De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 14 juni pagina 7

14 juni 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No.416 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. die vóór d* eeuw der decentie geleefd, of althans haar invloed niet rechtBtreeks gevoeld hebben. Be Gids deed een poging om haar de denr te wysen in de beroemde beoordeeling van den Waienar door Bakhuijsen. Sedert. hebben vele anderen dien wenk herhaald, en de jongste vertooningea van den Warenar en het 2foortje doen zien dat zij al mooi in een hoek gedrongen is. ' Het verschil tnsschen de omstandigheden die beide herlevingen vergezel den, is _ een verschijnsel, dat, indien het door het bovenstaande eenigermate toegelicht mag heeten, belangrijker dan misschien eenig ander in onze litera tuurgeschiedenis van deze eeuw moet genoemd worden. Wel gaan bewegingen «la deze niet büschokken, maar het onderscheid tussehen de inzichten van het oudere en het jongere geslacht van dezen tijd is toch al bizonder groot. Die nog in ernst zou willen voorstellen een intrige te veranderen, omdat zij een ongepermitteerde liefdesgeschiedenis bevat, zou den indruk maken van met de nachtschuit te komen. Hoogstens zal men er over ns worden, woorden te veranderen, maar als het gaat zooals in de Bredero-commissie, zal er een steeds sterker partij zijn, dan die ouden tekst aan de opportunisten zoekt te ontweldigen en ongeschonden te bewaren. Te meenen dat de tijd zal uitblijven, dat ook de minderheid geheel ver dwijnt, is de oogeu sluiten voor de logica der dingen: is gelooven dat een rollende sneeuwbal kleiner wordt, dat de stroomende rivier morgenof o ver morgen zijn golven bronwaarts zal stuwen. F. v. d. G. (Slot Volgt). LA GRANDE MARNIÈRE VAN G. OHNET. Onder de Fransehe schrijvers van den tegenwoordigen tijd is er wel licht geen, die hier te lande zoo gaarne gelezen wordt wij hadden er haast bijgevoegd 200 gerust als George Ohnet. De reden is niet ver te zoeken. De schrijver vsin Serge Panine is op liet denkbeeld gekomen, dat er nog andere gevoelens zijn, die recht van bestaan hsbben en ds moeite van het analyseeven en beschrijven waard zijn, dan de verhouding tuasclien man, vrouw en een derde, welke bijna zonder uitzoncleriug het onderwerp is van de romans zijner landgenooien; hij vond dat een liefde, die rein, rochtmatig en edel was, onverschillig of zij tussehen ouders en kinderen, broers en zusters, echtgeaooten of verloofden bestond, wel plaats in een kunstwerk mocht vinden; hij begreep dat het lief en loed: in een huis* gezin ondervonden, mits het goed verteld werd, even onfeilbaar zou aan trekken en boeien als het vertoouen van scheeve verhoudingen en het verhalen van gebeurtenissen, die tot de clironique seandaleuse behooren. Velen blijven zelfs al lezende gaarne in fatsoenlijk gezelschap en koes teren een onoverwinnelijken afkeer voor alles, wat hen op onaangename wijze aandoet, waarom zij ook Zola liever niet lezen; voor dezulken wilde Ohtiet schrijven en hij had zich over zijn succes niet te beklagen. 't Schijnt echter, dat de lauweren, door I)elprit,Theurict, enz. gewonnen, Ohnet begeerlijker toe-:cbonen, en hij het ook aantrekkelijker vond, op het voetspoor van zoo velen, sdmldige liefde en verboden hartstocht te schetsen; zijn beide voorlaatste werken, la Comtcsse Sarah on Li-:e Fleuron, onder scheiden zich ten minste door niets, dan door hot moordere dramatische talent, van de meeste Fransche romans. Heeft Ohnet aan die twee werken minder genoegen beleefd dan aan zijn vorige, heeft men hem gewaar schuwd, het voetspoor zijner collega's niot to drukken en liever don eens ingeslagen weg to volgen, is ook financieel aan dien r.iad kracht bijgezet? Hoe 't zij, het jongste werk dat den titel draagt van la Grande Marnière" behoort geheel tot liet genre van Serge Paaine en Ie Maïtre des forges, zooals men oordecïen zal. De expositie is zwaas werk voor don heor Ohnet; hij mist den slag, welke den Frr>nschen anders zoo eigen is, op handige wijze den lezer in kemiisj.e brengen met de personen van zijn drama en met de gebeur tenissen, die van hit begin van het verhaal plaats hadden: des te meer is dit hier to betreuren, daar hij allen op uitstekende wijze reeds dade lijk in