster van den markies, een door en door goed schepsel, zoo
dom, dat zij Hendrik IV voor den zoon van Hendrik III houdt en van
haar neef verklaart, dat hij paardrijdt als een bucentanrns, niet
afkeerig van mannelijke uitspanningen en zoo leelijk, dat zij zelf de meest
verwijderde gedachte aan kwaad niet in iemands brein laat opkomen;
zij ia vol van de grootheid der Ciairefonts en zoo toegevend voor
haar veelgeliefden neef, dat zij zelfs voor zijn
anti-afschaffings-liefhebbcrijen een vergoelijking uit de geschiedenis bij de hand heeft en daarmee
ecu historische kennis ten toon spreidt, die niet goed ia overeenstemming
is met hare vroeger vermelde onwetendheid. M. v. J*
(Slet volg).
DE SHAKESPEARE?MYTHE.
Al betwisten niet, waar het Shakespeare geldt, zeven steden elkaar de
eer, hem het leven gegeven te hebben, zooals met Homerus het geval
was, er is omtrent den grooten Engelschen dramaturg niet veel meer be
kend, dan ongeveer do plek waar zijn wieg ns stond, en onaangetast
is zelfs deze historische bijzonderheid niet. Gaat men na, hoe weinige
honderden jaren geleden Shakespeare bloeide en hoe zijn kunst, meer dan
eenigo andere, den kunstenaar een openbaar persoon doet zijn, dan is
die betrendelijke onbekefldheid en onzekerheid zeer opmerkelijk; het is
niet te verwonderen, dat zij op de verbeelding der lateren gewerkt heeft,
Da Shakespeare-legende heeft hare mostruositeiten en onzinnigheden, en
toch, om deze regelrecht voor ongegrond te verklaren is de voorraad
bewijsstukken even onvoldoende als om ze te verdedigen. Eene
Californisctie dame verklaarde onlangs, dat Shakespeare eene vrouw geweest was}
in 1802 werd in Chaniber's Journal de vraag gesteld of Shakespeare niet
een beschaafd en wijsgeerig dichter nevens zich had, wiens woorden b.jj
naar den smaak van zyn ruw publiek fatsoeneerde en beschaafde; een
ander vermoeden, als zouden een aantal ionge edelen van geest en kennis
hunno gezamenlijke voortbrengselen door den impresario Shakespeare
voor het publiek gebracht hebben, wint nog eene geheele school van
aanhangers.
Eene stelling, die zeer veel van zich heeft doen spreken, is die, welka
in 1852 door eene Amerikaansche jonge dame, Miss Delia Bacon, in
Putmans Magazine verkondigd werd. Volgens haar was Shakespeare de
zelfde als de groote natuuronderzoeker, wijsgeer en staatsman Lord Baco
van Veralam, die tal van geschriften van allerlei aard, maar allen door
verhevenheid van denkbeelden, ootspronkelijken en treffende vorm, en
uitgebreide keunis van zaken en volken uitmuntend had doen verschijnen.
Miss Bacon was geen afstammeling van den Kanselier, maar vatte voor
het denkbeeld een hartstocht op, die haar tot alles den moed gaf. In
Hamlet zag zij den sleutel tot eene grootsche wijsbegeerte, die Lord Baco
na zijne ongenade niet had durven verkondigen, on alzoo in romantische
wondersprenken gehuld had. Miss Delia ging naar Europa; zij had op
de eene of andere kabbalistische manier (misschien uit de
Yorickscène,) opgemaakt, dat de sleutel tot al de geheimen in Shakes«
peares graf moest rusten. Zij begaf zich naar Stratford-on-Avon, en
hield bij den kerkvoogd er op aan, dat haar het graf van Shakespeare
geopend zou worden. Dit is niet gebeurd; Miss Delia heeft er, naar men
meent, zelf van afgezien, maar uitte nu den wensch, in dat graf mede
begraven te worden. In Engeland bespot, zelfs beschimpt en hard be
handeld, vertrok zij weder naar Amerika, en stierf er in een gekkenhuis.
Hare meening heeft echter nog eene schaar van verdedigers; in een werk
van Henry Smith, Bacon and Shnkespeare, is het denkbeeld van Miss
Delia met talent en zaakkennis uitgewerkt; uit Lord Bacon's geschriften
en brieven werden gelijksoortige passages uitgezocht, en de ontdekking
van eau manuscript van den kanselier in het Britsch Museum leverde zoo
veel verrassends, dat de hypothese inderdaad verdedigbaar schijnt.
Eene andere school, welke Shakespeare zijnen roem niet gunt, is die,
welke onlangs weder in een omvangrijk boek van den Amerikaan
Appleton Morgan, 27(6 Shakespere Mylhse, hare uitdrukking heeft gevonden.