jKCilias ra voorde. Een jong mensen, wandelt op een zondagochtend door een boscli in Kormandië, raakt verdwaald en ontmoet eene schoone amazone wie hij om den weg vraagt; zij rijdt een poosje vriendelijk keuvelend naast ham voort, totdat hun wegen zich scheiden. Hij noemt zijn naam, plot seling betrekt haar gelaat en zij maakt met haar karwats een beweging a!s wilde zij de lucht tussehen hen beiden scheiden. Geen wonder ook: er bestaat doodelijke vijandschap tussehen beider geslacht, de amazone is Antoiuette de Clairefont, dochter van den adelijken eigenaar van Let landgoed la Grande Marnière, hij is de eenige zoon van den maire Carvajan, den vervolger en doodsvijand baars vaders en keert van een buitenlar.dsche reis terug. Zoo toekent zich reeds van de eerste bladzijden de strijd af, waaruit Ohnet zyn drama doet te voorschijn komen; een hef tige scène volgt in de herberg waar wij Antoinette's broeder Ilobert aantreffen, het type van een echten landjonker, een goedhartige reus, die veel physieke kracht en weinig verstand bezit, graag de mooie boerinnatjes het hof maakt en zijn glas wijn meer dan voor een jongen graaf passend is aan de lippen brengt. Verder Fleury de griffier en als houtkooper algemeen bekend onder den naam van Pere Tonslew. Al gaande weg verhaalt Ohnet ieders levensgeschiedenis, totdat graaf Robert ver schijnt met een door, hem betrapten strooper Chassevent aan handen en voeten gebonden die echter in den herberg door hem wordt losgelaten. Uit de gesprekken verneemt Pascal Cavajan dat de familie de Claire font bitter gehaat is in den omtrek en dat men hun ondergang voor heeft ; het hoofd van het complot is de oude Cavajan, die nog een reke ning te vereffenen heeft van jaren herwaarts met den markies de Clairfont. Nu gaat Ohnet terug en wijdt een geheel hoofdstuk aan het omstan dig verhaal van het. ontstaan der vijandschap tussehen den vader van Pas cal en Antoinette. 't Is zooals men ziet dezelfde geschiedenis als cue van Jean Têterol i den roman van Cherbuliez; meesterlijk is echter de oude markies geteekend, die na een zeer stormachtige jeugd op zijn ouden dag zich ging toeleggen op verbetering zijner gronden en exploitatie dor bosschen, een manie van uitvindingen had zich van hem meester gemaakt. Hij droom de van een zaagmachine en zonderde zich in zijn kabinet af, om schei kundige proeven te nemen. Carvajan werkte hem in alles tegen; niets werd door hem verzuimd, laster en leugen waren hem even welkom. Pascal was advocaat geworden, en van hem verwachtte zjjn vader hulp en steun voor zijn wraakzuchtige plannen. Het overige laat zich gemakkelijk raden, de liefde doet zijn kunstig ineengezet gebouw als een kaartenhuis ineenstorten, do markies was bijna geheel geruïneerd door zijn uitvindingsmanie; Carvajan, die bovendien hoop heeft uit de krijtgroeven, tot het kasteel der Ciairefonts la grande Marnière behoorende, een fortuin te halen, weet zich als zijn eenige schuldeischer op te werpen; verder wordt door zijn toedoen de ruwe Robert van moord beschuldigd, gevangen genomen en voor de Cour d'Assises gebracht. Eindelijk heeft hij zijn wraak in de hand maar Pascil heeft aan de schoone Jonkvrouwe de Clairefont een. eerbiedige liefde toegewijd, hij wil haar redden zonder eenige nagedachte, want zy is verloofd, bij verlaat de zijde zijns vaders om het kasteel terug te koo* koopen, den zoon te verdedigen; geen lezeres zal het verwonderen, dat Antoinette, door zooveel liefde getroffen, haar verloving, die eigenlijk geen verloving meer was, zaehtkens afbrak eu hem, als hij bereid is te vertrekken met het troostelooze denkbeeld, dat hij nu overbodig is geworde% haar liefde bekent en haar hand aanbiedt. Het onderwerp,is lang niet nieuw, ook de personen zijn van conventie niet vrij te pleiten; vooral vertoonen zij. een sprekende gelijkenis met sommige hunner broeders fin zusters uit Ohnet's vorige romans. Zoo ia Pascal (een Tugendheld) geheel en al naar het model geknipt van Severne en den dengdzaraen ingenieur uit Serge Panine en vertoont tevens een zekere gelijkenis met den Maitre des Forgea; Antoinette is een Blanche do Cygne met iots van de fierheid der hoogadellijke Claire de Beanlieu welke zij tegenover den laaggeborene, die haar in de verte durft aanbid den, aan den dag legt. Het grappige element wordt vertegenwoordigd door de freule Isabelle, de schoonzuster van den markies, een door en door goed schepsel, zoo dom, dat zij Hendrik IV voor den zoon van Hendrik III houdt en van haar neef verklaart, dat hij paardrijdt als een bucentanrns, niet afkeerig van mannelijke uitspanningen en zoo leelijk, dat zij zelf de meest verwijderde gedachte aan kwaad niet in iemands brein laat opkomen; zij ia vol van de grootheid der Ciairefonts en zoo toegevend voor haar veelgeliefden neef, dat zij zelfs voor zijn anti-afschaffings-liefhebbcrijen een vergoelijking uit de geschiedenis bij de hand heeft en daarmee ecu historische kennis ten toon spreidt, die niet goed ia overeenstemming is met hare vroeger vermelde onwetendheid. M. v. J* (Slet volg). DE SHAKESPEARE?MYTHE. Al betwisten niet, waar het Shakespeare geldt, zeven steden elkaar de eer, hem het leven gegeven te hebben, zooals met Homerus het geval was, er is omtrent den grooten Engelschen dramaturg niet veel meer be kend, dan ongeveer do plek waar zijn wieg ns stond, en onaangetast is zelfs deze historische bijzonderheid niet. Gaat men na, hoe weinige honderden jaren geleden Shakespeare bloeide en hoe zijn kunst, meer dan eenigo andere, den kunstenaar een openbaar persoon doet zijn, dan is die betrendelijke onbekefldheid en onzekerheid zeer opmerkelijk; het is niet te verwonderen, dat zij op de verbeelding der lateren gewerkt heeft, Da Shakespeare-legende heeft hare mostruositeiten en onzinnigheden, en toch, om deze regelrecht voor ongegrond te verklaren is de voorraad bewijsstukken even onvoldoende als om ze te verdedigen. Eene Californisctie dame verklaarde onlangs, dat Shakespeare eene vrouw geweest was} in 1802 werd in Chaniber's Journal de vraag gesteld of Shakespeare niet een beschaafd en wijsgeerig dichter nevens zich had, wiens woorden b.jj naar den smaak van zyn ruw publiek fatsoeneerde en beschaafde; een ander vermoeden, als zouden een aantal ionge edelen van geest en kennis hunno gezamenlijke voortbrengselen door den impresario Shakespeare voor het publiek gebracht hebben, wint nog eene geheele school van aanhangers. Eene stelling, die zeer veel van zich heeft doen spreken, is die, welka in 1852 door eene Amerikaansche jonge dame, Miss Delia Bacon, in Putmans Magazine verkondigd werd. Volgens haar was Shakespeare de zelfde als de groote natuuronderzoeker, wijsgeer en staatsman Lord Baco van Veralam, die tal van geschriften van allerlei aard, maar allen door verhevenheid van denkbeelden, ootspronkelijken en treffende vorm, en uitgebreide keunis van zaken en volken uitmuntend had doen verschijnen. Miss Bacon was geen afstammeling van den Kanselier, maar vatte voor het denkbeeld een hartstocht op, die haar tot alles den moed gaf. In Hamlet zag zij den sleutel tot eene grootsche wijsbegeerte, die Lord Baco na zijne ongenade niet had durven verkondigen, on alzoo in romantische wondersprenken gehuld had. Miss Delia ging naar Europa; zij had op de eene of andere kabbalistische manier (misschien uit de Yorickscène,) opgemaakt, dat de sleutel tot al de geheimen in Shakes« peares graf moest rusten. Zij begaf zich naar Stratford-on-Avon, en hield bij den kerkvoogd er op aan, dat haar het graf van Shakespeare geopend zou worden. Dit is niet gebeurd; Miss Delia heeft er, naar men meent, zelf van afgezien, maar uitte nu den wensch, in dat graf mede begraven te worden. In Engeland bespot, zelfs beschimpt en hard be handeld, vertrok zij weder naar Amerika, en stierf er in een gekkenhuis. Hare meening heeft echter nog eene schaar van verdedigers; in een werk van Henry Smith, Bacon and Shnkespeare, is het denkbeeld van Miss Delia met talent en zaakkennis uitgewerkt; uit Lord Bacon's geschriften en brieven werden gelijksoortige passages uitgezocht, en de ontdekking van eau manuscript van den kanselier in het Britsch Museum leverde zoo veel verrassends, dat de hypothese inderdaad verdedigbaar schijnt. Eene andere school, welke Shakespeare zijnen roem niet gunt, is die, welke onlangs weder in een omvangrijk boek van den Amerikaan Appleton Morgan, 27(6 Shakespere Mylhse, hare uitdrukking heeft gevonden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl